6 en 9 augustus 1945. De steden Hiroshima en Nagasaki worden door een atoombom getroffen. Japan was al bereid te capituleren, deze bommen waren dus overbodig. Ze moesten kennelijk alleen nog dienen om de krachtsverhoudingen duidelijk te maken aan Moskou. De Verenigde Staten zijn de winnaars van de Tweede Wereldoorlog. Met dank aan België.
De Belgische deelname aan het Amerikaanse Manhattanproject(1) voor de aanmaak van atoomwapens was van essentieel belang. Zoveel is zeker. Het uranium om de bom te maken kwam immers uit Belgisch-Kongo. Het valt daarbij op dat de zakenwereld, in casu de Union Minière, de fundamentele beslissing tot levering nam, en dat de regering toen kennelijk in het ongewisse werd gehouden. Het blijkt dat Paul Henri Spaak betrekkelijk snel op de hoogte moet zijn geweest. Bij het officiële exclusiviteitscontract van uraniumleveringen aan de USA beslist de Belgische oorlogsregering in ballingschap mee. We gingen even op zoek naar de in omloop zijnde verhalen hieromtrent. Een kleine greep.
Union Minière baas, Edgar Sengier
In ‘Chronologie du Congo belge’(2) situeert de auteur de eerste uraniumleveringen van de Union Minière du Haut Katanga in 1940 als hij schrijft dat Edgar Sengier, patron van UMHK, duizend ton uraniummineralen uitvoert naar de VS. Hij vervolgt dat Sengier op 18 september 1942 aan kolonel Nichols aankondigt dat het door de Amerikanen verwachte uranium zich reeds in New York bevindt.
Anderen(3) beschrijven de Belgische uraniumlevering als volgt: "Toen Duitsland België binnenviel stond Edgar Sengier aan het hoofd van de Union Minière, die eigenaar en uitbater was van de Shinkolobwe mijnen in Congo. Hij leidde een schip, dat België als oorspronkelijke bestemming had, af naar Staten Island, New York, met een lading van 1000 ton hoogwaardig uranium dat in olievaten was opgeslagen. Phil Merritt van het Manhattanproject kwam op deze toevallige aanwezigheid van de lading uranium uit. Het Mijnenjaarboek 1941 van het US Bureau of Mines vermeldt wel de invoer van dat materiaal. Het was voldoende om de eerste atoombommen te maken en te testen, met inbegrip van die bommen die boven Hirohsima en Nagasaki tot ontploffing kwamen."
Een min of meer gelijkaardige beschrijving(4) zegt dat Edgar Sengier in 1939 van Europese wetenschappers hoorde over de mogelijkheid om energie uit uraniumerts te halen. Op basis van een bestudeerde (commerciële) gok dat het nutteloze bij-product uit de Katangamijnen (uranium dus, als ‘overschot’ na radiumproductie ) wel ’s een vitale rol in oorlogstijd zou kunnen spelen, verscheepte Sengier alle beschikbare Afrikaanse uraniumvoorraden in het geheim naar New York. Daar bleef de lading in een opslagplaats in Staten Island tot 1941. In dat jaar bracht US kolonel Nichols een bezoek aan Sengier in New York, waar de Belgische industrieel de mondiale Union Minière operaties leidde gedurende de Duitse bezetting van zijn vaderland. Nichols vroeg dringend om alle uranium uit Belgisch-Kongo naar de Verenigde Staten te verschepen, al begreep hij de moeilijkheidsgraad van zijn verzoek. Sengier’s antwoord – alom gekend sedert de oorlogsdocumenten zijn vrijgegeven – luidde: "U kan het erts onmiddellijk krijgen. Het bevindt zich reeds in New York; 1000 ton. Ik zat op uw bezoek te wachten." Enkele woorden op een papiertje van Sengier waren voldoende om het erts aan de VS autoriteiten over te maken. In 1946 kreeg Sengier in naam van president Truman uit de handen van generaal Groves de "Medal of Merit" voor zijn bijdrage aan de overwinning van de geallieerden. Hij werd benoemd tot Ridder Commandeur van het Britse Imperium en Commandeur van het Franse Erelegioen. De Belgische regering gaf hem de onderscheidingen van Officier in de Leopoldsorde en Commandeur van de Kroonorde.
De politici?
In zijn standaardwerk over de Belgische buitenlandse politiek(4) legt ook professor Rik Coolsaet uit dat het initiatief, wat de Belgische zijde betreft, uitging van de Belgische zakenwereld. "De Union Minière du Haut Katanga had sedert september 1942 uraniumerts uit Belgisch-Congo geleverd aan de Verenigde Staten, die enkele maanden daarvoor beslist hadden atoomwapens te ontwikkelen uit vrees dat Duitsland hiertoe was overgegaan. De Amerikaanse verantwoordelijke van het Manhattanproject, generaal Leslie Groves, had echter een optie genomen op de totaliteit van het Kongolese uraniumerts, met als expliciete bedoeling de basis te leggen van een uraniummonopolie om de naoorlogse positie van de Verenigde Staten tegenover de Sovjetunie veilig te stellen. Groves behoorde tot een minderheid in de Verenigde Staten die het kernprogramma van bij het begin opvatte in het licht van een naoorlogse confrontatiepolitiek tussen de Verenigde Staten en de Sovjetunie. De rol van Belgisch-Kongo stond hierin centraal omdat de Katangese uraniummijnen ’s werelds belangrijkste en rijkste vindplaatsen waren. De Belgische regering zou pas in maart 1944, en dan nog slechts gedeeltelijk, geïnformeerd worden over de contacten en de contracten tussen de Union Minière en het Manhattanproject. In september 1944 bekrachtigde zij de eerder gemaakte afspraken voor de levering van het erts. Ook al was de Belgische regering zich hiervan niet bewust, toch betekende dit akkoord dat Groves’ opzet de wereldvoorraad uraniumerts te controleren, een officiële bekrachtiging had gekregen."
In zijn jaarrapport 2002 schrijft het Belgische Studiecentrum voor Kernenergie(6) het zo. "In de jaren ’30 werd het uranium in de eerste plaats gebruikt voor het bereiden van radium voor medische toepassingen". Union Minière was op dat ogenblik marktleider in de hele wereld op dat gebied. In 1942 startten de Verenigde Staten het Manhattanproject en voor de ontwikkeling van een atoombom hadden zij dringend uranium nodig. De Amerikanen trachtten de Belgen te overtuigen om hun de Kongolese uraniumreserves te verkopen. In de jaren die hieraan voorafgingen zouden zij zelfs Einstein in contact gebracht hebben met de Belgische koninklijke familie, dit met de bedoeling om de controle over deze reserves te verkrijgen. Op 26 september 1944 tekenden de USA, het Verenigd Koninkrijk en België een "Memorandum of Understanding", waarbij ons land zich verbond tot het leveren van 1560 ton uraniumerts aan de geallieerden. De USA en het Verenigd Koninkrijk verkregen voor een periode van 10 jaar het exclusief recht op de uraniumreserves, en ter compensatie hiervoor kreeg België toegang tot de nucleaire knowhow voor commerciële, niet-militaire toepassingen. In 1946 kreeg dit een andere wending toen de Amerikanen de "Atomic Energy Act" ondertekenden. Deze wet verbood de overdracht van wetenschappelijke kennis en technologie op gebied ven kernenergie naar andere landen. Deze wet stond haaks op de akkoorden die met België waren afgesloten. Begin 1949 eist België de herziening van de akkoorden van 1944. Pierre Ryckmans, oud-gouverneur-generaal van Belgisch-Kongo en commissaris-generaal voor kernenergie op dat ogenblik, speelde een sleutelrol in de besprekingen. Het compromis van 1954 bepaalde uiteindelijk dat er op de uitvoer van uranium een heffing van 12 miljoen dollar zou toegepast worden, en dit bedrag moest aan de Kongolese schatkist gestort worden. Kongo moest op zijn beurt het geld aan België overmaken om er kernonderzoek mee te verrichten. Ongeveer 350 miljoen BF (8.7 miljoen euro) werd nadien overgedragen aan de nieuwe instelling, het Studiecentrumvoor de Toepassingen van Kernenergie."
British Public Record Office(7)
Op 6 augustus 2004 verscheen volgend persbericht:
De Verenigde Staten en België bereikten tijdens Wereldoorlog II een geheim akkoord over de verkoop van uraniumerts dat later gebruikt werd bij de bombardementen van Hiroshima en Nagasaki. Het akkoord is al lang geen geheim meer, maar Jacques Vanderlinden, professor geschiedenis aan de VUB, kon in de British Public Record Office in Londen beslag leggen op documenten die de details van de deal beschrijven. Tijdens WOII betaalde de VS omgerekend ongeveer 90.000 euro voor 30.000 ton uraniumerts, afkomstig uit Belgisch Congo. Ook na de oorlog bleef het akkoord gehandhaafd en was de VS een grote afnemer van het uraniumerts. Volgens professor Vanderlinden begon een Belgisch bedrijf nog voor WOII in het zuiden van Kongo naar uraniumerts te delven.
In 1939 verkocht het bedrijf uraniumerts aan de VS en Canada voor onder meer de productie van radium voor medische toepassingen. In september 1942 bereikten leden van het Amerikaanse “Manhattan Project”, dat als doel had een atoombom te ontwikkelen, een geheim akkoord met het bedrijf. Tegen 1944 hadden de VS al 30.000 ton uranium aangekocht. In augustus bereikten de VS en Engeland een geheime overeenkomst met de Belgische regering, op dat moment in ballingschap in Londen, over het recht op de aankoop van uranium. België werd toen door Nazi-Duitsland bezet. Het bedrijf zou volgens Vanderlinden geweten hebben dat het uranium voor militaire doeleinden gebruikt werd, maar het zou pas na de bombardementen op Hiroshima en Nagasaki te weten gekomen zijn dat er een atoombom mee gemaakt was. Ook de Belgische regering was eerst niet op de hoogte van de bedoelingen van de Amerikanen. De reden voor de levering van uranium is volgens de documenten “het beschermen van de beschaving”. De VS en Engeland hadden het exclusieve recht om uranium aan te kopen voor militair gebruik en beide landen verbonden zich ertoe de nodige fondsen vrij te maken voor de installaties en machines. Daarenboven staat er in de documenten te lezen dat de VS en Engeland aan België de technologie zouden leveren voor het vreedzaam gebruik van uranium in de toekomst.
Er werd ook beslist aan de import- en exportdocumenten van het uranium codes toe te kennen. De Belgische regering opende een geheime bankrekening en ontving een gedeelte van de opbrengsten van het bedrijf als belasting. In totaal zou de Belgische regering omgerekend meer dan 12 miljoen euro hebben ontvangen. De Belgische overheid reageerde volgens Vanderlinden niet op het bombardement van Hiroshima. Het was pas na de oorlog dat er in Europa een debat ontstond over het bombardement. “De toenmalige leiders geloofden dat de nucleaire paraplu van de VS bescherming kon bieden tegen de dreiging van de Sovjetunie”, aldus nog Vanderlinden.
Tot zover het Belga-bericht van begin augustus dit jaar.
Pentagaon Papers(8)
Walter De Bock maakte dertien jaar geleden een artikelenreeks over deze materie met duidelijke feiten die naar boven kwamen uit de archieven van het State Department van de Verenigde Staten.
Het blijkt dat P.H. Spaak vanaf 1944 nagenoeg als enige Belgische politicus op de hoogte was van de geheime uraniumconnectie die onze Société Générale en haar Kongolese mijnbouwmaatschappij Union MInière vanaf 1943 verbonden met de Amerikaanse atoombewapening (…) Door al in1943/44 de integrale uraniumproductie van Katanga via een geheim verdrag exclusief aan de Amerikaanse regering af te staan, hadden Sengier, Spaak en enkele andere ministers – waaronder de katholieke minister van Koloniën Devleeshauwer – welbewust de koude oorlog tussen Washington en Moskou mee op gang gebracht, nog voor nazi-Duitsland verslagen was. Ziehier een chronologie gedistilleerd uit de reeks artikels van journalist Walter De Bock
Augustus 1944
Geheime overeenkomst tussen Belgische regering-in-ballingschap en de VS en Engeland over het recht op aankoop van uranium uit Belgisch-Kongo. Dit uraniumakkoord voorziet dat België zal delen in de resultaten van het Amerikaanse kernonderzoek van zodra niet-militaire toepassingen mogelijk worden, zowel op vlak van onderzoek als industriële toepassing
26 september 1944
datum bij de handtekening van Spaak onder het uraniumakkoord met de VS
de Belgische regering-in-ballingschap Pierlot wordt omgevormd tot regering van nationale eenheid (met communistische ministers).
11 oktober 1944
Devleeshauwer laat de Amerikaanse regering weten dat het vorige kabinet het uraniumakkoord heeft goedgekeurd en omdat het niet wenselijk was dat het nieuwe kabinet het probleem zou bespreken werden de documenten gedateerd op 26 september
1946
Atomic Energy Act van de VS verbiedt de overdracht aan andere landen van wetenschappelijke kennis en technologie op gebied van kernenergie
1948
Eerste Belgische atoommissie naar de School voor Radio-Isotopen in Oakridge. Een delegatielid werd door de VS ambassade gewraakt om politieke ideeën (communistische sympathieën) en kon niet mee.
Union Minière installeert in Kongo een privé anticommunistisch inlichtingennet ‘Crocodile’
1949
Amerikaanse en Britse geheime diensten actief in Kongo
1954
compromis Brussel – Washington om een heffing van 12 miljoen dollar toe te passen op de uitvoer van uranium; dit bedrag moest aan de Kongolese schatkist worden betaald. Kongo moest op zijn beurt het geld aan België overmaken om kernonderzoek te verrichten
(Uitpers, nr. 56, 6de jg., september 2004)
Voetnoten:
(1) Eind 1938 slagen twee Duitse natuurkundigern erin een uraniumatoom te splitsen. Op 2 december 1938 realiseert Enrico Fermi de eerste door mensen uitgevoerde kettingkernreactie aan de Universiteit van Chicago. In de zomer van 1942 organiseert J.Robert Oppenheimer een conferentie in Berkeley, California, waar topfysici discussiëren over de mogelijkheid een atoombom te ontwikkelen. Het Manhatten Project was geboren. (zie ook Vredescahier" De moeizame weg naar kernontwapening", Ludo De Brababander, 2/2004)
(2) http://historyindian.tripod.com/congo/id1.html
(3) http://www.bureauofmines.com; Sheldon Wimpfen, Tin Peaks and Silver Streams
(4) users.swing.be/patrick.de.ruette/JLEROY.htm
(5) Rik Coolsaet, België en zijn buitenlandse politiek, 1830-2000. Van Halewyck, herziene en aangevuldre druk oktober 2001.
(6) www.sckcen.be
(7) Belgabericht van 06-08-04
(8) Walter De Bock, De Morgen, 6-7-8-9-10 augustus 1991