Simone Weil lezen is als het ware aanwezig zijn op een intellectuele boksmatch tussen een jonge vrouwelijke auteur die de vrijheid zeer hoog in het vaandel voert en de geschriften van Marx waarin hij en zijn volgelingen vaak zwaar, maar altijd zeer to the point getackeld worden. De nagelaten teksten die door Johnny Lenaerts keurig vertaald en van bijna 200 informatieve aantekeningen werden voorzien, geven een mooi beeld van het zoekende denken van een jonge filosofe die in de jaren dertig vragen aansneed rond onderdrukking en vrijheid die een kleine eeuw later nog steeds zeer relevant zijn. Met dank aan de goed gevulde kelder van de uitgever.
Neen, dit is geen boek van de illustere politica Simone Veil die nu in Frankrijk gevierd wordt, maar van haar veel minder bekende, bijna naamgenote Simone Weil. Thomas Decreus schrijft in zijn inleiding dat je in de Lage Landen als filosoof kunt afstuderen zonder ooit van de naam Simone Weil gehoord te hebben. Dat is ongetwijfeld zo. Ik heb het zelf ervaren.
De kleine Nederlandse Kelderuitgeverij deed andermaal waar zij zeer goed in is: zij haalde een aantal van Weils niet meer verkrijgbare teksten uit de archieven van de geschiedenis en stak ze met de onschatbare hulp van de vertaler Johny Lenaerts in een nieuw kleedje.
Grillig parcours
Who is who? Deze veel te jong gestorven Franse filosofe leefde van 1909 tot 1943. Simone Weil, van Joodse origine en afkomstig uit een gegoed milieu, studeerde aan de École normale supérieure bij de filosoof Alain bij wie ook Jean-Paul Sartre en Simone de Beauvoir studenten waren. Zij werd politiek actief vanuit een sterk besef voor rechtvaardigheid. Ondanks lichamelijke problemen werkte ze in 1935 acht maanden lang in fabrieken om het lot van de arbeiders te delen. Dat lukte niet altijd zo best. Later nam ze ook deel aan de Spaanse Burgeroorlog (1936-1939), maar ze moest al snel terugkeren na een ongeluk waarbij zij zware brandwonden opliep. In dezelfde periode bekeerde Weil zich tot het rooms-katholieke geloof, maar zij ging niet zover dat zij zich liet dopen. In 1940 vluchtte ze uit Parijs en kwam ze via Marseille, waar zij twee jaar verbleef, en New York in Engeland terecht. Daar moest zij worden behandeld voor tuberculose, waaraan zij uiteindelijk op 34-jarige leeftijd in een sanatorium te Ashford overleed.
Een Don Quichote
Dat, en nog veel meer, verneem je als lezer uit de inleidingen van Thomas Decreus over de politieke filosofie van Weil en van vertaler Johny Lenaerts die haar een pionier van het ecologisch bewustzijn noemt. Tijdens haar leven publiceerde Weil slechts enkele artikelen en daarvan werden in deze bundel zeven politieke en theoretische teksten opgenomen die tussen 1931 en 1943 werden geschreven en die een stukje van het grillig, maar boeiend filosofisch en politiek denken van, zoals Georges Bataille haar noemt, die Don Quichotte que l’impossible attirait, weer tot leven brengt. In het korte leven dat haar maar beschoren was, legde Weil een ongewone filosofische weg af: van een kritisch marxistisch geïnspireerd denker die in haar zoektocht naar het opheffen van onderdrukking (zonder daarom aan vrijheid te moeten inboeten) zeker geïnspireerd werd door anarchistische uitgangspunten, belandde zij uiteindelijk in een religieus geïnspireerd personalisme.
Marx als punchbal
In de langste tekst ‘Over de oorzaken van Vrijheid en Maatschappelijke Onderdrukking’, maar ook in de andere wierp zij zich op als een scherpzinnige criticus van Marx. Met de teksten van die grote man uit de 19de eeuw had zij blijkbaar een behoorlijk eitje te pellen. Vaak gebruikt zij hem als punchbal om haar eigen denken te ontwikkelen. Weil lezen is vaak aanwezig zijn op een intellectuele boksmatch tussen een jonge, vrouwelijke auteur die de vrijheid zeer hoog in het vaandel voert en de geschriften van Marx waarin hij en zijn volgelingen vaak zwaar, maar altijd zeer to the point getackeld worden. Zo heeft Weil helemaal geen hoge pet op van de wetenschappelijke Marx. Volgens haar bestaat er een duidelijke, opvallende tegenstelling tussen de analysemethode van Marx en zijn conclusies. Polemisch schrijft zij: ‘Dat hoeft niet te verbazen: hij heeft de conclusie vóór de methode uitgewerkt.’ (p. 201).
In haar tekst ‘Over de contradicties van het marxisme’ spreekt zij over ‘valse wetenschappelijke verklaringen’ die bedolven worden onder ‘een messianistische welbespraaktheid’. (209) Over dat messianistische karakter van Marx en het ‘mythologisch karakter van de socialistische literatuur’ is Weil helemaal niet te spreken. Luister maar naar haar cynische woorden: ‘Men mag ongetwijfeld nog altijd geloven dat het socialisme overmorgen aanbreekt, en van dat geloof een plicht of een deugd maken: zolang men dag na dag onder overmorgen de tweede dag na vandaag verstaat, zal men zeker nooit tegengesproken worden, maar een dergelijke opvatting verschilt weinig van die van rechtschapen mensen die bijvoorbeeld in het Laatste Oordeel geloven.’(p. 164).
Weil verwijt Marx vooral zijn determinisme en eschatologisch denken wat niets met wetenschap en alles met geloof te maken heeft. Die kritiek is ook sterk aanwezig in het werk van denkers zoals de Gentse ethicus en filosoof Ronald Commers die al lang waarschuwt voor de gevaarlijke visie van Marx waarin de voorspelling van wat onafwendbaar komen zal – het gereveleerde eindpunt – al in het historische proces zelf verborgen ligt. ‘Laten wij een socialisme verdedigen dat bevrijd wordt van het eschaton; laat ons uit naam van het socialisme de emanciperende, ontvoogdende en bevrijdende praxis plaatsen tegen het eschaton.’ Het pad naar de communistische of een andere hemel, schrijft Commers, wordt doorkruist door duizend wegeltjes die in rechte lijn naar de hel voeren. De voorbeelden hiervan zijn legio. Weil trekt in haar teksten die zij schreef in de jaren dertig dan ook fel van leer tegen het stalinisme. ‘Sinds haast vijftien jaar regeert er op een zesde van de aarde een staat die even repressief is als elke andere staat, en die nog een kapitalistische staat noch een arbeidersstaat is.’ Á bon entendeur salut.
Zoals ook inleider Thomas Decreus aangeeft, is er in de teksten van Weil vaak een pessimistische ondertoon aanwezig. Volgens haar is de maatschappelijke orde in essentie slecht – ‘om welke orde het ook moge gaan’. En even verder schrijft ze: ‘De strijd tussen medeburgers spruit niet voort uit een gebrek aan begrip of aan goede wil; ze hangt af van de aard der dingen en kan niet gekalmeerd, maar verstikt worden door dwang.’ (p. 199) Daarom pleit ze voor een ‘politiek van het minste kwaad’. Dat is het beste waarop we kunnen hopen. Een revolutie –‘Wat is dat?’ vraagt ze zich af – verwijst ze naar het rijk der fabels of naar bloedige periodes in de geschiedenis.
Een ontregelde horloge
Vrolijk word je niet van ‘Onderdrukking en vrijheid’, maar dat is ook niet wat je van een filosoof moet verwachten. Wél tegendraads denken en dat doet de jonge Weil zeker en met verve als ze een polemiek aangaat met de oude Marx. Terloops schrijft ze: ‘Maar ook Marx is ons niet zo dierbaar als de waarheid’. (p. 170)
Het vrije denken van Weil staat bol van de spanningen en van de contradicties en heeft zich door haar ziekte jammer genoeg niet verder kunnen ontwikkelen. In 2007 schreef Antoine Perraud in Mediapart naar aanleiding van de 100-jarige geboorte van Simone Weil: ‘Simone Weil begrijpen is erkennen dat deze ‘vurige waanzinnige’ (cette ardente vésanique) niet te klasseren en volstrekt autonoom is. Descartes die haar zo lief was zei het goed: een ontregelde horloge vormt geen uitzondering op de wetten van de horloges, maar het is wel een verschillend mechanisme dat aan zijn eigen wetten gehoorzaamt.’
De nagelaten teksten die door Johnny Lenaerts keurig vertaald en van bijna 200 informatieve aantekeningen werden voorzien, geven een mooi beeld van het zoekende denken van een jonge filosofe die in de jaren dertig vragen aansneed rond onderdrukking en vrijheid die een kleine eeuw later nog steeds zeer relevant zijn. ‘Onderdrukking en vrijheid’ is geen page turner, maar een boeiend studieboek voor wie geïnteresseerd is in politieke filosofie. Met dank aan de goed gevulde kelder van de uitgever.