Uit de krijgsverrichtingen in Irak kan alvast één conclusie worden getrokken: de Britten en Amerikanen worden niet met open armen ontvangen. Om de oorlog in het Westen te verkopen was nochtans zwaar de nadruk gelegd op de bevrijding van het Iraakse volk uit handen van de dictatuur. We hadden beter moeten weten. In het Midden-Oosten laat men zich niet graag tegen zijn wil bevrijden.
De Britten hebben op dat gebied het meest ervaring maar hebben er niet veel van geleerd. Zij waren al eens eerder Bagdad binnengetrokken in maart 1917. Generaal Stanley Maude publiceerde toen een “Proclamatie voor de bevolking van Bagdad” waarin hij de bevrijding aankondigde van de Ottomaanse dictatuur. “Onze soldaten komen niet als vijanden of veroveraars maar als bevrijders”, liet hij weten. Vervolgens benoemden de Britten Feisal tot koning van Irak maar dat maakte er de Britse aanwezigheid niet populairder op. Diverse opstanden werden de kop ingedrukt en de Britse troepen schrokken er niet voor terug in Koerdistan gifgas te gebruiken. Uiteindelijk beseften de Britten dat Irak onbestuurbaar was en verklaarden het officieel onafhankelijk in 1930. Na de dood van Feisal in 1933 viel het land opnieuw ten prooi aan chaos.Tussen 1936 en 1941 waren er maar liefst zeven staatsgrepen. Tijdens de Tweede Wereldoorlog maakten de Britten opnieuw hun opwachting in Bagdad en stelden een pro-Britse regering aan. Na de oorlog hernam de strijd tussen etnische groepen, lokale clans en religieuze minderheden tot een groep officieren, waaronder Saddam Hoessein, de macht greep in 1968.
De andere Britse ervaringen in het Midden-Oosten waren niet veel positiever. Generaal Allenby zag zichzelf als bevrijder van Palestina toen hij in december 1917 Jeruzalem binnentrok. Maar het Britse mandaat over Palestina werd in de loop der jaren een nachtmerrie. De Britten wisten zich geen raad met het gewapend verzet van joodse en Arabische zijde en droegen uiteindelijk hun mandaat over aan de Verenigde Naties in 1947. Een paar maanden later werd Israël gesticht.
De Suezoorlog van oktober 1956 zou het einde betekenen van Frankrijk en Groot-Brittannië als grote mogendheden. De Britten, Fransen en Israëli’s hadden een plan bedacht om de Egyptische president Nasser van de macht te verdrijven. Israël was bang voor een machtig Egypte onder de populaire, nationalistische president Nasser en Frankrijk en Groot-Brittannië waren woedend omdat Nasser in juli 1956 “hun” Suezkanaal had genationaliseerd om met de opbrengst de Aswan-dam op de Nijl te bouwen. Parijs was ervan overtuigd dat Nasser ook achter de Algerijnse opstand zat. De toenmalige Franse premier, Guy Mollet, bestempelde Nasser als een “nieuwe Hitler”. De militaire operatie werd een flop, de Britse premier Anthony Eden moest ontslag nemen en Nasser was populairder dan ooit. De Amerikanen namen daarna de plaats in van Fransen en Britten als toonaangevende macht in het Midden-Oosten.
Maar ondertussen maken ze precies dezelfde fouten als hun voorgangers. Ze vergeten in de eerste plaats dat de meeste landen in de regio kunstmatige creaties zijn van de koloniale mogendheden. Irak is om allerlei redenen in elkaar geknutseld maar heeft geen natuurlijke reden van bestaan. Ofwel houdt men een kunstmatig land in stand – met alle gevaren van interne instabiliteit – ofwel hertekent men de kaart en brengt aldus het ganse regionaal evenwicht in gevaar. De oprichting van een Koerdische staat wordt in dat laatste geval onvermijdelijk maar is onaanvaardbaar voor Turkije.
Een tweede les uit het verleden is dat het vestigen van macht steeds door nobele bedoelingen wordt omkranst. De vijand wordt in de meest gruwelijke termen afgeschilderd en de eigen troepen als bevrijders voorgesteld. Propaganda is nu eenmaal het vaderland van de cliché’s.
Het Midden-Oosten heeft in de laatste honderd jaar meer valse bevrijdingen dan vrijheid gekend. Telkens moesten de indringers met hangende pootjes de aftocht blazen. En telkens maakt men zichzelf wijs dat het de volgende keer wél zal lukken.
(Uitpers, nr. 41, 4de jg. april 2003)