Liefst vijf jaar werkte Barbara Garson aan “Geld doet de wereld draaien”, haar eigenste economische versie van “Alice in Wonderland”. De Amerikaanse auteur volgde de som geld die ze op de bank zette en in een beleggingsfonds investeerde, op zijn parcours doorheen Planeet Aarde. Haar odyssee bracht haar in contact met lui van het Internationaal Monetair Fonds (IMF), Maleisische garnalenkwekers, Thaise straatverkopers en Amerikaanse staalarbeiders. “Ik kon maar niet geloven dat geld arme mensen armer maakte“, zegt ze.
Een economiste is ze niet, Barbara Garson. Een vriendelijke en uitgesproken linkse toneelschrijfster des te meer. Met Mac Bird!, een satirisch stuk tegen de oorlog in Vietnam, ontpopte ze zich tot de Michael Moore van haar generatie. Bijna veertig jaar na datum heeft haar verontwaardiging nog niks aan kracht ingeboet. We ontmoeten haar even na de herverkiezing van Bush. “Ik ben heel triest”, zucht ze, na eerst uw dienaar uitgebreid gecomplimenteerd te hebben met zijn rode schoenen. “Bush heeft een kliek van primitieve kapitalisten rond zich verzameld. Het wordt gevaarlijk. Zelfs het establishment uit zijn twijfels. Wist je dat in de States van de grote kranten enkel de Financial Times opriep om ons terug te trekken uit Irak?”
Ze geeuwt. De persbelangstelling voor haar boek is bijzonder groot. Dat betekent; van interview naar interview hollen. “En dan komen we nog overal te laat omdat ze iedereen op straat aanspreekt”, zegt Jos Hennes van haar Belgische uitgever EPO gespeeld klagerig.
Hoe komt een toneelschrijfster op het idee een boek over geld te schrijven?
Barbara Garson. Ik wilde begrijpen hoe de globale economie werkt. Ik protesteerde tegen het IMF, maar kon soms niet geloven dat de gevolgen van hun maatregelen echt zo ingrijpend waren. Ik wilde een eerlijk beeld krijgen. Mijn idee was een som geld te storten bij een bank en het te volgen in zijn tocht door de wereld. Nu, daar heb je natuurlijk eerst geld voor nodig. (brede grijns). Mijn uitgeverij, die wel brood zag in mijn idee, gaf me een voorschot. 29.000 dollar deponeerde ik bij de kleine, lokale Bank van Millbrook, zesduizend dollar investeerde ik in Mutual Funds, een agressief beleggingsfonds. De mensen van de Bank van Millbrooks waren vriendelijk en gaven mij alle informatie die ik wenste, maar één zaak stond al snel vast; ze konden niks doen met mijn geld. Iedereen in Millbrooks die het zich kon veroorloven een huis te bouwen, had dat al lang gedaan. De arbeiders uit de stad verdienden dan weer te weinig om zich een lening voor een huis te veroorloven. Vanuit de kapitalistische logica; geen leningen meer te slijten. Mijn kleine bank leende het geld dus maar snel uit aan bankreus Chase Manhattan, waar het mee samenwerkte. Ik verbleef een paar dagen op de “handelsvloer” van die bank op Wall Street. Maar opnieuw moest ik vaststellen dat ook Chase niks kon doen met mijn geld. De bank was vooral in de weer om geld te kopen en, vooral, te verkopen. (denkt na) Maar ik wilde het kapitalisme op z’n best zien. Ik wilde met eigen ogen aanschouwen wat je kan lezen in alle liberale economieboeken. Verhaaltjes in de stijl van ‘bank leent geld aan man die met rolschaatsbedrijfje wil beginnen, man stelt personeel tewerk, kinderen zijn blij de rolschaatsen te kunnen kopen en onze prille bedrijfsleider betaalt de bank terug. Iedereen tevreden’. Ik heb echt mijn best gedaan, maar zulke leningen vond ik dus niet in de Verenigde Staten.
Op naar het buitenland dan maar.
Barbara Garson. Ik ontmoette iemand die voor Caltex werkte, een bedrijf dat olieraffinaderijen bouwt en deel uitmaakt van Texaco en Chevron. De man was op dat moment aan de slag in Thailand, waar Caltex een splinternieuwe olieraffinaderij van 1,9 miljard dollar aan het bouwen was. Naast een andere olieraffinaderij, eentje van Shell. In het begin leek het alsof het grote gelijk van de lui die de huidige globalisering verdedigen, uitkwam. 9.500 mensen werkten op of rond de raffinaderijen en zagen daarmee hun levensomstandigheden aanzienlijk verbeteren. De globalisering schept echt kansen, dacht ik. Maar toen ik al een tijdje terug in New York was, kwam de crash. Banken en valutahandelaars hadden massaal hun Thaise bath verkocht omdat ze vermoeden dat de Thaise economie aan het wankelen was. Misschien omdat ze wisten dat de bouwsector oververzadigd was? Goed mogelijk, want het waren de banken die maar geld bleven lenen om nog maar eens een winkelcentrum te bouwen, want daar ontvingen ze twintig procent rente op. En één olieraffinaderij was niet genoeg, er moesten er absoluut twee komen. Méér, méér, méér. Het resultaat van die aanval op de bath was dat de Thaise munt in waarde halveerde.
U keerde na de crash terug naar Zuidoost-Azië. Wat waren uw bevindingen?
Barbara Garson. De meeste mensen die ik ontmoet had, waren er heel wat slechter aan toe. Niet moeilijk als je spaargeld plots nog maar de helft waard is. Ik vergeet nooit de Thai die twee jaar in Singapore ging werken en daar met vier kompanen leefde in een container in metalen golfplaten. Ik had hem nooit horen klagen. Het was hard en moeilijk zover van zijn familie te zitten, dat wel ja. Maar hij zou twee jaar goed sparen en dan terug naar Thailand gaan. Welnu aangezien die man z’n geld nog maar de helft waard was had hij een jaar voor niks gewerkt.
De prijs van de rijst was ook verdubbeld in Thailand. Onbegrijpelijk, vonden de mensen. Het land heeft immers genoeg rijst om haar inwoners te voeden en daarbovenop, als extraatje, nog wat te exporteren. Maar het IMF zei tegen de Thaise regering; ‘jullie moeten je rijst tegen dollarprijzen op de markt brengen, zodat jullie met de uitvoer tenminste wat geld in het bakje krijgen’. Dat geld was broodnodig omdat Washington en het IMF de Thaise regering na de crash verplichtten om de schulden van de particulieren in Thailand over te nemen. De schrik zat er dik in bij de Amerikaanse banken. De meeste Thaise bedrijven en banken konden hun leningen aan de Amerikaanse banken immers niet terug betalen. Mijn bank Chase bijvoorbeeld riskeerde daardoor vijftig miljard dollar te verliezen. Daarom dus die eis van de Amerikaanse regering en het IMF. De banken kregen uiteindelijk allemaal hun geld terug. De Thai bleven berooid achter. Dat kapitaalstromen mensen even arm zouden achterlaten, verbaasde me niks. Maar dat ze arme mensen nog armer maakten, vond ik verbijsterend.
“Als ik genoeg vis heb, stop ik”
Geld kan ook het milieu armer maken. Uw bezoek aan een scampifarm is daar een pijnlijke illustratie van. Hoe belandde u er?
Barbara Garson. Via Chase kwam ik in contact met JC Seafoods, een visbedrijf uit Brooklyn dat geld leende bij de bank. De firma had leveranciers in Thailand, Maleisië en Singapore. Toen ik de kans kreeg die scampifarm te bezoeken, wreef ik me in de handen. In mijn verbeelding was “mijn” farm een idyllisch, ongerept gebied waar geestesgenoten van Jacques Cousteau onder water met veel liefde hun ding zouden doen. Groot was mijn verbazing toen de scampifarm niet meer dan een industrieel complex bleek, dat bestond uit talloze vijvers langs de kust. Indonesische migranten strooiden het voedsel op gelijke afstanden, zodat de scampi’s allemaal even ver moesten zwemmen om aan hun eten te komen. En dus allemaal precies even groot werden, zodat de firma ze netjes per dertig kon verpakken. Het afvalwater uit de vijvers vloeide naar de zee. Omdat op die manier het zeewater wordt vermengd met resten van scampi’s en chemicaliën, is het nu zo verontreinigd dat vissen niet meer binnen een zone van vijftien mijl aan de kust kunnen overleven. Gevolg; de kleine vissers die tot nu ontsnapten aan het kapitalisme, want in staat zichzelf te voeden, moeten nu plots vijftien mijl van de kust gaan vissen. Omdat ze daar niet geraken met hun bootjes, moeten ze een motorboot kopen. Daar hebben ze dan weer een lening voor nodig.
Een van de arbeiders van “uw” scampifarm was vroeger zelf een van die gewone vissers. Hij begrijpt de Westerse manier van doen niet zo goed. “Als ik genoeg vis had, stopte ik gewoon”, zei hij.
Barbara Garson. Die man sloeg met die uitspraak natuurlijk de nagel op de kop. Maar ik ontdekte dat mijn geld niet kon wat hij vroeger wel kon, stoppen. Geld is als een hete patat. Iedereen die mijn geld bijhield, betaalde interest. Bankiers wisten niet wat te doen met mijn geld en schoven het constant door. Dat gebeurde bij de Bank van Millbrooks, dat gebeurde bij Chase. Banken zijn constant op zoek naar manieren om geld te laten renderen. En geld rendeert zeker niet als je het in je handen houdt.
Als je het kapitalisme analyseert, merk je dat je altijd crises en hausses meemaakt, big ups en big downs. De crises zijn niet prettig om mee te maken, maar ze maken deel uit van het spel. Alleen geloof ik niet dat de groei kan blijven duren. De scampifarms uit Zuidoost-Azië kunnen toch geen vijvers blijven graven, want straks is de hele kustlijn om zeep? (helemaal op dreef) Wat me het meest verbaasde tijdens het schrijven van mijn boek, was de wanhoop van de kapitalisten. De druk van het geld. De bankiers die constant in de weer waren, zoekend naar manieren om het geld weer te laten stromen. Kapitalisme is iets onwaarschijnlijks dynamisch, dat schreven Marx en Engels al in hun Communistisch Manifest.
U beschrijft de uitwassen van de globalisering, maar zelf schuift u zelden alternatieven naar voor.
Barbara Garson. (bescheiden) Ik ben ook maar een kleine toneelschrijfster, de waarheid heb ik zeker niet in petto. Maar ik kan alleen maar vaststellen dat voor de jaren zeventig de meeste landen reeds wetten hadden die de kapitaalstromen op z’n minst konden vertragen. Wetten die zorgden voor een zekere regulering. De overheden zeiden; ‘ja, je kan geld in ons land brengen en je kan de winst achteraf weghalen uit ons land. Maar als je dat binnen de zes maanden of binnen het jaar doet, betaal je daar fors belastingen op. En onze zakenlui mogen geld lenen van de Westerse banken, maar ze kunnen niet meer dan de helft van het bedrag in dollars, euro’s of yen lenen’. Zo vermijd of beperk je toestanden dat Thai hun lening in dollar plots twee keer moeten terugbetalen, omdat de bath in waarde gehalveerd is. Maar de rijke landen hebben in de seventies hun invloed bij instelling als het IMF aangewend om deze regulerende wetten te vernietigen. Het geld moest makkelijker in en of course uit landen kunnen vloeien, het was een strijdpunt van het neoliberalisme.
U pleit voor het herinvoeren van die regels?
Barbara Garson. Ik denk dat dat het minimum is waar we voor moeten pleiten. Maar nogmaals, ik ben geen economiste. Er bestaan ook andere traffic signs waarmee we de kapitaalstroom kunnen reguleren. De Tobin-taks bijvoorbeeld. In Amerika leeft het principe totaal niet, in Europa blijkbaar wel. Het is alleszins een effectieve maatregel.Wat China doet, is ook een mogelijkheid. China groeit, maar je kan niet echt speculeren met de Chinese munt. Je kan wel pogingen doen binnen de mogelijkheid die de overheid geeft, maar zij bepalen de regels.
“De beleggingsfondsen komen het geld uit Europese bedrijven schudden”
Naast uw geld dat u op de bank zette, stortte u ook zesduizend dollar in Mutual Funds, een agressief beleggingsfonds. Wat is er van dat bedrag vandaag?
Barbara Garson. Het is verdubbeld. (lachje) Ik ben een goede investeerder. Misschien had ik meer moeten inzetten, zesduizend dollar was het minimumbedrag.
Wat viel u het meest op in het wereldje van de beleggingsfondsen?
Barbara Garson. Zij plunderden het ene na het andere Amerikaans bedrijf. De beleggingsfondsen hebben niks positiefs om zich mee bezig te houden. Luchthavens vallen er niet meer te bouwen in de Verenigde Staten, er zijn er al genoeg. Dus zoeken ze naar bedrijven die moeten herstructureren. Hun uitdaging is telkens weer bedrijfstakken verkopen, met minder mensen hetzelfde product maken en arbeiders voor hetzelfde werk minder betalen. Het boek eindigt op een cliffhanger. In de VS zijn er niet zoveel bedrijven meer waar beleggingsfondsen geld uit kunnen slaan. In het Europa, het oude Europa zoals Donald Rumsfeld zei, des te meer. De hoofdinvesteerder van mijn beleggingsfonds zei letterlijk dat hij het geld uit de Europese bedrijven zal schudden. Daarvoor moeten de regels wel veranderen, meer op Amerikaanse leest geschoeid worden. Meer privatiseren, makkelijker werknemers ontslaan, de arbeiders minder en de aandeelhouders meer geld geven. En aandeelhouders investeren dat geld niet terug in het bedrijf. De beleggingsfondsen zijn trouwens al actief in Europa. Mijn Mutual Funds bezit al mee de Britse Spoorwegen. Ik hoop van harte dat jullie Europeanen, hard vechten tegen onze beleggingsfondsen.
In uw boek staat een voor Belgische en Duitse DHL-werknemers herkenbaar verhaal over een fabriek van Sunbeam in Portland, Tennessee. De Human Resources-afdeling van het bedrijf vraagt de werknemers uit Portland vrijwillig loonsvermindering te aanvaarden. Zij verdienen 8,24 dollar per uur, hun collega’s in Georgia 6,4 dollar. Het personeel mocht zelf een bod uitbrengen. Ter informatie krijgen de arbeiders nog te horen dat Georgia 19 % werkloosheid “aanbiedt” tegenover de 4 % van Tennessee. Hoe liep de zaak af?
Barbara Garson. In eerste instantie sloot de fabriek in Tennessee, dat kan je lezen in mijn boek. Ze verloren “de strijd” tegen Georgia. Maar sinds het boek uitkwam, is ook de fabriek in Georgia dicht. Ik bezocht het stadje. De zwarte burgemeester had zo zijn best gedaan om de fabriek mee helpen open te houden en was zo ontgoocheld dat ze uiteindelijk toch dicht was gegaan. Nogmaals, ik ben geen economiste, maar ik denk niet dat concurrentie werkt.
Tot slot, wat hoopt u met uw boek te bereiken?
Barbara Garson. Ik hoop met dit boek te bewijzen dat de slogans die de andersglobalisten scanderen, niet zomaar slogans zijn. Als mensen “Geld doet de wereld draaien” lezen en een beter beeld krijgen van de globale economie, ben ik geslaagd in mijn opzet.
(Uitpers, nr. 59, 6de jg., december 2004)