INTERNATIONALE POLITIEK

België en de bom

Dit artikel is een herwerking van een artikel van Georges Spriet dat werd gepubliceerd in de Vrede. Tijdschrift voor internationale politiek, van september – oktober 2004 en in Uitpers, nr. 56, september 2004. De herwerking gebeurde op basis van nieuwe bronnen (zie eindnoten)

De Belgische regering hielp het Manhattan Project aan 70 tot 75% van het uranium dat het nodig had voor onderzoek naar de ontwikkeling van atoomwapens. België sloot een akkoord met de VS en Groot-Brittanië waarin het land beloofde een uiterste inspanning te leveren om de VS en GB van zo veel mogelijk uranium te voorzien. De Belgische kolonie Congo had op haar grondgebied de rijkste vindplaats van uranium in de wereld. Ertsen ontgonnen uit de Shinkolobwe–mijn bevatten soms tot 65% uranium, wat een onvoorstelbaar hoog gehalte is in vergelijking met de andere bronnen van het Manhattan Project (uraniumertsen uit Canada slecht 0,2% uranium). In totaal zou er voor ongeveer 30.000 ton uranium- (en thorium) ertsen geleverd zijn. België heeft dus een enorme verantwoordelijkheid in het aanmaken van de bommen op Hiroshima en Nagasaki maar ook en vooral in de naoorlogse machtsbalans die zou volgen (de Koude Oorlog). Een relaas van de gebeurtenissen.

  1. De Shinkolobwe-mijn en Union Minière

    De uraniummijn in Shinkolobwe wordt in 1939, door de eigenaar, Union Minière (UM) gesloten. Deze mijn werd al uitgebaat sinds begin 1900, dan vooral voor het radium dat meestal tezamen met uranium wordt ontgonnen. Dit radium was een belangrijk element in de geneeskundige industrie. De mijn werd op dat moment gesloten omdat het economisch meer verantwoord werd om de aandacht te concentreren op de kobalt- en kopermijnen. De vraag naar kobalt en koper steeg enorm omwille van de oorlogsdreiging in Europa. Een andere reden voor de sluiting was om de prijs van het radium hoog te houden.

    De toenmalige baas van de UM, Edgar Sengier, kende beter dan wie ook het belang van uranium. Britse wetenschappers hadden begin ’39 hem daarvan op de hoogte gebracht en waarschuwden hem met de woorden: “Wees voorzichtig en vergeet nooit dat het materiaal dat u in uw bezit hebt een catastrofe kan betekenen voor uw land en uw mijn wanneer het in de handen zou terechtkomen van een mogelijke vijand”(1)

    Later zou hij, volgens sommigen, ook nog een mondelinge overeenkomst gehad hebben met vooraanstaande Franse wetenschappers om een uraniumbom tot ontploffing te brengen in de Sahara-woestijn. De Duitse invasie van Frankrijk verhinderde deze plannen.

    In oktober 1939 vertrekt Sengier naar New York. Hij vertrekt naar Amerika om er de activiteiten van UM voort te zetten, in het geval de Duitsers België zouden binnenvallen. UM had op dat moment een filiaal in Amerika: African Metals.

    Seniger kende het belang van uranium en hij deelde de vrees voor een Duitse bezetting van België. Deze elementen deden hem besluiten al het uranium in de raffinaderij van Olen en een deel van het ontgonnen uranium in Congo naar Amerika te transporteren. Het uranium uit Congo werd verscheept en werd opgeslagen in een loods op Staten Island in New York. Voor Olen kwam zijn beslissing te laat.

    Op dit moment komt er een andere speler in actie.

  2. Het Manhattan Engineer District

    Naar aanleiding van experimenten rond atoomsplitsing met uranium in begin ’38, raakten Amerikaanse wetenschappers geïnteresseerd in verder onderzoek. Er werd ontdekt dat bij zo een splitsing een kettingreactie ontstond die, wanneer men uranium-235 gebruikte, kon dienen om een ontzettend destructief wapen te ontwikkelen.

    Het enthousiasme van enkele van deze wetenschappers en de vrees dat de Nazi’s eerst zouden kunnen zijn met de ontwikkeling van zo een kettingreactie, deed hen naar de overheid stappen voor steun.

    Op 11 oktober 1939 richtte Roosevelt een adviserend comité op over uranium.

    Op 13 augustus 1942 richtte het Amerikaanse geniekorps een nieuwe subdivisie op: het Manhattan Engineer District (MED). Deze subdivisie zette een prestigieus project op bekend onder de naam: Manhattan Project (MP)(2).

    Het hoofd van het MED, brigadier generaal L.R. Groves werd op de hoogte gesteld van het gebrek aan uranium voor onderzoek. De enige beschikbare bron van uranium bleek de 1250 ton te zijn van African Metals op Staten Island. Kolonel K.D. Nichols, een ander lid van het MED, nam prompt contact op met Sengier.

  3. Begin van de onderhandelingen tussen UM en de VS

    Sengier en Nichols kwamen tot een akkoord. De VS zou al het erts kopen in de loods op Staten Island en kreeg de eerste optie op 1000 ton die nog opgeslagen lag in Congo. De contracten werden later verder uitgewerkt.

    De Amerikanen hadden de naoorlogse machtsbalans al in gedachten. Hiervoor beoogden ze een zo groot mogelijke greep op de uraniumvoorraden in de wereld.

    Ze drongen er bij Sengier op aan om de Shinkolobwe mijn te heropenen en de volledige output van de mijn over te maken aan de VS. Sengier weigerde de Amerikanen een ‘first refusal’(3) recht te geven op alle ertsen.

    In een poging de druk op Sengier op te voeren en zo meer controle te krijgen op ‘zijn’ uranium, schakelde de VS de Britten in. De Britten werden ingeschakeld omwille van het feit dat de Britse regering goede banden had met de Belgen en 30% van de aandeelhouders van UM Brits was.

    De benadering van Belgische regering gebeurde officieel via het Combined Policy Committee (CPC)(4).

  4. Betrekking van de Belgische regering in de onderhandelingen

    De eerste persoon binnen de Belgische regering die gecontacteerd wordt is de minister van Financiën Camille Gutt. Dat hij als eerste gecontacteerd wordt, is geen toeval. Gutt had al vele jaren goede contacten met de Britten. Met zijn pragmatische blik als minister van financiën zou hij makkelijker te overhalen zijn, dan één van zijn collega’s.

    Het CPC benadert hem via de Brit, John Anderson. Deze lichtte Gutt, op 23/3/’44, in over het atoomonderzoek waar ze mee bezig waren en vertelde hem dat het van allergrootst belang was voor de toekomst van de mensheid. Hij vertelde Gutt ook dat het zeer belangrijk was dat resultaten van dit onderzoek niet in de verkeerde handen zouden vallen.

    Gutt verzekerde Anderson dat zijn overheid alles in het werk zou stellen opdat dit niet zou gebeuren. Hij reageerde echter wel geschokt toen de Engelsman vertelde dat de Britse en Amerikaanse overheid de volledige controle over het uranium in het vooruitzicht hadden. Anderson stelde hem al snel gerust door te zeggen dat de regeringen niks zouden ondernemen wat de soevereiniteit van België zou kunnen schaden. Gutt besloot het gesprek door te stellen dat hij dit alles eerst eens diende te overleggen met zijn collega-ministers. Zo werden de eerste minister Hubert Pierlot, minister van Buitenlandse Zaken Paul-Henri Spaak en de minister van Koloniën Albert de Vleeschauwer in de onderhandelingen betrokken.

    De ministers besloten positief te reageren op de vraag van het CPC.

  5. Een akkoord tot uraniumleveringen

    In september ’44 parafeert Spaak het akkoord tussen de drie regeringen (België–VS–GB). De officiële ondertekening gebeurt op 11 oktober. Hierbij waarschuwt A. De Vleeschauwer de Amerikaanse regering dat het beter is het akkoord te antidateren op 26 september ’44. Dit omwille van een kabinetswissel waardoor de communisten in de regering kwamen en men niet wou dat het nieuwe kabinet het akkoord nog eens zou moeten goedkeuren.

    Het akkoord baseert zich op bestaande contracten tussen het Combined Development Trust (CDT: afdeling van het CPC) en African Metals (filiaal UM). België ziet toe op de goede uitwerking van deze contracten, waarbij de VS en GB een ‘first refusal’ recht krijgen op alle uraniumertsen uit de mijn. In ruil hiervoor hoopte België te kunnen delen in de commerciële voordelen die uit het onderzoek met dit uranium zouden kunnen voortvloeien. Het akkoord stelt dat ook gedurende 10 jaar na de uitvoering van die contracten België de VS en GB zo een ‘first refusal’ recht verleent. Daarna kunnen nieuwe besprekingen gevoerd worden over een eventuele vernieuwing of verlenging van het akkoord.

  6. Conclusie

    De contracten tussen CDT en UM liepen af in 1946. De VS en GB behielden tot 1956 hun ‘first refusal’ recht. België draagt een belangrijke verantwoordelijkheid in het ontwikkelen van de twee atoombommen op Japan. Je kan argumenteren dat de Belgische regering nooit had kunnen inschatten wat de gevolgen waren voor 1945. Na ’45 konden zij dit echter wel en toch bleven zij uranium leveren aan de VS en GB. Ze zijn dus ook deels mee verantwoordelijk voor de proliferatie van kernwapens in de beginperiode van de Koude Oorlog. Daarom dient België nu actieve stappen te nemen om te komen tot volledige nucleaire ontwapening. Zo zou België zich bijvoorbeeld kunnen engageren binnen de NAC(5) (New Agenda Coalition). Dit is een kleine moeite wanneer je zo een historische verantwoordelijkheid draagt.

(Uitpers, nr. 63, 6de jg., april 2005)

Bronnen
  • Buch, P., Vanderlinden, J.; L’uranium la Belgique et les puissances. Marché de dupes ou chef d’oeuvre diplomatique; De Boeck-Wesmael s.a. 1995
  • GROVES, L.R.; Now it can be told. The story of the Manhattan Project; Da Capo Press. Inc; 1962
  • Helmreich, J.E.; The uranium negotiations of 1944; Allegheny College, Meadville, Pennsylvania 16335

Voetnoten

(1) Vertaling van citaat uit GROVES, Leslie R., 1962 – Now it can be told, New York, Harper, p.33

(2) MP ontwikkelde (onder meer) de 2 atoombommen op Hiroshima en Nagasaki

(3) Dit betekent dat de UM eerst moet vragen aan de Amerikanen of ze deze ertsen willen vooraleer, UM de ertsen aan iemand anders mag verkopen. Met deze clausule wouden de Amerikanen vermijden dat ze contractueel gedwongen zouden worden om het uranium op te kopen ook wanneer ze het niet meer nodig zouden hebben.

(4) Dit Brits-Amerikaans samenwerkingsorgaan werd opgericht vanuit het samenwerkingsakkoord rond nucleaire expertise getekend in Quebec op 19/08/’43

(5) Deze groep wil komen tot gehele nucleaire ontwapening. Dit is meer dan non-proliferatie uit het NPT (Non-Proliferation Treaty). Daarin mogen enkele supermachten wel nog kernwapens bezitten.

Relevant

NAVO creëert angstpsychose om overbewapening te rechtvaardigen

Volgens de nieuwe NAVO-baas, Mark Rutte, is de in 2014 vastgelegde norm van 2% van het bruto binnenlands product (BBP) voor militaire uitgaven, vandaag ruimschoots onvoldoende. Formateur Bart De…

België mist kans op pioniersrol voor verbod op ‘killer robots’

Een Belgisch wetsvoorstel voor een verbod op ‘killer robots’ raakte op de valreep niet gestemd. Internationaal groeit daarover nochtans een consensus. Op 17 april keurde de Kamercommissie voor Landsverdediging…

70 ton militaire goederen via Bierset naar Israël

België zal de Palestijnse staat niet erkennen, want “symboliek lost niks op, ik wil impact op het terrein”, aldus premier Decroo. “Het is vooral van belang de voorwaarden te…

Laatste bijdrages

Gaza, rivièra of piratenkust? 

De vraag.  Het antwoord van Donald Trump, de Amerikaanse president, mag dan een provocatie zijn of gewoon onbeleefd en idioot, dat neemt niet weg dat de vraag reëel en…

“Trump is erg hypocriet”

Er gaat geen dag voorbij of er komt een of ander gruwelverhaal uit Washington. President Trump gaat door met dreigen en alweer dreigen. Van Palestina naar Panama en Mexico.…

Armenië lonkt naar VS na teleurstelling in Rusland

Met een lopend proces in Bakoe tegen de voormalige leiders van Nagorno-Karabach en een steeds brutalere president Ilham Alijev, is Jerevan op zoek naar nieuwe strategische partners. De desillusie…

Joden en moslims aan zet

You May Also Like

×