Het is al bij al verbijsterend en hopelijk wordt het ook goed onderzocht. Hoe komt het dat er zo’n grote bijval was voor de protesterende boeren? Het werd gezegd en geschreven, mochten de milieubewegingen havens en wegen blokkeren, het waterkanon zou veel sneller zijn ingezet.
Wat ook geweten is: de boeren vormen alles behalve een homogene groep. Spreken over ‘de boeren’ kan nooit tot een juiste analyse leiden. Sommige klachten zijn zeer terecht, andere zaken verliezen we toch best niet meteen uit het oog. Hoe nog steeds één derde van de hele EU-begroting naar de landbouwsector gaat, hoe die papiermolen er is gekomen wegens al té veelvoudige en flagrante fraude, hoe pesticiden echt uit het milieu moeten verdwijnen, hoe de landbouwsector praktisch bij elke milieuwet een uitzondering krijgt of hoe de grote hoeveelheden graan uit Oekraïne de markt volledig hebben verstoord.
Dus ja, er mag ook best met de vinger naar de Europese Unie worden gewezen, maar de grote schuldige is daar niet te vinden. En ja, de Europese Commissie is decennia geleden al begonnen met hervormingen aan het landbouwbeleid om de sector milieuvriendelijker te maken. Het spreekt voor zich dat landbouw en natuur samen gaan, daaraan twijfelen is zoals het licht van de zon willen ontkennen.
Feit is wel dat de landbouwsector nooit mocht zijn opgenomen in de vrijhandelsovereenkomsten van de WTO in 1995. Landbouw produceert voeding en dat is geen handelswaar zoals auto’s of computers. Men kan regels voor de bescherming van dierenwelzijn opstellen, maar moeten levende dieren echt van het ene continent naar het andere worden verscheept omdat de douanetarieven dan lager liggen? En wat voor zin heeft het om kippen in te voeren uit Brazilië en andere kippen weer uit te voeren naar, zeg maar, Egypte? En wie is de klachten vergeten van de dumpingprijzen waarmee de Europese landbouwsector de Afrikaanse markt overspoelt en de boeren ginder de das om doet?
Kortom, veel klachten van veel boeren zijn terecht, zoals de té grote marges van de distributiesector, maar er kunnen ook veel klachten jegens veel boeren worden geuit. De sector is zeer divers. En echt, er zijn nog steeds goed rijke boeren.
Tenslotte, de nostalgische berichten die ik nu lees over ‘vroeger’ – ‘hoog op de gele wagen’! – zijn redelijk misplaatst. Echt kleine familiebedrijfjes kunnen nog moeilijk rendabel zijn, een goed georganiseerde biosector kan dat wel zijn. En ja, wellicht moeten we iets meer betalen voor onze voeding.
Samenhang
Dat er vragen kunnen rijzen over de verenigbaarheid van landbouw en milieu heeft veel te maken met de samenhang tussen verschillende beleidssectoren. Goede landbouw ís milieubeleid, maar bij de Europese Unie, en ook nationaal, wordt té weinig rekening gehouden met hoe diverse beslissingen op elkaar moeten worden afgesteld.
Net vóór kerstmis werd in de Europese Raad een akkoord gevonden over de nieuwe begrotingsregels voor de Europese Unie en de Eurolanden daarin.
Kent U ze nog? De ‘Maastricht criteria’? Er is jarenland erg veel om te doen geweest, terecht, en nu gaan de beslissingen bijna geruisloos over de toonbank.
Basisregel: de schuldenlast van Lidstaten mag niet meer bedragen dan 60 % van het bruto binnenlands product en het begrotingstekort moet onder de 3 % van datzelfde BBP blijven. We schreven 1992. Een kleine tien jaar later werd de Euro echt ingevoerd, er kwam later een Stabiliteits- en Groeipact bij, een 6-pack, een 2-pack, met ‘economisch bestuur’ werd een semesterregulering ingevoerd. In 2012 kwam er een heus ‘Verdrag voor Stabiliteit, Coördinatie en Bestuur’ in de Economisch Monetaire Unie, afgekort het Begrotingspact.
Anti’s schreeuwden moord en brand over de aanslag op de soevereiniteit van landen, en het klopt dat wie mee wil in de Euro, het beleid ook moet afstellen op dat van andere landen. Een monetaire Unie verdraagt uiteraard geen al te grote divergentie. Wie de Euro wil, kan niet anders dan ook gemeenschappelijke regels aanvaarden.
De vraag is uiteraard wel: wélke regels? Daar knelt het schoentje, want de hele economisch-monetaire unie heeft een uitgesproken neoliberaal karakter en houdt geen rekening met de vaak uiteenlopende behoeften van landen. De regels zijn bovendien in alle omstandigheden gelijk en gaan nooit tegen de conjunctuur in (‘counter-cyclical’). Of met andere woorden, en dit is een bezwaar tegen alle maatregelen voor zogenaamde ‘structurele aanpassingen’ zoals ook die van het IMF, je kan er geen enkele crisis mee oplossen, alleen een eventuele crisis nog verergeren. Méér besparen en nóg besparen als er al een groot tekort is, betekent méér economische en sociale ellende. Denk aan de crisis in Griekenland toen het land bijna uit de Euro werd gewipt. Er werd voor geen millimeter geflexibiliseerd.
Toen kwam COVID. Alle landen wilden maatregelen nemen om de bevolking te beschermen en een zware recessie te vermijden. De regels werden tijdelijk in de koelkast gestopt en de regeringen konden overheidssteun geven aan de bevolking én aan de bedrijven om het hoofd boven water te houden. Dat heeft goed gewerkt en de Europese Unie is erin geslaagd de pandemie te overleven zonder al te veel kleerscheuren. Maar ook met het besef dat de regels moesten veranderen. Dat er meer ruimte moest komen voor overheidsinvesteringen die de groei konden bevorderen, het stond al lang op de agenda.
Meer van hetzelfde
In april 2023 diende de Commissie tenslotte een voorstel in waarover het hele jaar werd onderhandeld. Een deel van het akkoord moet nu nog worden voorgelegd aan het Europees Parlement, maar niemand verwacht dat er nog iets wezenlijks aan verandert. Een groot bezwaar tegen de hele regeling is inderdaad de niet-transparante manier waarin tijdens de verschillende fasen wordt gewerkt en het ontbreken van een echt democratische inspraak van het Parlement. Niet vergeten echter dat de nationale regeringen wél nauw betrokken zijn bij elke stap in de besluitvorming.
Er verandert echter bijzonder weinig aan de oude criteria. De 60 % en de 3 % blijven van toepassing. Wel verdwijnt de algehele toepassing ervan op dezelfde manier voor alle landen. Er zal voortaan rekening kunnen gehouden worden met specifieke behoeften van de Lidstaten. Van hen wordt nu verwacht dat ze een middellange-termijn begrotingsplan voorleggen, voor een periode van 4 tot 5 jaar. Bovendien kunnen de aanpassingsperiodes verlengd worden, op voorwaarde tenminste dat Lidstaten zich vastpinnen op structurele hervormingen. En wie in een buitensporige tekort-procedure zit (‘excessive deficit procedure’ ofte EDP) moet jaarlijks korten met 0,5 % van het BBP. Wanneer de overheidsschuld te groot is (boven de 90 % van het BBP) moet met 1 % per jaar verminderen. Wie tussen de 60 en 90 % zit, moet met 0,5 % per jaar verminderen.
Kortom, het is méér van hetzelfde, méér soberheid, minder overheidsuitgaven. Theoretisch blijft het mogelijk voor de Lidstaten om de belastingen te verhogen, maar wie zou dit durven doen? Het is natuurlijk wel zo dat er in feite heel wat flexibiliteit mogelijk is en er afspraken gemaakt worden tussen de Europese Commissie en de nationale regeringen, maar de neoliberale filosofie blijft wel overeind. Er moet bespaard worden. Men gaat volledig voorbij aan het feit dat overheidsinvesteringen een bron van groei kunnen zijn.
Bezwaren
Ten eerste is er het al vermelde democratisch tekort, volledig aansluitend bij het neoliberalisme. Tenslotte is één van de doelstellingen daarvan de economie volledig aan het democratisch proces te onttrekken, en dat gebeurt ook. Men kan het principe van de gemeenschappelijke regels aanvaarden, moeilijker is het dit stramme stramien en het gebrek aan transparantie er bij te nemen. Blijkbaar is er nog steeds té weinig vertrouwen tussen de Lidstaten en blijven landen als Duitsland en Nederland – maar ze zijn niet de enigen – de mediterrane landen als potverteerders beschouwen.
Ten tweede, het gaat hier niet om economische wetmatigheden maar om een duidelijke politieke keuze. Men had ook kunnen kiezen voor meer solidariteit, zoals met de grote lening van 750 miljard Euro die tijdens de COVID-crisis werd aangegaan. Maar neen, besparen zullen we. Minder uitgeven zullen we. Wat het gevolg daarvan ook is.
Drie, en hiermee komen we weer bij de boeren terecht. Er is een economisch-monetaire unie, er is economisch bestuur en daarnaast een hele rits beleidsbeslissingen waarvoor geen cent meer voorhanden is. Voor de ecologische transitie verwacht men uitgaven die van 3 tot 5 % van het BBP kunnen oplopen. Voor de uitvoering van de Europese Pijler van Sociale Rechten is minstens 1 % van het BBP nodig. Voor meer defensie-uitgaven, zowat 2 % van het BBP. Waar moet dat geld vandaan komen? Of met andere woorden er is geen enkele samenhang tussen dit economisch bestuur met zijn begrotingsregels en het beleid dat diezelfde Europese Unie wil gaan voeren. Dat moét mislopen. Defensie is bovendien de enige sector die wordt vermeld om rekening mee te houden bij het evalueren van een eventuele ‘excessive deficit’ procedure.
De Franse President Macron sprak enkele jaren terug over de Maastricht criteria als over een ‘debat van vorige eeuw’. Hij had ongelijk. De zuiver door ideologie geïnspireerde maatregelen blijven gelden en er is véél te weinig aandacht voor de zo noodzakelijke overheidsinvesteringen. In Duitsland besliste het Grondwettelijk Hof bovendien dat 60 miljard Euro die nog in het goedgekeurde Covid-fonds zat, niet mag worden gebruikt voor het klimaatfonds. Dat heeft alles te maken met de grondwettelijk vastgelegde ‘Schuldenbremse’ van maximaal 0,35 % van het BBP. Duitsland zal verder de broekriem moeten aansnoeren.
Hoe dit afloopt is vrij voorstelbaar. Het werd al vastgesteld in tal van landen in het Zuiden, denk aan Argentinië. Besparen en minder uitgeven, het leidt tot recessie. Vandaag komen de boeren op straat, hoe lang duurt het voor andere groepen hetzelfde gaan doen, zeker als er nog wat meer cijfers bekend raken over de decadente rijkdom en de ongelijkheid in deze wereld. Sommige economen aarzelen niet om over een situatie te spreken die vergelijkbaar is met die van de jaren ’30 van vorige eeuw. We weten hoe dat is afgelopen.
Misschien gaat de vergelijking niet op, maar ergens zijn de boeren wel degelijk de kanariepieten van de Europese conjunctuur. Het Europees Parlement organiseerde een Conferentie over de toekomst van de Europese Unie en vroeg om vergaande hervormingen en liefst ook verdragswijzigingen. Het verslag werd meteen verticaal geklasseerd. Er is geen geld, maar er werd wel besloten om uitbreidingsonderhandelingen te beginnen met enkele landen uit Oost-Europa, waaronder Oekraïne. Iedereen weet dat het land nog jáááren nodig heeft om aan de Europese normen te kunnen voldoen. Hun landbouwsector integreren zou bovendien de gewisse dood van de kleinschaliger landbouw in het Westen betekenen. Willen we dat?
De Europese Unie heeft vandaag geen soberheid nodig, maar groei, solidariteit en democratie om een goed evenwicht te kunnen bereiken tussen begrotingsbeleid, milieutransitie en sociaal beleid. De Lidstaten maakten een andere keuze en hun maatregelen zijn allesbehalve coherent. Dit kan enkel leiden tot méér meningsverschillen, méér divergentie en minder integratie. Op een ogenblik dat de geopolitieke verhoudingen zwaar aan heet schuiven zijn, is dit geen goed vooruitzicht.