‘Bedrijven en ngo’s slaan de handen in elkaar’, zegt professor Frans Bourgois, initiatiefnemer van de vzw ‘Corporate Funding Programme’ (CFP), ook bekend als de ‘bedrijfsgiftenbank’. Het principe is eenvoudig: ondernemingen stellen geld ter beschikking van ngo’s die met dat geld ontwikkelingsprojecten uitvoeren. Dat gebeurt al lang, maar met het CFP krijgt dat een permanent en systematisch karakter. Die nieuwe ‘bank’ roept binnen de wereld van de ngo’s voor ontwikkelingssamenwerking zeer veel vragen op. Het debat is nog maar begonnen.
Bij de voorstelling van het CFP werd gezegd dat deze vzw "tot doel heeft een samenwerkingsmodel op te bouwen voor ondernemingen en ngo’s, met het oog op de optimale aanwending van middelen voor de realisatie van socio-economische ontwikkelingsprojecten". In de beheersstructuur zijn ngo’s en bedrijven gelijk vertegenwoordigd. De ngo’s krijgen meer middelen, de betrokken ondernemingen de garantie dat de projecten professioneel en bedrijfsmatig worden uitgevoerd.
"Ook bedrijfsleiders zijn bekommerd om de grote armoede en de economische achterstand van de ontwikkelingslanden. Heel wat bedrijven willen en kunnen helpen om de balans tussen het rijke Noorden en het arme Zuiden meer in evenwicht te brengen", staat in de voorstellingstekst.
Beide groepen hebben er voordeel bij, wordt verder gezegd. "De zorg voor een zo efficiënt mogelijke aanwending van middelen is een natuurlijke houding van elke bedrijfsleider. In het kader van CFP wordt deze zorg deskundig behartigd". Verder wordt verwezen naar de interesse van de bedrijfswereld voor duurzaam ondernemen, ethisch beleggen, de verbondenheid van economische, sociale en ecologische factoren.
De ngo’s hebben ook hun voordeel: ruimere financiële middelen. Via een centraal inzamelingspunt, het CFP, ontstaat bij de bedrijven geen indruk van overbevraging door afzonderlijke ngo’s. De ngo’s worden bovendien erkend als de draaischijf voor het ontwikkelingswerk, ze kunnen hun kennis over het Zuiden doen renderen.
"Ondemocratisch"
Zeven Belgische ondernemingen traden al tot het CFP toe: Bekaert, Corona-Lotus, Interbrew, Koramic Building Products, Sidmar, Siemens en Union Minière. Het CFP wordt voorgezeten door Fons Verplaetse, gewezen gouverneur van de Nationale Bank. Zes ngo’s betrokken bij ontwikkelingssamenwerking traden toe: ACT, Broederlijk Delen, FOS/Socialistische Solidariteit, Oxfam-Solidariteit, Vredeseilanden-Coopibo en Wereldsolidariteit (ACW). De goedkeuring gebeurde in de meeste gevallen zonder veel voorafgaande discussie, de beslissing was meestal een zaak van de besturen.
De discussie kwam vooral nadien op gang. Alhoewel, bij 11-11-11 brak er in december 2000 een grote discussie los (Interprovinciaal comité van zaterdag 16-12) waar vooral vrijwilligers uit de regio’s zwaar kritiek spuiden op dit initiatief.
"Het CFP ondermijnt de solidariteit met de bevrijding van de derde wereld. Het is een terugkeer naar de ideologie van de jaren vijftig die stelde dat de vooruitgang van de derde wereld in het kapitalisme lag", luidde een van de kritieken. "Op sociaal-economisch gebied zijn de belangen van de bedrijven tegengesteld aan die van de bevolking van het Zuiden en de ngo’s", zei een ander. "11-11-11 kan niet tot het CFP toetreden zonder een brede discussie" was de conclusie. Een grote meerderheid van de aanwezigen had alleszins grondige principiële bezwaren tegen het samenwerkingsverband tussen ngo’s en bedrijven in dat CFP. Vandaar dat "11-11-11" (vooralsnog?) ontbreekt op de lijst van deelnemers aan de ‘bedrijfsgiftenbank’.
"Opsmuk-operatie"
Intussen circuleerde via e-mail een platformtekst om de bedrijfsgiftenbank te verwerpen. "Het goede doel als big business" luidt de titel boven de tekst. Daarin wordt het initiatief voor het CFP in verband gebracht met het feit dat grote ondernemingen de jongste jaren onder vuur lagen en met recente acties waarin naast de internationale instellingen ook multinationale ondernemingen verantwoordelijk worden gesteld voor de groeiende kloof tussen Noord en Zuid. Multinationals zitten dus met een imagoprobleem en proberen daar nu van af te geraken met een "opsmukoperatie".
Marc Vandepitte, een van de initiatiefnemers van de tekst en auteur van "Missionarissen van de nieuwe kolonisatie" ‘EPO, 1994), vindt dat de bedrijfswereld steeds meer via ngo’s hun greep op de bevolkingen van de Derde Wereld versterken. In die context op systematische manier giften van de bedrijfswereld ontvangen, vindt hij een verkeerd signaal. Het schept bij de publieke opinie verwarring dat bewegingen die de bedrijfswereld moeten ontmaskeren, er geld van krijgen.
"Zijn die ngo’s dan naïef. Ze weten toch dat voor die bedrijven winst maken de allerhoogste prioriteit is. Het is naïef te geloven dat men het beleid van die multinationale ondernemingen kan beïnvloeden", aldus Vandepitte. Het resultaat is volgens hem ernstig verlies aan geloofwaardigheid. "Want welke plaats rest er dan nog om een tegenmacht op te bouwen? Zo verliezen die ngo’s toch hun mobilisatiekracht. Zij aanvaarden in feite een sluitstuk van het wereldwijde privatiseringsproces te worden".
Omer Mommaerts, Wereldsolidariteit, tilt zeer zwaar aan het feit dat de beslissingen om in het CFP te stappen, zeer ondemocratisch zijn genomen. "In de Derde Wereld beklemtonen we voortdurend dat democratie een zeer belangrijk element van ontwikkeling is, maar in onze eigen organisaties passen we dat niet toe. Talrijke ngo-leidingen bekijken die problemen louter vanuit een technocratische hoek, ze hebben niet de reflex om de basis te raadplegen. Wat er bij 11-11-11 gebeurt, toont toch wel aan dat de beslissingen om in het CFP te stappen, niet de basis van de vrijwilligers vertegenwoordigen".
Mommaerts, een veteraan van de christelijke arbeidersbeweging, vindt vooral dat dit CFP volkomen in tegenstrijd is met de campagne van 11-11-11 van vorig jaar over de steeds groter wordende kloof tussen arm en rijk in de wereld. "We moeten toch aanklagen wie oorzaak is van die kloof, we moeten een tegenstroming opbouwen die een breuk betekent met de kapitalistische logica. De multinationale ondernemingen zijn de draagsters van die logica. Zij doen daar alleen aan mee om hun imago op te smukken. De ngo’s verliezen tegelijk hun geloofwaardigheid als tegenmacht. En voor wat in de plaats? Voor 200 miljoen frank per jaar zodra het CFP op kruissnelheid komt."
"Voorwaardelijk, met garanties"
Stefaan De Clercq van Oxfam-Solidariteit wil de ‘bedrijfsgiftenbank’ een kans geven. "Aan de beslissing is een jaar discussie voorafgegaan en ons jawoord bevat voorwaarden". Zo legde Oxfam-Solidariteit vast dat de giften uit het CFP voor deze ngo niet meer mogen bedragen dan tien procent van de eigen middelen (momenteel zou dat neerkomen op tien procent van twee miljoen euro, 80 miljoen frank). Oxfam-Solidariteit stelde andere voorwaarden, onder meer dat de vakbonden bij het project worden betrokken, dat daarover in de betrokken ondernemingen wordt gediscussieerd. "De discussie is niet gesloten, ze wordt intern gevoerd op basis van en tekst", verzekert De Clercq.
Hij verwijst ook naar de internationale evolutie én naar de positie van Oxfam International dat de privé sector als een steeds belangrijker deelnemer aan ontwikkelingssamenwerking beschouwt. In Oxfam-kringen hoor je dat die positie een belangrijke invloed had op de beslissing van Oxfam-Solidariteit. "Maar het is vooral geen louter financiële operatie, het gaat hier om een forum waar over alles kan worden gepraat, waar ook ngo’s en vakbonden uit het Zuiden kunnen worden betrokken. De discussie leidt tot de kernvraag: moeten we met de privé sector alleen de confrontatie aangaan, of via de dialoog invloed uitoefenen. En vooral in hoeverre dat we een risico lopen op afhankelijkheid. Daarvoor is er een precedent: de discussie in 1976 over cofinanciering met overheidsgeld".
Dat laatste wordt door de critici een manke vergelijking genoemd. "We willen dat de overheid een grotere rol speelt, dat is een principiële kwestie zelfs. We moeten van de overheid bij voorbeeld eisen dat het streefcijfer van 0,7 procent wordt gerealiseerd. De overheid heeft in beginsel, of zou dat toch moeten, een andere logica te volgen dan de ondernemingen".
Essentieel
Op één punt hebben de critici ongetwijfeld gelijk: deze kwestie is te essentieel om aan enkele bestuursorganen over te laten, er staan fundamentele vragen ter discussie. Moet een consequente ontwikkelingssamenwerking noodzakelijk samengaan met consequente antikapitalistische posities? Bestaat er een gevaar dat de logica van bedrijfsgiften corporatistische neigingen, met de bekommernis om fondsen en jobs, aanwakkert en interne democratie of gewoon vrijwilligerswerk uitholt? Het bureaucratiseringproces van de prille arbeidersbewegingen werd in de 19de eeuw ook gedragen door (bescheiden) apparaten die hun eigen posities zochten te verdedigen.
En tenslotte de vraag of ontwikkelingssamenwerking via ngo’s wel gewenst is, want alleen al door hun manier van werken spelen ze het privatiseringsproces in de hand. Hun werking heeft de kloof tussen "Noord" en "Zuid" (zelf twee mystifiërende begrippen) niet doen verkleinen. Kortom, moeten er nog ngo’s voor ontwikkelingssamenwerking zijn? En zo ja, kunnen ze verder zoals totnogtoe? En met wie?
(Uitpers, maart 2001)
Debat
Op woensdag 7 maart organiseert 11.11.11 samen met de ngo’s die aan het CFP deelnemen, een debat met Herwig Peeters (Ethibel), Karel Vinck (Union Minière), Dirk Van Evercooren (ABVV), Maddy Geerts (ACV), Fons Verplaetse (voorzitter CFP), Luc Claessens (Broederlijk Delen) en Bogdan Van Doninck (11.11.11).
Om 19 uur, Vlasfabriekstraat 11, 5de verdieping, 1060 Brussel.