Volgens het jongste SIPRI-rapport gaf de wereld vorig jaar 1.464 miljard dollar uit aan militaire bestedingen wat een groei vertegenwoordigt van maar liefst 45 % in10 jaar tijd. Dat betekent meteen ook een vette kluif voor de wapenindustrie die haar verkoop sinds 2002 met 37 procent heeft zien stijgen.
De Verenigde Staten nemen met 607 miljard dollar het leeuwenaandeel (41 %) voor hun rekening, terwijl alle NAVO-landen samen goed zijn voor een kleine driekwart van de mondiale militaire uitgaven.
Het gaat over astronomische bedragen een van de grootste absurditeiten waaraan onze wereld lijdt. Politieke leiders legitimeren de militaire opbouw doorgaans als een bijdrage in het streven naar meer veiligheid. Maar de paradox is dat al deze wapens net het omgekeerde effect veroorzaken en een aanslag op de menselijke welvaart en welzijn betekenen. Enkele jaren terug verscheen er een studie van de Wereldbank met als conclusie dat de armste landen 15 keer meer kans maken op het uitbreken van een gewelddadig conflict dan in rijke landen. Als we er met andere woorden zouden in slagen om de armoede terug te dringen is dat meteen ook een bonus op vlak van veiligheid. Omgekeerd zorgen grotere militaire budgetten voor noodzakelijke besparingen op het sociaal-economische terrein of laat men, zoals het SIPRI-rapport benadrukt, het overheidsbudget in het rood gaan om de enorme oorlogsinspanningen in Irak en Afghanistan te kunnen volhouden.
In de jaren zeventig, toen de bewapening ontzettend gevaarlijke proporties begon aan te nemen, voerden tal van organisaties daartegen met wisselend succes campagne onder de slogan ‘ontwapenen om te ontwikkelen’. Jammer genoeg wordt er op beleidsniveau niet altijd zo logisch geredeneerd. Symbolisch is dat de rijke landen vandaag maar een fractie – minder dan 10 procent – van de militaire uitgaven besteden aan ontwikkelingssamenwerking. Naar analogie zijn het ook militaire in plaats van humanitaire stromen die de hoofdmoot uitmaken van het verkeer richting Afghanistan. Terwijl we onze legers zogenaamd omvormen tot interventielegers voor zowel de strijd tegen de terreur als voor humanitaire operaties, blijkt uit opeenvolgende SIPRI-rapporten dat de belangrijkste pleitbezorgers daarvan tevens ook tot de grootste wapenleveranciers behoren. De belangrijkste NAVO-landen (VS, Duitsland, Frankrijk en Groot-Brittannië) die samen met Rusland de top 5 aanvoeren, nemen 53 procent van de wereldwijde wapenhandel voor hun rekening. En daar komt heel wat van terecht op de markten in conflictregio’s. Diezelfde protagonisten die beweren de branden in de wereld te blussen en stabiliteit te genereren gieten via deze dodelijke handel extra olie op het vuur. Dit lijkt ons een behoorlijk staaltje hypocrisie.
Het aantal rapporten en studies dat stelt dat veiligheid en ontwikkeling hand in hand gaan, is nauwelijks nog te tellen. Neem de Afrikaanse conflictkaart en leg die op de sociaal-economische kaart en de parallellen zijn overduidelijk. Maar in Afghanistan zweren we bij het recept van bommen en granaten, terwijl er in eerste instantie een goed werkende economie nodig is die in de behoeften van zijn bevolking kan voorzien en de basis kan leggen voor een stabiele goed werkende staatsordening. Dat is inderdaad gemakkelijk gezegd, maar het gaat om het basisprincipe van hoe een veiligheidsbeleid er zou moeten uitzien. Het is in elk geval tegengesteld aan het beleid van militaire georiënteerde organisaties zoals de NAVO, die politieke, economische en sociale of ecologische problemen a priori als militaire problemen benaderen. En dat werkt de militarisering van het internationale beleid en de daarbij horende geleidelijke verzwakking van de Verenigde Naties in de hand.
Wat het nog erger maakt is dat humanitaire beweegredenen en zelfs de strijd tegen de terreur helemaal niet de prioriteit vormen. De NAVO vertegenwoordigt eerst en vooral een economisch blok van lidstaten dat niet aarzelt om geostrategische belangen desnoods militair te verdedigen. Zo krijgt sinds het begin van dit millennium het begrip ‘energieveiligheid’ een steeds prominentere plaats in het NAVO-discours, vrij te vertalen als de geostrategische controle over energiebronnen en pijpleidingen. Afghanistan past in dat plaatje want het land vormt een essentiële schakel in de ontsluiting van Centraal-Aziatische energiegrondstoffen. De begerige NAVO-blikken richting Georgië en de heftige reacties daarop vanwege Rusland vormen evenzeer een illustratie van hoe grootmachten vooral denken aan hun ‘energieveiligheid’. Sinds kort heeft zelfs het klimaatdebat zijn weg gevonden naar de NAVO, zij het opnieuw als een militair-strategische kwestie: de gevolgen van de opening van nieuwe noordelijke zeevaartroutes en het gevaar voor het ontstaan van grote migratiestromen.
Het gevolg is dat er zich een sluipende militarisering voordoet van onze samenleving en daarin groeit de invloed van het militair industrieel complex. Veel daarvan speelt zich af achter de schermen, maar de resultaten daarvan krijgen we elke dag op ons beeldscherm te zien. Het vredesdividend waarvan sprake was als antwoord op de bewapeningswedloop in de Koude Oorlog heeft als streefdoel afgedaan en is vervangen door een verplichting om te bewapenen. Bij de NAVO vertaalt zich dat in een streven naar een militair uitgavenbeleid ter waarde van 2 procent van het Bruto Nationaal Inkomen, in het Verdrag van Lissabon staat het als: ‘de lidstaten verbinden zich ertoe hun militaire vermogens te verbeteren’ (Art 28 lid 3). Binnen het politiek establishment maar ook bij een deel van de publieke opinie wordt dit als vanzelfsprekend geacht. Zijn we immers geen beschaafde democratieën waarop het recht en zelfs de plicht rust om onze waarden te verdedigen en verder uit te dragen, naar analogie van ‘onze beschavingsmissie’ in het koloniaal tijdperk? Met zo’n Messiaans sausje als argument vormt herbewapening een noodzakelijk kwaad.
Laat ons niet in die val trappen. Bewapening en militarisering zijn een kwaal en geen oplossing. Maar als de vredesbeweging daarvoor pleit krijgt ze gemakkelijk als antwoord dat dit van naïviteit getuigt. Maar is het niet veel naïever om in Afghanistan vrede en stabiliteit af te dwingen – als dat al de doelstelling zou zijn – met het droppen van bommen?
(Uitpers, nr. 111, 10de jg., juli-augustus 2009)
Ludo De Brabander is stafmedewerker van Vrede vzw en co-auteur van het net verschenen boek ‘Als de NAVO de passie preekt’ (uitg. EPO)