De opwarming van de aarde en de uitputting van de fossiele brandstoffen brengen een zoektocht op gang naar alternatieve energiebronnen. Zeer beloftevol voor het transport lijken wel de biobrandstoffen. Ze zouden veel minder impact hebben op het milieu, honderdduizenden jobs in Europa creëren en bovendien Europa minder afhankelijk maken van kostelijke, externe energieleveranciers. Maar wat zijn de effecten op het milieu, voedselveiligheid en de Noord-Zuid verhouding?
Tegen 2020 moeten biobrandstoffen 10% uitmaken van de brandstoffen voor transport in de EU. Productie op grote schaal dus, mét grote gevolgen voor de wereldwijde voedselveiligheid, voedselprijzen, Noord-Zuid verhoudingen en het milieu. In de EU is de transportsector goed voor 30% van het totale energieverbruik. Op dit terrein valt dus een grote milieuwinst te maken. Daarom besliste de EU met de Richtlijn biobrandstoffen (2003) dat 5,75% van de brandstoffen tegen 2010 uit biobrandstoffen (bb) moet bestaan. Tegen 2020 moet dat aandeel stijgen tot 10%. Bb zijn een ideaal substituut voor petroleum volgens Shell, er dient nl. niet overgeschakeld te worden op een ander concept voor de transportindustrie. Als dat deze overschakeling samen gaat met energiezuiniger transport, zodat het totale verbruik niet blijft stijgen, is de milieuwinst evident op het eerste zicht.
In het kort: wat zijn biobrandstoffen?
Eerste generatie biobrandstoffen zijn voedselgewassen zoals maïs, sojabonen, suikerriet, koolzaad, palmolie,… Door persing verkrijgt men pure plantolie (PPO). Door fermentatie en distillatie bekomt men biodiesel, bio-ethanol of biogas. Dit is een ingewikkelder en meer energieverslindend procédé dat bovendien vrij grote investeringen vraagt.
Voordeel is dat het over een vrij goedkope technologie gaat en geen tot weinig aanpassing vergt van de bestaande motoren. Ze zouden een CO2-voordeel opleveren t.o.v. van aardolie. Tot de tweede generatie biobrandstoffen behoren snelgroeiende houtsoorten zoals wilg en populier, energiemaïs, snelgroeiende grassen, hennep en landbouwafval. Hier is het voordeel dat er een veel hoger rendement kan worden bereikt en ze veel meer energie per hoeveelheid grondstoffen opleveren met minder broeikasgassen. Nadeel is dat het om een duurder eindproduct gaat (minstens twee keer zo duur als aardolie) en dat ingewikkelde en dure productieprocessen nog zo’n 10 jaar onderzoek impliceren.
Kan de geïndustrialiseerde wereld zelfvoorzienend zijn?
De eerste generatie bb, vandaag voorhanden en economisch rendabel, is gebaseerd op traditionele landbouwgewassen zoals graan, maïs, koolzaad en palmolie. Uit 10.000ha koolzaad bijvoorbeeld kan men jaarlijks 12,5 miljoen liter olie halen, goed voor zo’n 12.000 auto’s of 0,5% van het Belgische wagenpark. Wil de EU de doelstelling van 2010 halen (5,75%) dan is er zo’n 17 miljoen hectare nodig, zowat 16,5% van het totale Europese landbouwareaal! Volgens de Boerenbond betekent dit voor België 260.000 ha (op een totaal van 620.000 ha) landbouwareaal om de 5,75% te halen. Dat er voor de EU grondstoffen en/of bb geïmporteerd zullen moeten worden uit het buitenland lijkt onvermijdelijk.
In de VS concentreert men zich vooral op de ethanolproductie, gebaseerd op graansoorten zoals maïs. De Renewable Fuels Standard (2006) mikt op 30 miljard liter ethanolproductie tegen 2012, een verdubbeling van de huidige productie, op zich al een verdubbeling sedert 2002. Er zijn al 119 ethanolfabrieken actief in de VS en 89 meer in aanbouw. Er wordt dus volop geïnvesteerd in de bb-industrie, waarnemers spreken van een nieuwe goudkoorts: iedereen wil een graantje meepikken van deze zeer winstgevende zaak. Maïs en koolzaad verdringen vandaag petroleum en koper als favoriete grondstoffen bij beleggers. Niet verwonderlijk want een combinatie van VS-subsidies voor bio-ethanol (13 dollarcent per liter tot 2010) en hoge petroleumprijzen garanderen mooie winsten.
Brazilië werd in 2006 door de VS nipt geklopt als koploper in de ethanol productie: 16 miljard liter. Maar Brazilië blijft het toonaangevend voorbeeld van een land dat al een substantieel deel (een vijfde) van zijn eigen transportbrandstoffen zelf produceert: ethanol uit suikerriet.
Te verwachten: prijsstijgingen
In 2006 stegen de voedselprijzen gevoelig en sneller dan andere producten. Enerzijds valt dit te verklaren door de(tijdelijke?) productieschommelingen ten gevolge van droogtes en verminderde voorraden ten gevolgen van een veranderend landbouwbeleid. Anderzijds begint de toegenomen concurrentie tussen bb en voedselvoorziening zich voelbaar te manifesteren. De wereldwijde hoeveelheid landbouwareaal is immers beperkt en de vraag neemt toe: niet alleen voedselconsumenten maar nu ook brandstofconsumenten dingen naar dezelfde producten.
De graanprijzen stegen ondertussen met meer dan een kwart. De VS had 55 miljoen ton maïs nodig in 2006 (een vijfde van de totale VS-productie) om (slechts) in 3% van haar binnenlandse brandstofvraag te kunnen voorzien. Maar de VS vertegenwoordigt tevens 70% van de maïsexport. Maïsimporterende landen alsook de lokale vlees- en gevogelte-industrie krijgen dus zware concurrentie van het transport in de VS: tegen 2016 zal een derde van de maïsproductie naar ethanolproductie gaan. China zal tegen 2016 4 miljard bio-ethanol produceren, een verdriedubbeling tov 206. Maar ook de EU zal miljoenen tonnen graan nodig hebben om haar bio-ethanolproductie op te drijven. Ook de prijs van bier zal dus in de nabije toekomst stijgen. De agro-industrie neemt zich voor om efficiënter te werken om het prijseffect voor de consumenten te minimaliseren, benieuwd wat dat betekent voor de arbeiders.
De suikerprijzen zijn zowat verdubbeld. Niet verwonderlijk want Brazilië, de grootste suikerproducent en –exporteur gebruikt de helft van haar productie om bio-ethanol te produceren. En toch is de verdubbeling van de prijs het gevolg van de andere bestemming van slechts een tiende van de wereldwijde suikerproductie. Tegen 2016 wil Brazilië 44 miljard liter ethanol produceren uit suikerriet, een verdrievoudiging van de huidige productie!
… en problemen voor de voedselveiligheid
Voor de boeren in het Zuiden zouden hogere prijzen op de wereldmarkt hogere opbrengsten kunnen betekenen. Een goede zaak volgens sommige waarnemers. Maar de vrees is echter reëel dat de boeren die meeropbrengst aan de andere kant weer verliezen omdat ze voor alle basisproducten ook meer zullen moeten betalen. Sociale onrust loert om het hoekje. In Mexico stijgt de maïsproductie ten voordele van de bio-ethanol productie in de VS, ten nadele van de maïsproductie bestemd voor het basisbestanddeel van de gewone Mexicaan z’n dieet: tortilla’s. De Mexicaanse regering heeft een maximumprijs moeten introduceren voor maïs om de sociale onrust te temperen.
Een massale productie van biobrandstoffen zal dus verregaande gevolgen hebben voor de voedselveiligheid en de verdere marginalisatie van de armsten. Van de 2 miljard armste mensen besteden er velen meer dan de helft van hun inkomen aan het kopen van voedsel. Pech dus voor de bevolking van de ontwikkelingslanden: zij worden letterlijk het slachtoffer van onze honger naar brandstoffen. Maar wanneer de bevolking honger leidt kan de politieke stabiliteit in lage inkomenslanden zoals Mexico maar ook Egypte, Nigeria en Indonesië -die afhankelijk zijn van de graanimport- ook in het gedrang komen.
Zijn biobrandstoffen wel zo milieuvriendelijk?
‘Bio’ in het woord biobrandstoffen is op zich een misleidende term. Het verwijst naar biomassa en niet naar biologisch. Voor de productie van biomassa is er zon nodig die via fotosynthese land en water omzet in biomassa. En daar spant het schoentje. Extra landoppervlakte om biobrandstoffen te produceren komt ongetwijfeld neer op een directe concurrentie met landbouwgronden, graaslanden en/of kappen van wouden. Daarnaast legt de massale productie van gewassen een ernstige hypotheek op de wereldwatervoorraden. Door het FAO wordt aangenomen dat enkel en alleen voor de voedselproductie 60 tot 90% meer water nodig is binnen dit en 50 jaar. Laat staan dat we de landbouw laten toenemen voor bb. Voeg daarbij de voorspellingen van het VN-klimaatpanel dat het klimaat er extremer zal op worden met meer droogtes, verwoestijning en overstromingen: veel ruimte voor extra productie is er dus niet.
Het gevaar voor verdere ontbossing is reëel. Sedert 1990 is er reeds 600.000 km² Amazonewoud verdwenen ten gevolge van houtkap en de zoektocht naar meer ruimte voor een groeiende veeproductie en landbouw (vooral voor monoculturen zoals soja). Verdere ontbossing wordt al aangekondigd in Indonesië ten voordele van palmolieplantages (1,5 miljoen hectare) en Jatrophaplantages, olieproducerende planten (ook 1,5 miljoen hectares) voor de export naar de EU. De gevolgen voor de biodiversiteit, de woudbewoners en het klimaat zijn desastreus. Het platbranden en ontbossen staat in voor 80% van Brazilië’s uitstoot van broeikasgassen.
Biobrandstoffen zouden op zich wel heel schoon zijn omdat ze enkel de CO2 terug vrijgeven tijdens hun verbranding als ze opgenomen hebben tijdens hun groei, CO2 neutraal dus. Maar zijn biobrandstoffen wel energie-efficiënt (hoeveel eenheden energie haal je eruit in verhouding tot je erin steekt?) en echt CO2-neutraal? Bij biodiesel uit koolzaadolie zou de energie-efficiëntie een factor 1,5 à 1,9 zijn. Bio-etanol uit graangewassen produceert nauwelijks meer energie dan erin gestoken wordt. Het meest efficiënt is bio-ethanol uit suikerriet: een factor 8 tot 10. En de C02 efficiëntie in vergelijking met het gebruik van fossiele bandstoffen? Volgens sommige studies zou bio-ethanol uit maïs of graan méér C02 in de atmosfeer brengen dan fossiele brandstoffen. Opnieuw zou suikerriet het best scoren: tot 90% CO2 besparing. Maar als het gekapte bos in rekening wordt gebracht dan stelt men vast dat een hectare suikerriet jaarlijks 13 ton CO2 absorbeert, terwijl een hectare bos jaarlijks 20 ton CO2 absorbeert! Meer kappen van bos tvv van bb is geen klimaatswinst maar verlies.
Ironisch genoeg zijn voor de industriële productie van monoculturen gigantische hoeveelheden sproeistoffen en meststoffen nodig… gebaseerd op fossiele brandstoffen. Daarnaast moeten de grondstoffen of de brandstoffen over grote afstand getransporteerd worden en het productieapparaat draaiende gehouden, waarvoor opnieuw veel (fossiele?) energie nodig is. Als dit in de energiebalans en de CO2-efficiëntie van de biobrandstoffen meegerekend wordt, dan blijken de meest zelfs energienegatief te zijn: ze kosten meer energie dan eruit gehaald wordt.
Vandaar dat er stemmen opgaan voor duurzaamheidcertificaten die de hele levenscyclus van bb bekijken. Wat is de impact op milieu, gezondheid, voedselveiligheid, mensenrechten, …
Wie neemt eigenlijk de risico’s? Het Zuiden.
Gevaar van monoculturen zijn genoegzaam bekend, zeker in een globale vrije markt waar enkele grote bedrijven sleutelposities in handen hebben. De ontwikkelde landen zijn nu vragende partij -aangemoedigd door overheidssubsidies en een hoge petroleumprijs- naar een gedurige stroom grondstoffen die hun boeren niet alleen kunnen leveren wegens ‘beperkte’ landbouwareaal. Er wordt dus vooral naar het Zuiden gekeken om grondstoffen te produceren en te verkopen op de internationale markt: het weer is er beter het hele jaar door, de gewassen groeien er sneller en de arbeid is er veel goedkoper.
Wanneer ontwikkelingslanden aangemoedigd worden door de stijgende marktprijzen, om massaal over te schakelen op enkele monoculturen kan de internationale grondstoffenmarkt verzadigd geraken, met een dalende prijs als gevolg. Het is nu al duidelijk dat de biodieselproductie in de EU afstevent op een overproductie binnen één à twee jaar: de EU heeft zowat 15 miljoen ton nodig om de doelstelling te halen van 2012, terwijl er in 2008 al voor minstens 20 miljoen aan productiecapaciteit gebouwd zal zijn. In het Noorden zullen misschien enkele biodieselfabrieken moeten sluiten op termijn, maar de gevolgen voor het Zuiden zullen rampzalig zijn: miljoenen hectares land en de boeren zullen opnieuw moeten overschakelen op andere producten. De ecologische schade aan het milieu kan onherstelbaar zijn.
Tweede generatie biobrandstoffen meer beloftevol voor het Zuiden en het klimaat?
De klimaatsverandering kan geen halt toegeroepen worden louter en alleen door in een (altijd maar meer) energieverslindende economie, petroleum te vervangen door biobrandstoffen. De noodzaak dringt zich echter op om het energieverbruik massaal te laten dalen en over te schakelen op en te investeren in andere, duurzamere en echt CO2-arme technologieën zoals wind- en zonne-energie. Misschien komt er dan ook meer evenwicht en gelijkheid in energieverbruik- en toegang tussen het Noorden en het Zuiden, zodat ook het Zuiden de kansen krijgt zich verder te ontwikkelen.
Kan een tweede generatie biobrandstoffen hier ook soelaas bieden? Vandaag is die technologie die gebaseerd is op (anaëroob) vergisten van afval- en nevenproducten van de landbouw zoals houtafval, stro, maïskolven… nog geen economische realiteit. De energieopbrengst zou enkele keren hoger liggen dan bij de huidige biobrandstoffen en de CO2 besparing minstens twee keer zo hoog. De technologie bestaat, maar de industrialisering ervan en de toepassing op grote schaal zal nog vijf à tien jaar op zich laten wachten volgens professor Soetaert (UG) . Dat zal volgens hem leiden tot een einde aan de concurrentie met voedingsgrondstoffen en bovendien zullen de productiemogelijkheden en hoeveelheid grondstoffen met een factor tien toenemen. Zo zou de vraag naar energie in de transportsector volledig kunnen gedekt worden als het aantal afgelegde kilmeters constant blijft én er energiezuiniger vervoer komt. Als deze tweede generatie biobrandstoffen ook lokaal kunnen geproduceerd worden in het Zuiden komt een evenwichtige energietoegang voor iedereen in het verschiet.
Besluit
Hoewel de eerste generatie biobrandstoffen economisch rendabel zijn, is hun positieve impact op het milieu zeer twijfelachtig en hun negatieve impact op de voedselprijzen en voedselveiligheid bewezen. Bovendien brengt de massale productie van bb het Zuiden opnieuw in een zeer kwetsbare positie. Afhankelijkheid van de evolutie der aardolieprijzen, subsidies in het Noorden, mogelijke overproducties en een slechte onderhandelingspositie tav grote agrobedrijven. Bovendien wordt het Noorden in staat gesteld geen fundamentele aanpassingen te doen aan haar energieverslindende en klimaatsverwoestende economisch systeem. Sterker nog, onze business as usual op basis van bb zal ons applaus opleveren. De transportsector zal C02-winsten opleveren onder het Kyoto-protocol, terwijl het Zuiden de CO2-uitstoot zal worden aangerekend.
Biobrandstoffen op massale schaal zijn dus geen goed idee. Oplossingen voor de opwarming van de aarde aangedragen door de ontwikkelde landen mogen nooit ten koste gaan van hun minder gefortuneerde buren op de planeet. (VN secretaris Ban Ki-moon, n.a.v. de G8 top in Duitsland)
(Uitpers, nr 89, 9de jg., september 2007)
Dit artikel vindt u ook terug in Tijdschrift Vrede juli-augustus. Steun Vrede vzw en overweeg een abonnement voor slechts 1,76€ per maand!