‘Passage Pyreneeën’ vertelt het vergeten verhaal van Belgische vluchtelingen tijdens de Tweede Wereldoorlog. Voor de Belgische auteur Sarah De Vlam, Pyreneeënbewoner én historica, is dat verhaal niet alleen een onderdeel van de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog, maar ook van een universeel vluchtelingenverhaal. Een boek om niet snel te vergeten.
‘Voordat landschap ooit een ontspanning voor de zintuigen kan zijn, is het een werk van de geest. Het decor is evenzeer opgebouwd uit lagen geheugen als lagen rots.’ Dat schrijft de historicus Simon Shama in zijn studie ‘Landschap en herinnering’ en ik moest eraan denken toen ik, na lectuur, de cover van ‘Passage Pyreneeën’ ten volle tot me liet doordringen. Deze majestueuze bergketen is inderdaad niet alleen opgebouwd uit lagen rots, maar ook uit lagen geheugen waarvan sommige behoorlijk ondergespit zijn geraakt. Dat ondervond Sarah De Vlam die sinds 2014 met haar Catalaanse man en zoontje in La Seu d’Urgell in de Catalaanse Pyreneeën woont. Bij haar bezoek aan een klein museum in het stadje Sort, eigenlijk niet meer dan een gevangeniscel, ontdekt zij tot haar verbazing dat er op de lijst van de gevangenen die daar tijdens de Tweede Wereldoorlog opgesloten werden ook Nederlandstalige, Frans en Joodse namen voorkwamen. Als Belgische met een liefde voor Spanje, maar ook als plaatselijke Pyreneeënbewoner én historica prikkelt dat haar nieuwsgierigheid en gaat ze op onderzoek uit naar de achtergronden van dat verhaal. Zes jaar later ligt haar lijvige boek over dat vergeten verhaal van Belgische vluchtelingen tijdens de Tweede Wereldoorlog in de boekhandel.
Universeel vluchtelingenverhaal
Dat er in 1939 honderdduizenden Spaanse republikeinen, op de vlucht voor de troepen van Franco, in zeer barre omstandigheden over de Pyreneeën trokken en als ratten in de val van de Franse concentratiekampen van het Vichy-regime terecht zouden komen, is min of meer gedocumenteerd, maar dat er enkele jaren later een 80.000 Joden, Fransen, Belgen, Polen, Nederlanders, Engelsen, Tsjechen, Canadezen en Amerikanen een omgekeerde beweging plaatsvond, vaak over dezelfde vluchtwegen, is niet in het geheugen blijven hangen. Zeker ook niet in het geheugen van het grote Belgische publiek, dat misschien en terloops via de film van Robbe De Hert uit 1997 ‘Gaston’s War’ wat heeft kunnen opsteken over het leven van een Belgische geheim agent die actief was als passeur in de Pyreneeën, maar daar zal het dan ook wel bij gebleven zijn. Die vergeten geheugenlaag spit Sarah De Vlam nu grondig op en zij spitst haar onderzoek vooral toe op de naar haar schatting 10.000 Belgen en Joden die succesvol naar Spanje zijn gevlucht.
‘Passage Pyreneeën’ is in de eerste plaats een vluchtelingenverhaal en dat haalt vaak de pers niet tenzij zeer selectief. Toen niet en nu nog niet, want in coronatijden is er blijkbaar geen ‘vluchtelingencrisis’ meer. De pers houdt zich vooral bezig met de waan van de dag waardoor vluchtelingen onzichtbaar worden ‘als rimpels in de zee, onzichtbare geesten in de stad’ zoals Manu Chao zingt. Nochtans lag ook tijdens de Tweede Wereldoorlog eenzelfde drijfveer voor bij al deze mensen: ‘La proxima estación: esperanza’, volgende station hoop, zoals de Frans-Baskische-Galicische zanger ook zingt.
Voor De Vlam is dat vergeten verhaal niet alleen een onderdeel van de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog, maar ook van een universeel vluchtelingenverhaal. De auteur legt die link met de actuele vluchtelingen zeer uitdrukkelijk en zij verwijst daarvoor onder meer naar het boek ‘Niemand wil ze hebben, Europa en zijn vluchtelingen’ van de Nederlandse journalist Linda Polman. Tijdens de Tweede Wereldoorlog n wilde het Franco-Spanje geen vluchtelingen hebben, ook geen Belgische. ‘Waar en wanneer ook, vluchten is een afgedwongen keuze die opgedrongen wordt door de uitspattingen van oneerlijke verhoudingen. Onze ogen daarvoor openen en mededogen tonen, is thuiskomen,’ schrijft de auteur in haar epiloog.
Drie invalshoeken
‘Passage Pyreneeën’ bestaat uit drie invalshoeken die op een organische manier met elkaar verbonden zijn. Er is vooreerst de historica in Sarah De Vlam die op basis van veel bronnenonderzoek de brede historische context schetst waarin het vluchtelingenverhaal plaatsvindt. Om dat kader te vertalen naar het leven van mensen van vlees en bloed voert zij heel het boek door drie figuren op, zij noemt het kroongetuigen, die het verhaal dragen. Er is Pola (Zandmer), een jonge, Joodse vrouw van Poolse origine die met haar man in 1942 na een lange tocht via Frankrijk en Spanje uiteindelijk in Portugal terecht komt en daar een boot kan nemen naar het toenmalige Belgisch Congo. Zij focust ook op Jean Martial, een zeer jonge kerel die in Mons bij zijn grootvader woont omdat zijn ouders in Belgisch Congo werken. Hij wil uit patriottisme de wapen opnemen tegen de Duitse bezetter en trekt met heel veel moeite en misère via Frankrijk en Spanje, waar hij lange tijd gevangen wordt gehouden in Miranda de Ebro, naar Portugal en scheept daar in naar Engeland om uiteindelijk aan de zijde van de geallieerde troepen deel te nemen aan de bevrijding van West-Europa. Het derde personage dat door het hele verhaal meeloopt is Henriette Hanotte, in 1940 een 20-jarige vrouw uit een fel patriottisch, katholiek en koningsgezind gezin, die in het Belgische grensdorpje Rumes woonde. Deze personages uit een zeer uiteenlopend milieu zijn de dragers van het boek. Alle drie hebben zij de oorlog overleefd en zij hebben elk op een eigen manier hun memoires over die periode neergeschreven. Belangrijker nog is dat De Vlam de oude Pola, Jean en Henriette nog in levende lijve heeft kunnen ontmoeten, waardoor zij anno 2020 haar kroongetuigen nog even aan het woord heeft kunnen laten. ‘Zij zijn misschien wel minihelden uit ons nationaal geheugen, maar ze beleefden een verhaal dat ook opvallende gelijkenissen vertoont met de actuele vluchtelingen,’ schrijft De Vlam (p. 18). En dan is er ook nog Andrée Dumon, een vierde getuige die ze op 96-jarige leeftijd nog heeft kunnen interviewen. Zij was een dappere mensensmokkelaarster, die na verraad door de Duitsers werd gearresteerd maar toch Mauthausen wist te overleven.
De derde invalshoek is het ‘ik-verhaal’ van de auteur die als Pyreneeënbewoonster de meeste plekken uit het verhaal bezocht en ook mensen opzocht die onrechtstreeks meegeholpen hebben om stukjes van de ingewikkelde puzzel ten kunnen invullen. Heden en verleden ontmoeten elkaar voortdurend in dit boek. Sarah De Vlam zegt het zo: ‘Ik schreef dit boek niet voor maar door het verleden. Ik vertelde dit verhaal in en voor het heden. (p. 271)
Zeven passages
De zeven hoofdstukken uit dit boek zijn evenveel ‘passages’ in het oorlogsgebeuren waarvan de meeste zich afspelen op en rond de Pyreneeën, dat rotsgebergte dat ooggetuige is geweest van heel veel clandestiene bewegingen voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog. Het vluchtelingenverhaal start op 10 mei 1940 met de Duitse bezetting van België en dat komt aan bod in passage één ‘De vluchtelingen van mei 1940. Een oorlog te laat’, passage twee ‘Weg uit bezet België’ en passage drie ‘De Belgen willen naar Vrij Frankrijk’. Een eerste stroom van twee miljoen Belgen vluchtte eerst hals over kop naar de Westhoek en daarna naar Frankrijk, maar door de snelle opmars van het Duitse leger, ook in Frankrijk, en nadat maarschalk Pétain de vrede had ondertekend en er een demarcatielijn ontstond tussen het Vichy-regime en vrij Frankrijk, trokken de meeste Belgen einde 1940 terug naar huis. Een tweede golf vluchtelingen ontstond toen de Jodenvervolging onder het naziregime almaar toenam. Tot november 1942 moesten de vluchtelingen die kozen voor de zuidelijke vluchtroute vijf grenzen oversteken: de Belgisch-Franse grens, de buitengrens van de Duitse militaire bevoegdheid die tot aan de Somme liep, de demarcatielijn die bezet van Vrij Frankrijk scheidde, de Frans-Spaanse en de Spaans-Portugese grens. Alleen al in de Pyreneeën waren er ongeveer 50 doorsteekroutes die waren opgezet door een gigantisch vluchtelingennetwerk. De Komeetlijn, origineel Comète, was een van de meest bekende en daarin speelde Dédée, Andrée De Jongh, een belangrijke rol.
In passage vier ‘Te voet over de Pyreneeën’ komen we dan in de regio van de auteur terecht. Als de vluchtelingen Spanje bereikten, waren verschillende scenario’s mogelijk. Ze konden ongemerkt verder vluchten en Portugal bereiken – zo ging het met Pola en haar man -, ze ontsnapten aan de grenswachten maar werden onderweg naar Portugal gearresteerd, zoals dat ook gebeurde met Jean Martial die lang werd opgesloten in Miranda de Ebro. De vluchtelingen werden soms ook dicht bij de Frans-Spaanse grens gearresteerd en ofwel konden ze in Spanje blijven, meestal in een cel zoals in Sort, ofwel werden ze vrijwel onmiddellijk gerepatrieerd naar Frankrijk. De meeste vluchtelingen waren onervaren klimmers en niet uitgerust voor een overtocht over de Pyreneeën in barre omstandigheden en ze moesten daarom een beroep doen op ‘passeurs’, op Catalaanse berggidsen die daar goed geld aan verdienden. De overtocht kostte gemiddeld 10.000 Franse Frank en het maandloon van een Franse onderwijzer bedroeg in de oorlog 3000 frank. Radeloze vluchtelingen moeten niet alleen moedig zijn, maar ook nog eens veel geld bij zich hebben. Ook dat is een constante in elk vluchtelingenverhaal.
Passage 5 ‘Welkom ‘Chez Franco’’ is een sleutelhoofdstuk in dit boek. Het Spanje onder Franco was zogenaamd neutraal, maar door vluchtelingen het leven moeilijk te maken, faciliteerde de caudillo Hitler. Volgens de gegevens van de auteur werden er meer dan 1450 Belgen gearresteerd in Spanje, van wie de meesten werden opgesloten in het concentratiekamp van Miranda de Ebro, dat in 1937 gebouwd werd voor republikeinse gevangenen uit de Spaanse burgeroorlog. Dubbel gebruik dus voor Franco.
In passage zes ‘Gastheer Portugal’ werden de Belgen die tot in Portugal geraakt waren, het leven niet langer zuur gemaakt. Ze waren bijna aan het einde van hun ontsnappingsroute. Vandaaruit konden ze immers op drie manieren hun eindbestemming bereiken. Vanuit de neutrale haven van Lissabon vertrokken wekelijks schepen naar internationale havens in Noord- en Zuid-Amerika. Vele Joden maakten van die zeeweg gebruik en trokken van daaruit, zoals Pola, naar Belgisch Congo. Ook vandaaruit of vanaf Gilbraltar konden de Belgische oorlogsvrijwilligers, zoals Jean, oversteken naar Engeland.
Daarover gaat het uitvoerig in passage zeven ‘Londen heeft een plan met de Belgen’. Engeland was niet geïnteresseerd in de opvang van ‘zomaar’ hulpeloze vluchtelingen, maar selecteerde op basis van militaire criteria: jonge mannen en vrouwen, liefst piloten of specialisten die geschikt waren voor geheime opdrachten in bezet gebied en die snel werden opgeleid om in de oorlogsactie te kunnen gegooid worden.
Lieu de mémoire
‘Passage Pyreneeën is een zeer bijzonder boek geworden waarin de auteur, naast het verstandig hanteren van een historische groothoeklens, ook voortdurend getuigt van haar grote persoonlijke betrokkenheid bij het onderwerp. ‘Elke dag zie ik de Pyreneeën waarover de vluchtelingen zijn geklauterd, gesukkeld, gestrompeld om zichzelf in veiligheid te brengen,’ schrijft ze (p. 235). Zij ‘leest’ het landschap van haar omgeving en dan vooral de laag van geheugen die in de jaren dertig en veertig van vorige eeuw gelegd is. Voor haar zijn de Pyreneeën niet alleen een woonplaats, maar ook een lieu de mémoire geworden, zoals Pierre Nora dit fenomeen noemt. Volgens de Franse historicus zijn des lieux de mémoire niet alleen herinneringen, maar eerder knooppunten waaromheen hele waaiers van herinneringen zijn gekristalliseerd, die betekenis geven aan een plaats. De betekenisgeving van een plaats kan echter veranderen. Een dergelijke dynamiek typeert elke plaats. Verschillende mensen of groepen denken op eenzelfde moment anders over een bepaalde locatie, maar de inhoud van die gedachten wisselt ook in de loop van de tijd. Dat is niet anders met een locatie als de Pyreneeën of met plekken als Miranda de Ebro dat van een Franco-concentratiekamp voor republikeinen veranderde in een ‘bergplaats’ van West-Europese vluchtelingen voor het nazisme.
Het duo De Vlam-Tuytens
‘Passage Pyreneeën’ heeft verschillende verhaallijnen en door het spoor ervan te volgen komt De Vlam terecht op nog andere, historisch onontgonnen aspecten. Zo is er de niet onbelangrijke rol die de Belgische diplomaten in Spanje hebben gespeeld. De Belgische diplomatie was verdeeld tussen de Londen-getrouwen in Barcelona en San Sebastián en een Franco-toegenegen, zeer koningsgezinde of gewoon apathische groep in Madrid. Sommigen onder hen deden meer dan hun consulaire taak en deden enorme inspanningen om de vluchtelingen te helpen en uit Spanje te krijgen. Consul Marc Jottard vanuit Barcelona en aalmoezenier Simon Leclef vanuit Miranda de Ebro en de Portugese consul Aristides de Sousa Mendes die duizenden Joodse families heeft geholpen, zijn hiervan enkele mooie voorbeelden. Met het belichten van dit aspect sluit zij trouwens aan bij het verhaal van de Nederlandse auteur Jan Brokken die in zijn recent boek ‘De rechtvaardigen’ vertelt hoe een Nederlandse consul uit Litouwen tijdens de Tweede wereldoorlog duizenden uit Polen gevluchte Joden het leven redde.
Sarah De Vlam heeft haar ‘huiswerk’ zeer grondig gedaan – de voetnoten en de uitvoerige bibliografie liegen er niet om – en ze is niet alleen bij het woord blijven hangen. Het zwartwit fotomateriaal dat zij via CEGESOMA en privé familiearchieven bij elkaar heeft weten te sprokkelen geven ook nog eens een grote meerwaarde aan dit boek.
Het is opvallend dat Sarah De Vlam op verscheidenen plaatsen verwijst naar het werk van vrt-journalist Sven Tuytens die vanuit Madrid verslaggeving brengt over Spanje. Hij is tevens de auteur van verscheidene boeken over andere vergeten verhalen uit de Spaanse geschiedenis, waaronder ‘Las mamás belgas’, over de onbekende strijd van jonge vrouwen uit België en Nederland tegen Franco en Hitler.
Sven Tuytens en Sarah De Vlam vormen intussen een sterk schrijversduo dat onbekende aspecten van Belgische aanwezigheid in Spanje onder de aandacht brengt. De boeken van Tuytens verschenen eerst in het Nederlands, maar zijn intussen in het Spaans vertaald en worden nu veel meer gelezen. Misschien is dat ook een idee voor de uitgever Vrijdag van ‘Passage Pyreneeën’.
Digitale boekvoorstelling van het boek, op donderdag 4 juni om 20 uur. Sven Tuytens zal Sarah De Vlam interviewen over haar onderzoek en het boek, en nadien mogen alle deelnemers van de sessie ook nog vragen stellen via de groeps-chat. U vindt de informatie hier: https://vermeylenfonds.be/blog/passage-pyreneeën