Mijn éérste bezoek aan Texas was in 1968, op de vijfde verjaardag van de moord op president John F.Kennedy in Dallas. Ik reed naar het zuiden langs een lijn van telegraafpalen tot aan het kleine stadje Midlothian, waar ik Penn Jones Jr., hoofdredacteur van de Midlothian Mirror, ontmoette. Behalve zijn typisch Texaans accent en zijn elegante laarzen, was alles aan Penn de antithese van het Texas stereotype.
Nadat hij meermaals de racisten van de John Birch Society had aangeklaagd, was zijn drukpers enkele keren met vuurbommen bestookt. Week na week verzamelde hij onweerlegbare bewijzen die de officiële versie van de moord op Kennedy ontkrachtten.
Dit was journalistiek van vóór de uitvinding van de commerciële journalistiek (‘corporate journalism’ =
journalistiek van de grote bedrijven), voor de eerste journalistiekscholen werden opgezet en een mythologie van liberale neutraliteit werd gesponnen rond zij wiens ‘professionalisme’ en ‘objectiviteit’ een onuitgesproken verplichting in zich droeg om er voor te zorgen dat nieuws en opinie overeenkwamen met de consensus van het establishment zonder rekening te houden met de waarheid. Journalisten zoals Penn Jones, die onafhankelijk zijn van de gevestigde macht, onvermoeid en principieel, geven dikwijls alledaagse Amerikaanse attitudes weer die zelden overeenkomen met de stereotypes die door de commerciële media aan beide zijden van de Atlantisch Oceaan worden gepromoot. Lees het meersterlijke American Dreams – Lost and Found van Studs Terkel, die enkele dagen terug overleden is, of surf naar de onderzoeken die keer op keer aantonen dat een meerderheid de progressieve overtuiging heeft dat “de regering zou moeten zorgen voor zij die niet voor zichzelf kunnen zorgen” en die bereid is hogere belastingen te betalen voor openbare gezondheidszorg, die nucleaire ontwapening ondersteunt en die de troepen wég wil uit andere landen.
Telkens wanneer ik terugkeer naar Texas, vallen mij de mensen op die zo totaal anders zijn dan het ‘redneck’ stereotype ondanks een vorm van hersenspoeling van de meeste Amerikanen vanaf hun prille jeugd: dat hun beschaving de meest superieure is in de geschiedenis van de mensheid en dat de middelen gebruikt voor het instandhouden van die superioriteit verrechtvaardigd zijn, mét inbegrip van de massale verspilling van bloed.
Dat zijn de ondertitels van Barack Obama’s retoriek. Hij zegt dat hij de militaire macht van de VS wil vergroten en hij dreigt er mee een nieuwe oorlog te beginnen in Pakistan, om dus nog meer bruingekleurde mensen te doden. Daar zullen ook tranen vloeien. In tegenstelling tot de tranen van de verkiezingsavond, zullen die tranen niet te zien zijn in Chicago en Londen. Ik betwijfel hier zeker de eerlijkheid niet van de reacties op Obama’s verkiezing, die kwamen er echter niet omwille van de redenen weergegeven in de slijmerige berichtgeving in Amerika sinds 4 November, bijvoorbeeld “liberale Amerikanen lachten en de wereld lachtte samen met hen” (Pilger verwijst naar een artikel in de Britse Guardian – ‘liberal’ betekent zoiets als ‘progressief’ en verwijst niet naar ‘liberaal’ in de Europese betekenis, LV). Die reacties kwamen er voor de zelfde redenen als de miljoenen boze e-mails naar het Witte Huis en het Congres waarin het reddingsplan voor Wall Street werd aangeklaagd voor wat het écht is en omdat de meeste Amerikanen de oorlog beu zijn.
Twee jaar terug leidde die stem tégen de oorlog tot een Democratische meerderheid in het Congres, maar die meerderheid gaf George W. Bush nog meer geld om zijn orgie van bloed verder te zetten (de stem van senator Obama incluis). En wat de “anti-oorlogs” Obama betreft: die zei nooit dat de illegale invasie van Irak verkeerd is maar dat het slechts een ‘vergissing’ was. Daarna stemde hij om Bush alles te geven wat hij wou. Ja, de verkiezing van Obama is historisch, een symbool van grote verandering voor velen. Maar het is evengoed waar dat de Amerikaanse elite gewoon is geworden om de zwarte middle en upper class te gebruiken. De moedige Martin Luther King erkende dit toen hij de mensenrechten van zwarte Amerikanen linkte aan de mensenrechten van de Vietnamezen, die toen door een ‘liberale’ Democratische regering werden afgeslacht. En hij werd neergeschoten. In markante tegenstelling hiermee werd een jonge zwarte majoor in Vietnam, Colin Powell, gebruikt om de beruchte slachtpartij van My Lai wit te wassen. Als Minister van Buitenlandse Zaken tijdens W. Bush eerste termijn werd hij dikwijls omschreven als een ‘liberal’ en was hij de ideale man om tegen de Verenigde Naties te liegen over de onbestaande massavernietigingswapens van Irak. Condoleezza Rice, geprezen als een succesrijke zwarte vrouw, werkte toegewijd aan het tegenhouden van rechtvaardigheid voor de Palestijnen.
De twee eerste cruciale benoemingen van Obama zijn een ontkenning van de wensen van zijn supporters voor de principiële zaken waar ze voor stemden. Joe Biden, zijn vice-president elect, is een fiere oorlogsstoker en Zionist. Rahm Emanuel, die de allerbelangrijkste chef van zijn staf zal zijn, is een fervente neoliberaal, verknocht aan de doctrine die tot de huidige economische ineenstorting heeft geleid en tot de verarming van miljoenen. Hij is ook een ‘Israël éérst’ Zionist die in het Israëlisch leger heeft gediend en die elke betekenisvolle rechtvaardigheid voor de Palestijnen tegenwerkt – een onrecht dat aan de wortel ligt van de minachting van moslims voor de VS en dat het jihadisme heeft voortgebracht.
Een ernstig onderzoek van dit alles is uitgesloten binnen de hypocrisie van de Obamamania, net zoals geen ernstig onderzoek is toegestaan naar het verraad tegen de meerderheid van zwarte Zuid-Afrikanen tijdens het ‘Mandela-moment’. Dit is vooral in Groot-Brittannië opvallend, waar het goddelijk recht van Amerika om te ‘leiden’ belangrijk is voor de Britse elitaire belangen. De ooit zo gerespecteerde Observer, die de oorlog van Bush in Irak steunde, kondigt nu zonder enig bewijs aan Amerika heeft het vertrouwen van de wereld in zijn idealen hersteld. Deze ‘idealen’ die Obama zweert hoog in het vaandel te dragen hebben sinds 1945 gezorgd voor de vernietiging van 50 regeringen, waaronder veel democratieën, en 30 populaire vrijheidsbewegingen, met de dood van ontelbare mannen, vrouwen en kinderen tot gevolg.
Niets daarover tijdens de kiescampagne. Als het was toegestaan zou er zelfs een erkenning geweest zijn dat ‘liberalisme’ als een enge, uiterst arrogante, oorlogvoerende ideologie ‘liberalisme’ als een realiteit aan het vernietigen is. Kort voor Blair’s criminele oorlogsstokerij, ontkenden hij en de media-ideologen elke ideologie. “ Wij kunnen een baken voor de wereld zijn” verklaarde de Guardian in 1997. “(Hij) maakt van leiderschap een kunstvorm”.
Vul vandaag gewoon ‘Obama’ in. En wat historische momenten betreft, er is er een dat onbesproken is maar er wel aankomt – de liberale democratie is aan het verschuiven naar een dictatuur van de grote bedrijven, bestuurd door mensen van eender welke etniciteit, met de media als cliché façade. ‘Echte democratie’ schreef Penn Jones, de Texaanse verteller van de waarheid, ‘is constante waakzaamheid: niet denken zoals je verondersteld wordt te denken en je ogen de hele tijd open houden.’
(Uitpers, nr 104, 10de jg., december 2008)
13 november 2008
Originele tekst
www.johnpilger.com