De oorlog tegen Irak is begonnen. De wereldbevolking is erg tegen deze oorlog gekant, dat hebben de massale vredesbetogingen in alle wereldsteden wel aangetoond. Maar daar hebben de conservatieve kringen rond president Bush geen boodschap aan. Voor hen moet iedereen die niet in hun wereldbeeld past, aangepakt kunnen worden. Deze oorlog is een uitvoering vna een nieuwe strategie: de “preemptive attack”, de preventieve aanval.
Laat er echter geen twijfel over bestaan: deze oorlog is in de eerste plaats economisch geïnspireerd. De VS-economie kampt met behoorlijk wat problemen: grote bedrijven gaan failliet, er zijn de beursperikelen, werkloosheid, dalende koopkracht. Met deze oorlog willen de leidinggevende kringen in de Verenigde Staten niet alleen beslag leggen op de grote olievoorraden van Irak op zich en het breken van de macht van de OPEC. Maar ze hopen ook dat precies daardoor de economische superioriteit van de VS zal kunnen worden hersteld, en de verrijking van een kleine top verder kan worden gemaximaliseerd.
Het is niet alleen de wereldbevolking die tegen deze oorlog gekant is. Ook het internationaal rechtssysteem – hier in concreto de Verenigde Naties – geeft Washington en Londen geen toestemming voor oorlog. Het is in dit opzicht dubbel schokkend dat de Belgische regering nog altijd blijft toestaan dat het Belgisch grondgebied wordt gebruikt voor de Amerikaanse oorlogsvoorbereiding. Op 17 januari 2003 zei premier Verhofstadt in het parlement dat de transporten gebaseerd zijn op de wet van 1962. Hij legde uit dat de aard van de huidige transporten een toestemming van de minister van Defensie vereist: "…bij grotere transporten moet er een permanente communicatielijn geopend worden tussen het Amerikaanse en het Belgische commando en is de toelating nodig van het ministerie van Landsverdediging of van Buitenlandse Zaken, naargelang de aard van het transport.." Hieruit kunnen we toch niet anders dan besluiten dat het om een puur politieke beslissing gaat voor actieve steun aan Amerikaanse oorlogshandelingen? Met andere woorden de transporten vallen buiten mogelijke ‘internationale regels’, waarover premier Verhofstadt het heeft.
De Belgische regering moet deze transporten onmiddellijk stopzetten. Ze had ze ook nooit mogen toestaan. Het vervoerde materieel is immers bestemd voor een oorlogspolitiek die, zoals reeds gezegd, ingaat tegen de principes van het VN-Handvest. In die omstandigheden is de uitspraak van premier Verhofstadt dat we ons moeten houden aan ‘internationale verplichtingen’ klinkklare onzin. De echte internationale verplichtingen staan ingeschreven in het VN-Handvest en daar moet elke lidstaat zich aan houden. De bepalingen daarin staan boven bilaterale of NAVO-akkoorden.
De Belgische regering heeft altijd gezegd voor een politieke oplossing te werken, maar gaf en geeft tegelijk ruggesteun aan een partij die een politieke oplossing verhindert en oorlog voert . Dit tweesporenbeleid is van een torenhoog hypocrisiegehalte en onaanvaardbaar.
Verschillende regeringspartijen hebben het platform van de anti-oorlogscoalitie ondertekend. Daarin staat duidelijk dat België op "geen enkele wijze – zelfs logistiek – steun verleent aan oorlogshandelingen tegen Irak en in de regio". We vinden het in principe uitstekend dat regeringspartijen mee doen, want dat betekent dat er vanuit de vredeskrachten direct kan gewogen worden op het beleid. Maar laten we wel wezen: dan moet er ook consequent gehandeld worden. Zij moeten zich dan ook houden aan de eisen uit het platform. Wie dat niet doet, zet zichzelf buiten de coalitie.
Bovendien zal de eigengereide wereldanalyse van de Verenigde Staten ons nog meer oorlogen brengen. Als de NAVO ons land nu meesleept in oorlogsavonturen die het eigenlijk niet wil, is het de hoogste tijd dat we ons lidmaatschap in vraag stellen. We zullen ons anders in de toekomst nog herhaaldelijk medeplichtig maken aan inbreuken op het internationaal recht.
De politieke opstelling van ons land tegen de oorlog, kadert kennelijk in belangrijke mate ook in de zoektocht om een sterk Europese mogendheid te creëren. Onze ministers startten een vernieuwde campagne voor een Europees leger. Men wil dus kennelijk een militair verlengstuk voor de economische macht Europa. “Europa moet op kunnen treden, zoniet telt het niet mee”, wordt er gezegd. Maar het zijn de tegengestelde belangen van de lidstaten van de Europese Unie die ervoor zorgen dat er te weinig tegengewicht is tegen de Amerikaanse lezing van de feiten. Het probleem is in de eerste plaats dat er geen werkbare politieke synthese bestaat in de schoot van de Unie. Daarnaast is het maar de vraag wat zo’n politieke synthese echt in zal houden. Kennelijk blijft iedereen veiligheid analyseren in het kader van militaire sterkte. De vredesbeweging is al jaren overtuigd dat het realiseren van sociale rechtvaardigheid en participatie de kern van de wereldvrede uitmaken.
(Uitpers, nr. 40, 4de jg., maart 2003)