Brecht Decaestecker, Bangkok Melbourne, met de rugzak op reis door Azië, Australië en Nieuw-Zeeland, Luster, Antwerpen, 2011, 186 blz, ISBN 9789460580628
Decaestecker trok reizend en schrijvend door een stukje van Zuidoost Azië,Nieuw Zeeland en Australië. Hij bracht zijn indrukken bij elkaar in ‘Bangkok Melbourne’ . Dat was voor Walter Lotens een geschikte aanleiding om enkele beschouwingen rond het fenomeen ‘reizen’ te maken.
Een sabbatperiode is een uitstekend middel om even uit de (jachtige) job te stappen. Daarvan maakten Brecht en zijn vriendin Tine gebruik om hun gezamenlijke jongens- en meisjesdroom waar te maken. Brecht had in zijn rugzak ook een laptop zitten waarop hij voor De Morgen geregeld columns schreef over hun Grand Tour. ‘Bangkok Melbourne’ is een uitgebreide bundeling geworden van die columns, aangevuld met enkele regels ‘praktische informatie’.
Vier maanden trok het stel rond als low budget backpackers. Zoals de meeste rugzaktoeristen die naar Zuidoost Azië trekken, werd de goedkope bestemming Bangkok hun vertrekpunt. Van Thailand trokken zij dan naar Maleisië en zo verder via eilandhopping naar Borneo, Java, Bali, Lombok en Flores om dan uiteindelijk in Nieuw-Zeeland en Australië te belanden. Het is een route waarvan mijn vriendin en ik ook een stuk aflegden, maar dan twintig jaar eerder. Decaestecker heeft in zijn rugzak als belezen en lezende journalist ook een flink bibliotheekje zitten, waaronder het verfilmde The beach van Alex Garland. Decaestecker noemt dit cultboek ‘magnifiek’, maar het waarom daarvan kom ik niet precies te weten. Ik probeer het thema dan maar zelf even te verduidelijken.
The beach
De zoektocht naar ‘authenticiteit’ is het interessante uitgangspunt van het boek. In de gelijknamige film is het engelengezicht van Leonardo Di Caprio te zien in de rol van de avontuurlijke en knappe Richard. Van Nepal naar Thailand, de plaats van actie, is maar een boogscheut ver en ligt op de route van de meeste Zuidoost-Azië- gangers. Elke rugzaktoerist die Thailand aandoet, belandt onvermijdelijk in Khao San Road, het Thamel van Bangkok. Dat doet ook Decaestecker en zijn vriendin. De goedkope guesthouses, zeer jonge prostituees, cybercafés, videorestaurantjes en reisbureautjes beheersen er het straatbeeld. Telkens weer duiken dezelfde strandbestemmingen met Full Moon Parties van eilandjes in de Golf van Thailand op: Phuket, Karbi, Ko Lanta, Ko Phi Phi Le, Ko Samui, Ko Pha Nang, Ko Tao, Ko Chang, Ko Samet.
‘Richard’ DiCaprio vindt het best vervelend om tussen de andere toeristen opgestapeld te worden. Het kleine Hat Rin is nog een van die backpack paradises waar een instant Shangri-la-gevoel opduikt in de vorm van maandelijkse Full Moon Parties met spirituele muziek en waar de natuur een handje geholpen wordt met XTC, cake, omelet en shakes met magic mushrooms. Zoals elke backpacker die op het toeristisch verpeste Ko Samui met een kater blijft zitten, is Richard op zoek naar andere plekken far from the madding crowd. Dat is de geschikte voedingsbodem voor The Beach. Nog even, want de volgende place to be zit waarschijnlijk al in de lift. Via zijn knotsgekke buurman in het guesthouse, de Schot Mr. Duck, komt Richard achter de coördinaten van een paradijselijk strand. In The beach ligt Hat Rin nog in dat paradijselijke isolement. Wanneer blijkt dat The Beach bedreigd wordt door een invasie van een groep jongeren die in het bezit zijn van Mr. Ducks kaart verdwijnt de magie op het eilandje.
Wat wordt de volgende bestemming? In deze variant op de Shangri-la mythe gaat het niet om een paradise lost, om ongrijpbare, verdwijnende horizonten zoals in het boek van de Engelse auteur en bedenker van de term ‘Shangri-la’ James Hilton, maar eerder over de queeste naar de leegte, de eenzaamheid, de verlatenheid in een wereld waarin op vrijwel elk onbewoond eiland een vlag geplant is. De ergste vijand van de Shangri-la-zoekers in Thailand draagt een rugzak en een broek van hetzelfde merk.
Opschuifgedrag
Dat zelfde opschuifgedrag is ook zeer goed merkbaar in Indonesië. Dat kan Decaestecker niet weten. Mijn vriendin en ik bezochten in het begin van de jaren negentig twee keer die onmetelijke eilandenstaat. In 1990 Java, Bali en Lombok en in 1995 opnieuw Bali, Lombok, maar ook Sumbawa en Flores. Ubud, Lovina Beach in de buurt van Singaraja en Kuta waren toen al platgetreden paden waar de Balinese paardendansers op een eenvoudig toeristisch commando in trance gingen. Ook de kleine Padang Baai waar wij in 1990 vanuit een eenvoudig visrestaurantje de veerboot naar Lombok zagen vertrekken, was vijf jaar later behoorlijk uit de kleren gegroeid. De toeristische stroom schuift meer en meer op naar het oosten: Lombok kreeg een internationale luchthaven en het arme en het zeer schrale Flores kwam nu binnen handbereik. In 1990 verbleven we op het speldenknopeilandje Gili Meno. Decaestecker komt twintig jaar later op de Gili-eiland terecht. Lossmen Blue Coral bood ons toen alle luxe van de eenvoud: ’s morgens jogden we rond het eiland, ’s middags doken we naar blauwe koraal en ’s avonds keken we vanaf onze sunset boulevard naar de statige vulkanen op Bali en Lombok die langzaam uit beeld verdwenen. In 1995 waren we opnieuw in de buurt, maar we zijn niet meer gaan kijken. Waarschijnlijk om onze herinneringen niet te laten opschrikken.
Reizen in perspectief
Het steeds maar op zoek zijn naar het ongerepte en het natuurlijke – en de gevolgen daarvan voor het lokaal toerisme – wordt zeer mooi geïllustreerd in Tourism in Southeast Asia, challenges and new directions van de Engelse sociologen Michael Hitchcock, Victor King and Michael Parnwell. Ik kocht het boek in 2009 in het noorden van Thailand en zeulde het de hele reis in mijn rugzak mee. Het was geen cultboek, maar wel zeer relevant om de evolutie van het toerisme in Zuidoost Azië van de laatste twintig beter in beeld te krijgen. Vooral de bijdrage van Mark en Johanna Hampton boeide mij. Waarom? Zij maakten namelijk een case study over het zeer kleine eilandje Gili Trawagan voor de centrale westkust van het Indonesische eiland Lombok. In 1990 kon je alleen met een gammel bootje op dat eilandje van zes vierkante kilometers met ongeveer vierhonderd inwoners geraken. Het had de locatie voor On the beach kunnen zijn. In 1997 waren Mark en Johanna Hampton daar.
Het blijkt dat er heel wat veranderd is. Het kleinschalige toerisme dat de lokale mensen voor weinig geld aanboden aan rugzaktoeristen, met name eenvoudige voorzieningen (een hutje met zicht op een prachtige vulkaan en blauwe koraal) werd stilaan verdrongen door een strengere regelgeving van de overheid. Er werd een nieuwe pier gebouw met ruimte voor toeristische winkeltjes en er kwamen enkele grote hotels met alle westerse voorzieningen. Wat bleek nu? Vele lokale mensen waren helemaal niet opgezet met die nieuwlichterij, want zij vreesden, niet ten onrechte, dat zij op termijn het veld zouden moeten ruimen voor de grote hotelbusiness. Hun bottom up initiatief waarmee zij enkele rouphia meer konden verdienen, dreigde hun ontnomen te worden. Het blijkt wel vaker dat nationale plannen om het toerisme te ontwikkelen heel erg top down gebeuren en weinig oog hebben voor de noden van de kleine man.
‘Authenticiteit’
‘Bangkok Melbourne’ gaat gebukt onder een zekere oppervlakkigheid, maar dan kan je ook zeggen van de activiteit ‘reizen’ die per definitie een oppervlakkige onderneming is.
Je blijft als reiziger – en dan heb ik het niet eens over de ‘toerist’, hoewel het onderscheid tussen beide categorieën naar mijn gevoel steeds moeilijker te maken valt – zeer letterlijk aan de oppervlakte. De ‘inkijk’ in de andere maatschappij beperkt zich doorgaans tot toeristische locaties die een kunstmatig beeld tonen van de werkelijkheid. Sterker nog: in vele gevallen wordt de werkelijkheid zo gedeformeerd dat ze beantwoordt aan het idyllische beeld dat de bezoeker zich, vaak via vierkleurendruk van touroperators, van een land heeft gevormd. Authenticiteit is een paradoxaal en zeer moeilijk te definiëren begrip. Het is alvast niet voldoende om een sombrero op te zetten of wat traditionele body painting te laten aanbrengen om dichter bij de andere te komen. Veel reizigers willen authentieke ervaringen opdoen – liefst voor zichzelf alleen! – en proberen zich daarom te vermommen voor de plaatselijke bevolking. Zij willen een van hen worden, maar daarvoor is meer nodig dan het aanbrengen van wat oppervlakkige, traditionele franjes aan de kledij. De reiziger die tot het dagelijkse leven van de andere probeert door te dringen wordt vaak ontmaskerd door souvenirverkopers, prostituees of taxichauffeurs. Toeristische onzichtbaarheid is een illusie en kameleongedrag is vaak burlesk.
Een van onze mooiste reisfoto’s is een indringende close up van een blauwe man. Fier kijkt de Toeareg in de lens. Zijn rimpels en getaande huid maken hem tot een omgekeerde Lawrence of Arabia. Het verhaal achter deze foto is iets minder poëtisch. De man zat rustig in zijn jeans en T-shirt aan de kant van de weg te wachten. Slechts wanneer er een luidruchtig toeristenbusje opdook, sprong hij in zijn andere kleren en begon hij aan het ceremonieel van het thee zetten. Er wordt veel authenticiteit gefaked.
De backpacker
Decaestecker en zijn vriendin leidden vier maanden het leven van de low budget backpacker anno 2010, die zichzelf beter willen leren kennen (door ondermeer in Nieuw-Zeeland aan een bungeetouw te gaan hangen) en en passant een stukje van de wereld. Decaestecker beantwoordt niet volledig aan het profiel van de backpacker, want hij is al over de dertig en in de ogen van zijn medereizigers al best een ouwe zak. Wie zijn toch die backpackers? Dat is een vraag waarop de Franse antropologe Suzanne Lallemand probeert te antwoorden in haar recente studie Routards en Asie. Jarenlang trok ze zelf als rugzaktoerist door Zuidoost-Azië en bevroeg ze haar meestal veel jongere medereizigers. Zij constateert dat in het voetspoor van de overjarige hippies die ondertussen hun Shangri-la hebben gevonden, jonge backpackers tot op vandaag dezelfde trails volgen. In plaats van een dagboekje wordt nu de eigen laptop bovengehaald, maar de good old Lonely Planet blijft het belangrijkste instrument in de backpackuitrusting.
Volgens initiatiefnemer Tony Wheeler is er de afgelopen 25 jaar toch veel veranderd. “Jongeren reizen nu misschien iets minder vanuit een ideologische gedrevenheid, het is veel normaler geworden. Grote delen van de wereld zijn bereikbaar. Er is nu ontzettend veel informatie over allerlei plaatsen door gidsen en door internet.” Het is echter de vraag of die stormachtige ontwikkeling van de informatietechnologie nu ook de ontmoeting tussen culturen bevordert. Uiteindelijk is de backpacker een schakel in een reizende ketting die elkaar in de eerste plaats van mondelinge informatie voorziet over goedkope hotelletjes en restaurantjes, treinreizen, bezienswaardigheden en… onbetreden paden.
En wat denkt men in de zogenaamde Derde Wereld over de backpacker? In het standaardwerk Tourisme and sustainability van Martin Mowforth en Ian Munt laten zij de Indonesiër Budi hierover aan het woord. Deze verkiest onomwonden een gewone toerist boven een excentrieke reiziger met backpack.Voor hem is het verschil tussen beiden zeer groot. “De traveller denkt dat hij alles weet over de lokale bevolking en over het land, maar zijn kennis haalt hij meestal bij andere trekkers.” Volgens Budi doet dat slag van reiziger wat hij wil. “Sommigen onder hen zijn OK, maar negentig procent is dat niet. Zij kunnen vaak zeer onbeleefd zijn. Bij de toerist is dat anders. Voor hen is alles georganiseerd, dus zij verknoeien niets. De traveller wil altijd iets nieuws zien en liefst zo goedkoop mogelijk. Dat vertelt hij natuurlijk voort aan anderen. Ik verkies gewone toeristen: zij worden op een professionele manier naar bepaalde plaatsen gebracht. De traveller is onvoorspelbaar. Zij willen vaak niet naar die plaatsen gaan die voor hen bestemd zijn. Zij trekken dan voor weinig naar andere plaatsen en verknoeien het daar. Travellers zeggen allemaal hetzelfde: ” Ga niet naar Kuta op Bali, want het is daar verknoeid”. Zij zoeken nieuwe plaatsen op om te verknoeien.”
Het zwarte gat
Tot zover enkele beschouwingen die het reisplaatje waarover Decaestecker het in zijn columns heeft wat opentrekken. Natuurlijk is het reizen niet alleen een inwijding in het andere, maar ook een inwijding in zichzelf. Dat zegt de Nederlandse filosoof Ton Lemaire en dat ervaart ook Decaestecker ten volle wanneer hij, back home, het ‘zwarte gat’ ervaart (‘Het waren magische maanden waarin de spanning, de passie en de adrenaline van de muur spatten’). Zijn laatste columns voor de krant spelen dan ook in het surrealistische Schaarbeek en op de Borgerhoutse Turnhoutsebaan waar hij thuiskomt in een kosmopolitische wereld. Bangkok, Melbourne…Borgerhout: de cirkel is rond voor hem.
(Uitpers nr. 133, 12de jg., juli-augustus 2011)