Het Midden-Oosten is al lang een belangrijk wingebied voor de grootmachten en een laboratorium voor het creëren van gekoloniseerde staten. Sinds de val van het stalinisme begin jaren ‘90 is het Midden-Oosten echter naar het centrum van de internationale agenda verschoven.
Toch blijft er van het aanvankelijke optimisme van de ‘overwinnaars in de Koude Oorlog’ niet veel over. Ze beweerden dat de vrije wereld had gewonnen en dat we getuigen waren van het einde van de geschiedenis. De VS zou met het machtigste leger in de geschiedenis de waarden van ‘democratie en vrijheid’ over de wereld verspreiden. Nu de coalitie tegen de terreur op zware verliezen stuit in Irak, lijkt die arrogante opstelling weg te ebben. Toch blijven deze schoenmakers van het imperialisme bij hun leest. Ze luisteren niet naar de bevolking, die de oorlog moe is.
Drie jaar na het officiële einde van de oorlog in Irak is duidelijk dat de Amerikaanse overheid een fatale fout heeft gemaakt en de reactie van de Iraakse bevolking op de invasie volledig verkeerd heeft ingeschat. Ze voelden zich destijds zeker genoeg om de internationale afspraken aan hun laars te lappen, het publiek voor te liegen en met een arrogante overmoed militair ten strijde te trekken tegen een soevereine staat. De manier waarop internationale afspraken met de voeten werden getreden en bondgenoten brutaal voor de keuze werden geplaatst, was ongezien. Tegelijkertijd was de Amerikaanse heersende klasse optimistisch, ze voelde zich aan de top van de wereld. Je bent voor ons, of je bent tegen ons, luidde het in 2001.
Desillusie bij de massa’s, verdeeldheid bij de heersende klasse
De desillusie in de oorlog is zich razendsnel aan het verspreiden. Bij elke lijkzak die terugkomt van het front, bij elke speech waarin Bush om net dat ietsje meer inspanning en geduld van het volk vraagt, wordt de woede en het onbegrip groter. De kreten om verandering worden luider. De herwonnen Democratische meerderheid in beide kamers van het Congres na de tussentijdse verkiezingen was niet alleen een flinke opdoffer voor Bush en zijn Republikeinen, het was bovendien een teken van de onvrede van het Amerikaanse werkvolk en van hun zoektocht naar een alternatief. Natuurlijk zal duidelijk worden dat ook de Democratische Partij een burgerlijke, reactionaire partij is, die aan de eisen van de massa’s niet kan beantwoorden.
De bevolking verdient zonder meer beter dan dit. Astronomische federale budgetten worden aan defensie uitgegeven, om de oorlogen van de heersende klasse mee uit te vechten, en dit ten koste gezondheidszorg, sociale zekerheid en onderwijs. Daarnaast vallen ondertussen al meer dan 3100 Amerikaanse doden te betreuren. Langzaamaan wordt de bevolking er zich van bewust dat de heersende klasse alleen maar haar eigen, kapitalistische belangen verdedigt, en dat ze samen met het Iraakse volk aan de zijde van de verliezers staat.
Ook bij de heersende klasse heerst verdeeldheid. Dit weerspiegelt de crisis van het imperialisme. Bush lijkt zich nog steeds op te werpen als de grote verdediger van morele waarden, christelijkheid en democratie. Hiermee geeft hij vertaling aan de wensen van de fundamentalistische strekkingen in het land. Vandaar zijn vraag om nóg maar eens 20.000 extra troepen te sturen. Langs de andere kant beginnen echter meer en meer groepen binnen de heersende klasse aan het leiderschap van Bush te twijfelen. Hoewel het verwerven van controle over de natuurlijke rijkdommen in het Midden-Oosten de ware beweegreden voor de imperialisten blijft, begint men in te zien dat er te veel potten worden gebroken en dat hun eigen positie in het gedrang komt. Met de harde hand macht verwerven en uitbreiden is immers één zaak, maar als het te openlijk gebeurt en het verzet te groot wordt, dan kan dat op het einde veel schade berokkenen. Het vertrouwen dat de massa’s in deze ‘leiders’ schenken, kan dan snel keren in verzet, opstand en revolutie. Het is vooral dit wat de heersende klasse vreest.
In een poging om de desastreuze politiek van Bush te corrigeren, zette het Amerikaanse establishment de Iraq Study Group op, onder co-voorzitterschap van voormalig minister James Baker. Deze groep adviseerde de Amerikaanse regering om Syrië en Iran te betrekken bij de beheersing van het conflict in Irak. En wat was de reactie van Bush? In plaats van Iran te betrekken, wees hij Iran aan als schuldige van de Iraakse burgeroorlog en dreigde hij zelfs met een aanval. Dat zou evenwel de ramp compleet maken voor het Amerikaanse imperialisme, want het leger kan zelfs het verzet in Irak en Afghanistan nog niet de baas. De Sunday Times meldde dat vijf Amerikaanse generaals en admiraals hun ontslag zouden indien als Bush Iran zou aanvallen. Dat zou een ongeziene rebellie zijn in het Amerikaanse leger en het toont hoe de heersende klasse zich steeds meer probeert te distantiëren van Bush’ idiotie.
We hebben dit allemaal al eerder gezien. Toen de verliezen in Vietnam zich begonnen op te stapelen en Nixon niettemin een troepenvermeerdering aankondigde en de uitbreiding van de oorlog naar Cambodja, vond de heersende klasse het welletjes en bedacht een plan om Nixon aan de kant te zetten. Het Watergate-schandaal bleek een effectieve manier – een paleiscoup – om de publieke opinie achter de impeachment van de president te zetten. Het ziet ernaar uit dat de verminderde populariteit van Bush de gelegenheid vormt om ook hem in de hoek te duwen voor iemand die het imperialisme weer een menselijker gelaat geeft. Misschien duurt dit zelfs niet tot de verkiezingen…
Geen oplossing binnen het kapitalisme
Niettegenstaande de 650.000 doden en de enorme aantallen ontheemden, blijft het verzet en de strijd in Irak voortduren. Door het ontbreken van een duidelijk perspectief, uit het verzet zich in sectair geweld zonder duidelijk eindpunt. De leiders van de opstanden en van de verschillende bevolkingsgroepen denken binnen een nationalistisch-kapitalistisch kader, wat deze groepen steeds meer polariseert. Hiermee leven de Irakezen onder dezelfde illusies als de Amerikaanse bevolking. De burgeroorlog die vandaag in Irak aan de gang is, gaat om het verwerven van invloed en macht in een opgelegde staat, gevormd naar westers, kapitalistisch model.
Ondertussen probeert de koloniale macht haar stempel te drukken op de toekomst van het land. Het wordt hoe langer hoe duidelijker dat dit op een volledige mislukking is uitgedraaid. Het Amerikaanse leger heeft de controle over Bagdad en het westen van Irak verloren. Veel gebieden zijn al de facto onder controle van verschillende milities. Ook de regering-Maliki steunt gedeeltelijk op sjiitische milities. De executie van Saddam Hoessein was voor een stuk een manier om deze groeperingen gunstig te stemmen. De twee andere bevolkingsgroepen zijn pionnen, ofwel van het Amerikaanse leger, ofwel van regeringen uit de regio. De Koerden blijven gekneld tussen de droom van zelfbeschikking, Turks imperialisme – dus ook expansionisme – en de belangen van de westerse coalitie. Het land samenhouden lijkt op termijn moeilijk, hoewel de heersende klassen van de verschillende bevolkingsgroepen daar voordeel uit halen. De soennitische minderheid wil haar macht terug in het ganse gebied, desnoods in de vorm van een nieuwe dictator zoals Saddam Hoessein, omwille van de olievelden in de sjiitische gebieden in het zuidoosten van het land. Ondertussen maken de sjiitische heersers omwille van het demografische overwicht de macht uit in de huidige regering, wat de soennieten tot wanhoopsdaden aanzet. Het land opdelen is dan weer geen optie voor de Amerikaanse imperialisten, omdat gevreesd wordt voor een nóg sterker Iran (met de Iraakse olievelden onder ‘homogeen’ sjiitische controle) en een nog groter Syrië. Daarnaast zou het vechten zijn om de vroegere provincie Mosul (waar Koerden en soennieten wonen) enzovoort enzovoort. Zolang over de toekomst van Irak wordt nagedacht in termen van geprivilegieerde groepen en gestaafd op leefbaarheid in kapitalistische termen, staat de deur open voor nog meer gruwelen, nog groter onderdrukking, nog meer fundamentalistische waanzin. Enkel een socialistisch project zou in staat zijn de verschillende bevolkingsgroepen te verenigen tegen de bezetter door de erkenning van het zelfbeschikkingsrecht en de culturele rechten van elk volk en door vooral nadruk te leggen op de verbetering van de gemeenschappelijke sociale noden.
Ontreddering bij de Israëlische en de Palestijnse bevolking
De Israëlische regering heeft sinds september 2001 onder de noemer van de Oorlog tegen de Terreur haar oorlogen met de Palestijnen alleen maar opgedreven. Ook na de terugtrekking van het Israëlische leger uit Gaza, blijft Israël een bezettingsleger in het gebied. Aan beide zijden gaan groeperingen zich te buiten aan onnodige provocaties en geweld. Telkens gaat het om mensen die bij gebrek aan perspectief, maar geleid door een ingeboezemde angst voor de ander, hun toevlucht zoeken tot geweld. Aan Palestijnse zijde zijn het jongeren, vrouwen en mannen die zichzelf tot ontploffing brengen, aan Israëlische zijde zijn er de religieuze extremisten die de “Arabieren” geen morzel grond gunnen en een regime blijven steunen dat het vernietigen van die vijand met alle mogelijke middelen als haar prioriteit stelt.
Toch manifesteert zich ook in Israël op allerlei manieren onvrede over het beleid van de eigen regering. Zo was er de verkiezing van de Histradut-vakbondsleider Amir Peretz tot voorzitter van de Arbeiderspartij, die met zijn bescheiden programma van loonstijging en pensioensuitkeringen succes oogstte onder de werkende bevolking. Ook al heeft Peretz dit programma verlaten toen hij in de regering kwam, toch was zijn populariteit een indicatie van de ware gevoelsmatigheden bij de bevolking en van de zoektocht naar een alternatief. Het proces van bewustwording gaat gepaard met desillusies in de heersende klasse om de problemen aan te pakken. Sinds de oorlog tegen Libanon bevindt Israël zich in een diepe politieke crisis, wat zich uitdrukt in het ene corruptieschandaal na het andere en in verscheidene ontslagen waaronder de stafchef van het leger, Dan Halutz. De klassenstrijd komt meer naar de voorgrond met een algemene staking bij de openbare diensten in december, een staking bij de dokwerkers enzovoort.
De heersende klasse in Israël gaat door een soortgelijke crisis als die in Washington. Ook aan hun imperialistische agenda zijn onlangs limieten gesteld, en wel in Zuid-Libanon. Het militaire treffen tussen Hezbollah en het Israëlische leger in juli werd door de Israëlische machtshebbers voorgesteld als een vergeldingsactie en een poging om een ontvoerde militair terug te halen. Ook in de commerciële media en bij andere regeringsleiders werd vergoelijkend gesteld dat Israël het recht had zich te verdedigen. Natuurlijk was aan beide zijden van de grens het gewone volk weer het slachtoffer in wat achteraf een duidelijk uitgekiend strategisch steekspel bleek te zijn.
In een land als Libanon is niet veel nodig om een burgeroorlog uit te lokken. Een maronitische (christelijke) groep machtshebbers heeft de touwtjes in handen, maar de sjiitische gemeenschap maakt ondertussen ruim de helft van de bevolking uit. De tegenstellingen tussen gemeenschappen wordt op de spits gedreven door de aard van de staat; degene die de macht heeft, kent de eigen groep privileges toe. Het is logisch dat in zo’n precaire situatie opstand om de hoek loert. Dit zorgde onlangs nog voor een algemene staking tegen de regering, waaraan 2 miljoen mensen deelnamen (op een bevolking van 4 miljoen). Die mensen komen op straat om sociaal-economische redenen, niet om “Israël aan te vallen” of “een strategische macht te worden”. Hezbollah weet een belangrijke leemte te vullen door de sociale problemen aan te kaarten en door kant te kiezen voor de armen. Zoals Hamas in de Palestijnse gebieden, verzorgt Hezbollah sociale programma’s, wat voor groeiend succes zorgt, vooral onder de sjiitische bevolking maar ook bij andere bevolkingsgroepen. De huidige regering van Siniora geniet de steun van het westers kapitalisme, maar stuit op toenemend verzet. Hoewel Libanon zich onder Siniora in 2005 van onder het juk van Syrië heeft kunnen bevrijden, komt men nu massaal op straat om het beleid van besparingen en privatiseringen aan te klagen. Hezbollah grijpt de algemene staking echter aan om meer posities in de regering op te eisen, terwijl de massa’s het ontslag van de regering eisen. Dat toont dat Hezbollah helemaal niet van plan is te breken met het burgerlijk bestel, ze willen enkel meer macht erin verwerven, net zoals de Iraanse fundamentalisten nu al bijna twintig jaar regeren over een repressief kapitalistisch systeem. Voor het ogenblik geniet Hezbollah als overwinnaar van Israël nog veel prestige, maar de sympathiserende bevolking wil meer dan een ander gezicht aan de top.
Zoals bij Peretz in Israël ligt het gebrek aan een links alternatief ook in het falen van de leiding. De leiders van de vakbonden spelen amper een rol in de strijd van de bevolking en de Communistische Partijleiding werkt samen met Hezbollah, terwijl ze nog niet zo lang geleden werden vervolgd door diezelfde partij. Nochtans zouden de communisten snel kunnen uitgroeien tot een machtig alternatief wanneer Hezbollah zich ontmaskert. Het ledenaantal van de CP is tijdens de oorlog vorige zomer verdrievoudigd van 5.000 tot 15.000. Er is dus zeker een potentieel voor een socialistisch alternatief in de Arabische wereld. Tijdens betogingen zie je bijvoorbeeld over heel het Midden-Oosten steeds meer foto’s van Hugo Chavez en Che Guevara verschijnen.
Zolang men niet wil afstappen van het huidige economische systeem, is echte vrede in het Midden-Oosten niet voor binnenkort. Ook binnen Europa bestaat de illusie dat de oplossing er kan komen zolang de internationaal geldende rechtsregels en mensenrechten worden gerespecteerd en er ‘een blijvende dialoog’ komt. Maar zelfs wanneer de EU potten zou breken door met de islamitische Hezbollah en Hamas te gaan praten – iets wat tot hiertoe niet gedaan wordt – dan nog is geen oplossing in zicht. Immers, de westerse machtshebbers zullen niet meer doen dan hun aandeel en zeggensmacht via allianties in de regio trachten te vergroten en via het opleggen van liberale spelregels de eigen belangen achterna gaan – iets wat ze nu volop in Afrika doen.
Noch de EU, noch de fundamentalisten zullen de levens van de gewone mensen in het Midden-Oosten verbeteren. Enkel de arbeidersbeweging kan werken aan een alternatief gebaseerd op solidariteit over de grenzen en bevolkingsgroepen heen. Overal heeft de arbeidersklasse dezelfde problemen en verzuchtingen. Dit komt tot uitdrukking in de golf van stakingen, en niet alleen in Libanon en Israël. In de Palestijnse gebieden is er een aanzienlijke verhoging van het aantal stakingen onder de Hamas-regering. Ondanks het antisyndicale klimaat in Egypte wonnen de textielarbeid(st)ers onlangs hun gevecht tegen privatisering. Marokko onderging de afgelopen maanden een reeks protesten van arbeiders, jongeren, boeren en huisvrouwen tegen prijsverhogingen. Dit vormt de basis voor een eengemaakte klassenstrijd over heel het Midden-Oosten.
(Uitpers, nr 85, 8ste jg. , april 2007)
Bron : www.vonk.org / info@vonk.org