Evolueert België van een rechtsstaat naar een schurkenstaat, zoals de eerste voorzitter van het Hof van Cassatie, Jean de Codt, zich onlangs afvroeg? Wie het boek van de voormalige rechter Walter De Smedt leest kan die vraag alleen maar bevestigend beantwoorden. De auteur beschrijft zijn loopbaan die samenvalt met de verloedering van het Belgische gerecht. Verloedering die onder opeenvolgende ministers van Justitie steeds meer in de richting van politisering, privatisering en commercialisering gaat. De lectuur van het boek van De Smedt bezorgt je koude rillingen en roept de vraag op in wat voor land wij leven. De auteur stelt zich eveneens die vraag.
Walter De Smedt was achtereenvolgens openbaar aanklager, onderzoeksrechter en strafrechter. Als enige magistraat maakte hij deel uit van zowel het Comité P dat de politiediensten controleert, als van het Comité I dat toezicht houdt op de inlichtingendiensten. Velen zullen Walter De Smedt een dwarsligger noemen, omdat hij wat hij aan de universiteit over het gerecht en de rechtspraak had geleerd ook in de praktijk wou omzetten. Daarbij botste hij op vele muren: de gevestigde machten die andere belangen verdedigen dan die van de democratie. Zelf zegt De Smedt dat hij zijn hele leven een rebel is geweest omdat hij altijd wou weten wat er zich achter de façades afspeelde. En hij voegt eraan toe: ‘Talent voor onderdanigheid, vereist voor een succesrijke loopbaan, heb ik nooit gehad.’ Geen wonder dat hij ooit moest worden behandeld worden voor maagzweren en hij ontgoocheld vervroegd met pensioen ging.
De jonge onderzoeksrechter De Smedt kwam al vlug in aanvaring met de toenmalige Rijkswacht. In het raam van een onderzoek ontdekte hij dat er binnen de Rijkswacht een geheime inlichtingendienst GID (Gerechtelijk Informatie Dienst) bestond. Dat was een dienst met gerechtelijke bevoegdheid waarvan het bestaan geheim gehouden werd en die vaststellingen en operaties verborgen hield met vervalste processen-verbaal. Die ontdekking en een huiszoeking bij de generale staf van de Rijkswacht in Brussel werden De Smedt zeer kwalijk genomen. Hij trok met het dossier over de GID naar het Parket-generaal van het Hof van Cassatie, maar over een onderzoek door Cassatie werd nooit iets vernomen. Ook een procedure die De Smedt startte om rijkswachters die een proces-verbaal hadden vervalst in verdenking te stellen, stierf een stille dood. De Smedt beschrijft de extreemrechtse infiltratie bij de Rijkswacht en de plannen om een staatsgreep te plegen. Hij gaat daarbij uitvoerig in op de rol van extreemrechts in het Belgische bestel.
Stropers worden boswachters
Om toezicht te houden op de politiediensten werd het Vast Comité P opgericht. Zowel de minister van Binnenlandse Zaken als die van Justitie benoemden hun mannetjes in dit comité. Walter De Smedt werd het enige comitélid dat niet op de steun van de regering kon rekenen. Van bij het begin werd hij dan ook buitenspel gezet. De meerderheid binnen het comité besliste dat hij geen onderzoek naar de Rijkswacht mocht voeren omdat hij als onderzoeksrechter in Antwerpen gebotst had met dit korps. Toen hij een onderzoek naar de werking van de gerechtelijke politie bij de parketten wou starten werd dit achter zijn rug afgeblazen. Omdat De Smedt een onderzoek voerde naar de Schaarbeekse politiecommissaris Johan De Mol die lid was geweest van het extreemrechtse Front de la Jeunesse, legde Comitévoorzitter Freddy Troch een klacht tegen hem neer. De telefoongesprekken van De Smedt werden genoteerd. Omdat hij al eens telefoneerde met onderzoeksjournalist Walter De Bock van De Morgen zou hij het beroepsgeheim hebben geschonden.
Het verslag dat De Smedt in zijn boek uitbrengt over het falen van de Rijkswacht in de zaak Dutroux is adembenemend. Maar zijn onderzoek hierover verdween in 1988 in de kelders van een justitiepaleis en hij werd verbannen uit het Dutroux-onderzoek. Nadat De Smedt een onderzoek voerde naar de internationale werking van de geheime en parallelle inlichtingendienst van de Rijkswacht en hij de samenwerking met de Turkse diensten in de jacht op de in België verblijvende Koerden aantoonde, werd het Comité P ontbonden en naar huis gestuurd. Er kwam een nieuwe voorzitter, André Vandooren, die de toelating had gegeven tot het screenen van alle in België verblijvende Turken, terwijl Rijkswachtkolonel Berckmoes die de Turkse operaties had geleid chef van de enquêtedienst van het Comité werd. De stropers waren bevorderd tot boswachters. Zonder enig probleem werd De Smedt nadien tot lid van het Comité I benoemd, maar een herbenoeming voor een tweede termijn werd door eerste minister Guy Verhofstadt tegengehouden.
Zakenadvocaat Koen Geens
Als voorzitter van de Vereniging van Onderzoeksrechters werd Walter De Smedt in 1991 lid van de commissie Franchimont, een commissie die zich over het strafprocesrecht moest buigen. De commissie oordeelde dat de leiding van het onderzoek bij de onderzoeksrechter moest blijven. Dat botste op heel wat tegenstand. Niemand minder dan de korpsoverste van de Rijkswacht, Willy De Ridder, verklaarde tijdens een colloquium in 1994 dat ‘het principe volgens hetwelk de onderzoeksrechter het onderzoek leidt en controleert in de praktijk niet alleen onvoldoende uitwerking heeft, maar het onderzoekspotentieel van een politiedienst vernauwt in die mate dat de onderzoeksrechter slechts met bepaalde onderzoekers wenst te werken’. Hij voegde eraan toe dat ‘als er toch geen beterschap komt inzake de opsporing en vervolging, naar meer radicale ingrepen moet worden uitgekeken’. Voor magistraat De Smedt betekent dat dat de Rijkswacht de grondwettelijke opdrachten en bevoegdheden van de magistratuur wou overnemen en de taak van de magistratuur tot het toezicht op de politionele operatie wou beperken.
Zo zijn we bij de opeenvolgende hervormingen van Justitie beland. De Smedt schrijft dat toen Koen Geens minister van Justitie werd algemeen op beterschap werd gehoopt. Geens had immers een stevige reputatie als advocaat en als hoogleraar. Maar Geens is ook zakenadvocaat en oprichter van het grootste Belgische zakenkantoor Eubelius. Zakenadvocaten werken voor vermogenden en houden niet van de rechtbank. Ze werken bij voorkeur in hun kantoor een akkoord tussen de partijen uit. Dat is geen probleem als het om ‘commercieel recht’ gaat. Maar als het om strafrecht gaat, gaat het om zaken van openbare orde en die kunnen zo maar niet via een akkoordje worden geregeld.
Toch slaagde zakenadvocaat Geens er volgens De Smedt in de hervorming van Justitie om te buigen tot een hervorming van de grondwet en van het strafgerecht een commercie te maken. Zo kwam in 2011 de afkoopwet tot stand, omdat Justitie niet bij machte was de grote fraudezaken aan te pakken. De afkoopwet kwam erop neer dat de verdachte aan iedere vervolging en dus aan een proces en een straf kon ontsnappen door een geldsom te betalen. Het Grondwettelijk Hof achtte de afkoopwet echter in strijd met de grondwet en keurde de wet af. Het Hof vernietigde in 2018 nog een andere wet van Geens die de procureurs bevoegdheden toekende die volgens de grondwet enkel een rechter toekomen. Die afgewezen wet liet procureurs toe geheime netwerkzoekingen te doen zonder tussenkomst van een onderzoeksrechter. De afgekeurde en vernietigde hervormingen van Geens kwamen erop neer dat steeds meer bevoegdheden van de rechterlijke naar de uitvoerende macht (procureurs, regering) worden overgeheveld. De auteur ziet hierin een afglijden naar autoritaire toestanden zoals in Hongarije, Polen en Roemenië.
In dat verband waarschuwt De Smedt voor een nieuw begrip dat Geens uit zijn hoed toverde: het strafrechtelijk beleid. Vroeger was het beleid inzake strafzaken in handen van het gerecht zelf. Door Geens werd het strafrechtelijk beleid de individuele bevoegdheid van de minister van Justitie. Dat is een schending van het principe van de scheiding der machten. Om die ongrondwettelijke toestand recht te trekken werd de strafuitvoeringsrechtbank opgericht. Maar tegelijk werd beslist dat die rechtbank niet bevoegd is voor straffen korter dan drie jaar. Daardoor wordt de al dan niet uitvoering van het overgrote deel van de straffen (minder dan drie jaar) nog steeds door de minister van Justitie beoordeeld.
Vervroegd met pensioen
De Smedt ondervond aan den lijve wat de niet uitvoering van straffen zoal kan betekenen. Hij sprak een man vrij die, na eerdere veroordelingen, telkens dezelfde feiten pleegde, maar nooit effectief werd gestraft omdat de uitgesproken straffen korter waren dan drie jaar. De Smedt oordeelde dat het gerecht de man daardoor aanzette tot het plegen van nieuwe feiten, wat uitlokking wordt genoemd. Hij sprak de man dan ook vrij wegens uitlokking, omdat de vorige veroordeling niet was uitgevoerd. Volgens de toenmalige minister van Justitie Stefaan De Clerck ging het hier om rechtsweigering en moest De Smedt worden vervolgd. Dat was vanwege de minister een fameuze schending van het beginsel van de scheiding der machten, maar zijn mening werd gedeeld door de top van het gerecht. De Smedt moest wel degelijk voor de rechtbank verschijnen, maar die sprak hem vrij. Nadat het Openbaar Ministerie uit protest tegen die uitspraak naar het Hof van Cassatie was gestapt, gaf ook dit Hof De Smedt gelijk. Hij had wel degelijk een vonnis uitgesproken.
Iedereen herinnert zich nog, dankzij het VRT-programma Panorama, het bezoek dat de Antwerpse rechtbank in 2011 aan de Jaïn tempel in Wilrijk bracht, gevolgd door een etentje aangeboden door het Antwerp World Diamond Center. Op dat ogenblik liepen in Antwerpen onderzoeken naar een miljoenenfraude in de diamantsector. De Antwerpse Jaïn-gemeenschap is zeer actief in die sector. Hoe dol gedraaid het gerechtelijke wereldje is blijkt uit het feit dat rechtbankvoorzitter Jacques Mahieu een gerechtelijk onderzoek liet openen tegen zijn collega De Smedt, die hij ervan beschuldigde de VRT op de hoogte te hebben gebracht van het geplande uitstapje van de rechtbank. Dat zou een schending van de privacy zijn geweest. Mahieu leidde zelf het proces, maar sprak met trillende stem De Smedt vrij. Maar Walter De Smedt kreeg nadien alleen nog maar administratieve taken toebedeeld die geen rechtsprekende functie meer inhielden. Moe getergd besloot De Smedt vroegtijdig met pensioen te gaan. Mahieu, eerste voorzitter Rozie en procureur-generaal Liégeois schreven een negatief advies om te beletten dat De Smedt de eretitel van zijn ambt zou krijgen. Hun poging mislukte, maar de eretitel heeft De Smedt nog steeds niet, omdat minister Turtelboom en haar opvolger ‘vergaten’ erover te beslissen.
Sommigen zullen zich afvragen of het wel past dat een voormalige magistraat een boekje opendoet over de negatieve kanten van het gerecht. Is zo iemand geen nestbevuiler? Geenszins antwoordt Walter De Smedt, die daarbij de Gids voor de Magistratuur citeert: ‘Wanneer de democratie en de fundamentele vrijheden in gevaar zijn, wijkt de terughoudendheid van de magistraat voor het recht van verontwaardiging’.