De constructie Pakistan kraakt langs alle kanten. Ook in de grootste van de provincies, Baloetsjistan, groeit de beweging (bewegingen) voor ruimere autonomie en zelfs afscheiding. Ook in de Iraanse regio Baloetsjistan is het de jongste tijd onrustig. Baloetsjistan is voor zowel Teheran als vooral Islamabad een kopzorg die bovenop zoveel andere komt.
Baloetsjistan is de grootste maar de minst bevolkte van alle Pakistaanse provincies. Ze behelst bijna de helft van het grondgebied van Pakistan maar is dunbevolkt: 8 miljoen inwoners, van wie 4,5 miljoen Baloetsji en 2,5 miljoen Pathanen.
bron: Wikipedia
De regio heeft een aparte geschiedenis, maar het was slechts in de 18de eeuw dat van een echt onafhankelijk Baloetsjistan kan worden gesproken. Baloetsji leven in Pakistan (bijna 4 miljoen), Iran (meer dan 1,5 miljoen) en Afghanistan (ca 200.000). Bij de Baloetsji worden ook de Brahwi gerekend, de oorspronkelijke bevolking van dit gebied.
In de 17de eeuw stond de regio onder Iraans gezag, tot khan Nasir in 1747 de onafhankelijkheid uitriep. Bij zijn dood in 1795 viel de nieuwe staat uit elkaar in stamgebieden die in het midden van de 19de eeuw, tegen fikse betaling meestal, in Britse handen kwamen. In 1870 sloten de Britten een akkoord met de sjah van Perzië die de invallen van Baloetsji in zijn rijk wou doen stoppen. De regio Baloetsjistan werd in 1871 opgedeeld: het oostelijk deel bij Brits-Indië, de rest bij Perzië – de Britten wilden zo de steun van Perzië tegen de opmars van tsaristisch Rusland in de regio afkopen. Het duurde wel tot de jaren 1930 eer Teheran zijn deel onder controle kreeg.
Revoltes
Bij het einde van Brits-Indië in 1947 kwam Baloetsjistan bij de nieuwe staat Pakistan. Vanaf het begin was er een beweging, zelfs een guerrilla, voor afscheiding. Dictator Ayub Khan schafte in naam van ‘Pakistan One Unit’ de bestaande provincies af, wat de beweging voor autonomie of afscheiding nog versterkte. In 1973 ontbond premier Ali Bhutto, wijlen schoonvader van huidig president Zardiri, de provinciale regering van Baloetsjistan, waarop een revolte uitbrak die het leger pas na vier jaar kon bedwingen.
Dictator Zia ul-Haq (aan de macht van 1977 tot 1988) zorgde voor een sterke permanente aanwezigheid van het leger om elke vorm van revolte in de kiem te smoren. En ook om het strategisch belang van de provincie met zijn lange grens met Afghanistan. Baloetsjistan leeft sindsdien onder militaire bezetting. Dat vervreemdt een groot deel van de bevolking van de Pakistaanse constructie; de grote toevloed van vooral Pathanen uit Afghanistan in de jaren 1980 leidde vooral bij jongeren tot een drang om zich als Baloetsji te bevestigen.
Onder het bewind van militair dictator Musharraf (1999 tot 2008) kregen separatistische groepen steeds meer aanhang. Hun onderlinge verdeeldheid (Baloetsjistan Nationale Partij (BNP), Baloetsjistan Bevrijdingsfront; Verenigd Bevrijdingsfront, Bevrijdingsleger), speelt de centrale regering natuurlijk in de kaart. Enkele van die groepen hebben een linkse origine, en gebruiken nog een linkse woordenschat. Er zijn enkele uitgesproken linkse leiders, maar er zijn ook talrijke oprispingen van xenofobie, sommige groepen zijn erop uit Baloetsjistan etnisch te zuiveren door leden van andere bevolkingsgroepen weg te jagen, ook met terreur. Ze hebben het vooral gemunt op Punjabi en Sindhi die zij zien als symbolen van Pakistaanse onderdrukking. Het leidde de jongste jaren, vooral nadat in 2004 een nieuwe gewapende opstand uitbrak, tot het vertrek van tienduizenden ambtenaren, leerkrachten, vrije beroepskrachten, zakenlui. Het leidt vooral tot incidenten in de provinciale hoofdstad Quetta waar de Balotesji in de minderheid zijn.
De harde Pakistaanse repressie heeft vooral veel jonge Baloetsji doen aansluiten bij de bewegingen voor grotere autonomie en afscheiding, met de studentenbeweging BSO Azad aan de spits ervan. De voorbije jaren zijn volgens rapporten van Amnesty International 600 personen “vermist”, vermoedelijk ontvoerd door speciale legereenheden, gefolterd en vaak vermoord. Verscheidene Baloetsji-leiders zijn ter afschrikking omgebracht. Het leidde er alleen maar toe dat steeds meer Baloetsji zich niet meer thuis voelen in Pakistan.
Ook in Iran is er een harde repressie in Baloetsjistan, één van de armste gebieden van het land. Een bijkomende reden voor de repressieve aanpak is het feit dat de meeste Baloetsji, zoals de Koerden, soennitische moslims zijn terwijl het regime sjiitisch is. Volgens inwoners van de provincie Sistan-Baloetsjistan staan de soennitische seminaries onder strenge staatscontrole en werden er de voorbije jaren een aantal soennitische clerici opgehangen. De lokale bevrijdingsbeweging heet Jundollah – het Leger van Allah. Jongeren die verdacht worden van lidmaatschap, worden, naar verluidt, gedood onder voorwendsel dat het om drugssmokkelaars zou gaan.
De leider van de groep, Abdolmalek Rigi, werd in juni opgehangen wegens een reeks aanslagen en ontvoeringen. Als weerwraak pleegden zelfmoordterroristen van Jundollah in juli twee aanslagen bij een sjiitische moskee in Zahedan, de hoofdstad van de provincie Sistan-Baloetsjistan. Daarbij kwamen 27 mensen om het leven.
(Uitpers nr. 123, 12de jg., september 2010)