Zoals wijzelf, samen met anderen, reeds voorspelden bevestigt het pas verschenen Sustainable Development Report 2025 dat minder dan 20% van de Duurzame Ontwikkelingsdoelen (SDG’s) op de beoogde einddatum kunnen gerealiseerd zijn.
Naar jaarlijkse gewoonte bespreekt het Sustainable Development Solutions Network (SDSN), dat sinds 2012 onder auspiciën van de secretaris-generaal van de VN opereert, de voortgang die is geboekt met betrekking tot de SDG’s sinds deze in 2015 door alle VN-lidstaten zijn aangenomen. Terwijl in vorige jaargangen ook reeds bezorgdheid werd uitgedrukt, is deze 10e jubileumeditie van het SDR ronduit alarmerend. Beperkte en afnemende steun voor multilateralisme binnen de VN door grootmachten, en onvoldoende begrotingsruimte, vormen belangrijke obstakels voor het behalen van de mondiale doelstellingen.
Ter voorbereiding op de 4e Internationale Conferentie over Financiering voor Ontwikkeling (Ff4D) die van 30 juni tot 3 juli in Sevilla, Spanje, gepland is, schetst dit SDR 2025 urgente hervormingen van de Global Financial Architecture (GFA) en bevat voor het eerst een beoordeling van welke landen de meeste vooruitgang hebben geboekt met betrekking tot de SDG’s.
De komende Ff4D conferentie biedt daarom een cruciale kans voor VN-lidstaten om dit systeem te hervormen en ervoor te zorgen dat internationale financiering op grote schaal naar ‘Emerging Market and Developing Economies’ (EMDE’s) stroomt om duurzame ontwikkeling te bespoedigen.

Sinds 2016 levert de SDR de meest actuele gegevens om de prestaties van alle VN-lidstaten ten aanzien van de SDG’s te volgen en te rangschikken. Dit jaar werden meer dan 200.000 individuele datapunten gebruikt om meer dan 200 landen- en regionale SDG-profielen te produceren.
Het SDR omvat de SDG-index en dashboards, die alle VN-lidstaten rangschikken op basis van hun prestaties ten aanzien van de 17 duurzame doelstellingen. Het rapport van dit jaar bevat een nieuwe index (SDGi), die zich richt op 17 hoofdindicatoren om de algehele voortgang van de SDG’s in de loop der tijd te volgen.
Het rapport biedt ook verbeterde maatregelen en een nieuw webplatform om de steun van landen aan en betrokkenheid bij het VN-systeem te volgen via de Index van landen die steun verlenen aan op de VN gebaseerd multilateralisme (UN-Mi).
Acht belangrijke vaststellingen
De SDR van dit jaar benadrukt acht belangrijke bevindingen:
- De inzet voor de SDG’s is wereldwijd hoog. Tot nu toe hebben 190 van de 193 VN-lidstaten deelgenomen aan het Voluntary National Review (VNR)-proces en hun nationale plannen en prioriteiten voor duurzame ontwikkeling gepresenteerd.
Slechts drie landen hebben niet deelgenomen: Haïti, Myanmar en de Verenigde Staten (VS). Daarnaast hebben steeds meer regionale en lokale overheden Voluntary Local Reviews (VLR’s) ontwikkeld om te rapporteren over de implementatie van de SDG’s op subnationaal niveau.
2. Gemiddeld hebben Oost- en Zuid-Azië sinds 2015 de snelste vooruitgang geboekt wat betreft de SDG’s, met name dankzij de snelle vooruitgang op de sociaaleconomische doelstellingen. De uitschieters waren Nepal (+11,1), Cambodja (+10), de Filipijnen (+8,6), Bangladesh (+8,3) en Mongolië (+7,7).
3. Andere landen die sneller vooruitgang hebben geboekt dan vergelijkbare landen zijn onder andere: Benin (+14,5) (Sub-Sahara Afrika), Nepal (Oost- en Zuid-Azië), Peru (+8,7) (Latijns-Amerika en het Caribisch gebied), de Verenigde Arabische Emiraten (+9,9) (Midden-Oosten en Noord-Afrika), Oezbekistan (+12,1) (Oost-Europa en Centraal-Azië), Costa Rica (+7) (OESO), en Saoedi-Arabië (+8,1) (G20). In de SDG-index van dit jaar komen ook China (#49) en India (#99) respectievelijk in de top 50 en 100 terecht. Ook zij laten een snelle vooruitgang zien ten opzichte van hun concurrenten.
4. Net als in voorgaande jaren voeren Europese, met name Scandinavische landen, de SDG-index aan: Finland (#1), Zweden (#2) en Denemarken (#3). Gevolgd door Duitsland (#4), Frankrijk (#5), Oostenrijk (#6), Noorwegen (#7), (Croatie #8), Polen (#9) en Tsjechië (#10). Belgie staat op #18 en Nederland op #23.
Toch staan zelfs deze landen voor uitdagingen bij het behalen van meerdere doelen en genereren ze vaak grote internationale spillovereffecten, met name door niet-duurzame consumptie.
5. Op mondiaal niveau stagneert de voortgang van de SDG’s; geen van de 17 mondiale doelen ligt op schema en gevreesd wordt dat slechts 17% van de SDG-doelen in 2030 worden behaald.
Conflicten, structurele kwetsbaarheden en beperkte begrotingsruimte blijven de vooruitgang belemmeren, met name in opkomende en ontwikkelingslanden (Emerging Market and Developing Economies – EMDE’s).
De vijf doelstellingen die sinds 2015 een significante omkering laten zien, zijn onder meer: obesitaspercentage (SDG 2), persvrijheid (SDG 16), duurzaam stikstofbeheer (SDG 2), de rode lijstindex (SDG 15) en de corruptieperceptie-index (SDG 16). Daarentegen hebben veel landen aanzienlijke vooruitgang geboekt bij het uitbreiden van de toegang tot basisdiensten en infrastructuur, waaronder: mobiel breedbandgebruik (SDG 9), toegang tot elektriciteit (SDG 7), internetgebruik (SDG 9), sterftecijfer onder de 5 jaar (SDG 3), en neonatale sterfte (SDG 3).
Toekomstige vooruitgang op veel van deze indicatoren, waaronder gezondheidsgerelateerde uitkomsten, wordt echter bedreigd door wereldwijde spanningen en de daling van de internationale ontwikkelingsfinanciering.
6. De SDR 2025-index van landen die multilateralisme op basis van de VN steunen (UN-Mi) rangschikt landen op basis van hun steun aan en betrokkenheid bij het VN-systeem.
De drie landen die zich het meest inzetten voor multilateralisme op basis van de VN zijn: Barbados (#1), Jamaica (#2) en Trinidad en Tobago (#3). Onder de G20-landen staat Brazilië (#25) bovenaan, terwijl Chili (#7) bovenaan staat onder de OESO-landen.
Daarentegen staan de VS, die zich hebben teruggetrokken uit het Klimaatakkoord van Parijs en de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO), en formeel hun verzet tegen de SDG’s en Agenda 2030 hebben verklaard, voor het tweede jaar op rij op de laatste plaats (#193).
7. De Global Financial Architecture (GFA) moet dringend worden hervormd om mondiale publieke goederen te financieren en duurzame ontwikkeling te bereiken. Ongeveer de helft van de wereldbevolking woont in landen die niet adequaat kunnen investeren in duurzame ontwikkeling vanwege onhoudbare schuldenlasten en beperkte toegang tot betaalbaar kapitaal voor de lange termijn. Duurzame ontwikkeling is een investering met een hoog rendement, maar de GFA blijft kapitaal richten op landen met een hoog inkomen in plaats van opkomende markten (EMDE’s), die sterkere groeivooruitzichten en hogere rendementen bieden. Ook mondiale publieke goederen blijven aanzienlijk ondergefinancierd.
8. Duurzame ontwikkeling biedt hoge rendementen: kapitaal zou tegen gunstiger voorwaarden naar de opkomende en ontwikkelingslanden moeten stromen. De Global Financial Architecture (GFA) functioneert echter niet behoorlijk meer. Geld stroomt gemakkelijk naar rijke landen en niet naar de opkomende en ontwikkelingslanden (EMDE’s) die een hoger groeipotentieel en rendement bieden.
Bovenaan de agenda van FfD4 staat de noodzaak om de GFA te hervormen, zodat kapitaal in veel grotere bedragen naar de EMDE’s stroomt.
Deel 1 van dit SDR rapport biedt praktische aanbevelingen om internationale financieringsstromen op te schalen en af te stemmen ter ondersteuning van mondiale publieke goederen en het bereiken van duurzame ontwikkeling.
Deel 1: Hoe ontwikkeling financieren?
De Internationale Financiële Architectuur – het systeem van publieke en private financiering dat de wereldwijde spaargelden kanaliseert naar wereldwijde investeringen – dient tijdens de komende Vierde Internationale Conferentie over Financiering voor Ontwikkeling (FfD4) grondig geevalueerd en aangepast te worden. De conclusies zouden een boodschap van hoop moeten uitdragen dat de wereldwijde doelen van de mensheid om armoede te beëindigen en de klimaatcrisis in te dammen, binnen bereik liggen.
Volgens de initiatiefnemers kan geen enkele lidstaat van de Verenigde Naties zich onttrekken aan de verantwoordelijkheid om op een eerlijke en adequate manier bij te dragen aan de voorziening van wereldwijde publieke goederen en diensten. Lidstaten met een hoog inkomen hebben een bijzondere verantwoordelijkheid, zowel vanuit het oogpunt van verdelende rechtvaardigheid – dat de rijken de armen niet in de steek laten – als vanuit het oogpunt van herstellende rechtvaardigheid – dat de landen die in het verleden het meest hebben bijgedragen aan de uitstoot van broeikasgassen en andere milieuschade, het meest moeten doen om hun uitstoot in de toekomst te beperken en de andere landen te compenseren voor de schade die hun daden in het verleden hebben veroorzaakt. Geen enkele individuele lidstaat kan zich onttrekken aan die eisen van rechtvaardigheid.
Er zijn vier categorieën publieke goederen die in Sevilla moeten worden aangepakt.
Ten eerste moeten VN-lidstaten het VN-systeem zelf adequaat financieren. De totale kosten van VN-operaties bedroegen slechts 46 miljard dollar in 2023 (het jaar met de meest recente gegevens), vergeleken met 2,4 biljoen dollar die dat jaar wereldwijd aan het leger werd uitgegeven. De Verenigde Staten betaalden 13 miljard dollar voor VN-operaties in 2023, vergeleken met 916 miljard dollar aan militaire uitgaven.
Het VN-budget moet volledig worden benut en zelfs worden verhoogd. Efficiëntieverbeteringen in VN-operaties zijn toe te juichen, maar het verlagen van VN-budgetten in een tijd van wijdverbreide conflicten, menselijke ontheemding, klimaatrampen, epidemieën en andere crises is onaanvaardbaar.
Ten tweede moeten de VN-lidstaten hun officiële financiering van de SDG’s in de aanloop naar 2030 verhogen, inclusief het verstrekken van schuldverlichting waar nodig om de financiële ruimte te creëren om deze te bereiken. Sinds 2016 is de SDG-financiering uit officiële bronnen opmerkelijk onderbelicht gebleven. De landen met een hoog inkomen hebben kritieke kapitaalverhogingen bij de Wereldbank en andere multilaterale ontwikkelingsbanken uitgesteld, ondanks het grote en goed gedocumenteerde tekort aan SDG-financiering. Ook hebben ze kritieke verhogingen van de quota’s van het Internationaal Monetair Fonds (IMF) en de toewijzing van Speciale Trekkingsrechten uitgesteld.
Ten derde moeten de VN-lidstaten hun financiering van de gemeenschappelijke goederen wereldwijd verhogen, waaronder de biodiversiteit van de tropische regenwouden; het zeeleven in de oceanen; en de bescherming van de atmosfeer, zoet water, bodems, kustlijnen, wetlands en andere ecosystemen tegen grensoverschrijdende vervuiling en wereldwijde degradatie. De landen met een hoog inkomen zijn verantwoordelijk voor het vullen van de fondsen die zij voor deze doeleinden hebben aangewezen, waaronder het Aanpassingsfonds, het Schade- en Verliesfonds, het Groene Klimaatfonds en andere.
Ten vierde moeten de VN-lidstaten het eens worden over cruciale hervormingen van de internationale financiële markten om ervoor te zorgen dat wereldwijde spaargelden naar landen met de hoogste beleggingsrendementen en de hoogste groeivooruitzichten vloeien – de armste landen ter wereld. Dit is vandaag de dag niet het geval. De internationale financiële markten worden door gebrekkige regelgeving en beleid aangestuurd om landen te bevoordelen die de belangrijkste internationale valuta’s gebruiken, met name de Amerikaanse dollar en de euro, evenals landen die al bevoordeeld worden door de Amerikaanse Federal Reserve en de Europese Centrale Bank.
De rest van de wereld, met name de armere landen, is grotendeels afgesloten van internationaal kapitaal door lage kredietratings die arme landen straffen als een kwestie van formule in plaats van economische logica, en door een doolhof van unilaterale economische sancties opgelegd door de sleutelvalutalanden. Het IMF en de Wereldbank erkennen ook de cruciale positieve rol van langetermijnschuldfinanciering voor ontwikkeling niet. In plaats daarvan geven ze de voorkeur aan een systeem van schuldhoudbaarheid dat langetermijnfinanciering van infrastructuur en menselijk kapitaal in armere landen ontmoedigt of zelfs verbiedt.
Het SDR 2025 pleit voor een gedurfd resultaat met vier onderdelen.
Ten eerste moet het kerndocument van FfD4 de consensus van de VN-lidstaten weergeven, zo niet noodzakelijkerwijs hun unanimiteit. Geen enkele staat of kleine groep staten mag de collectieve wil van de VN-lidstaten blokkeren. Het kerndocument moet de mondiale kaders en overeenkomsten voor duurzaamheid (Agenda 2030, de Duurzame Ontwikkelingsdoelen, het Klimaatakkoord van Parijs en het Biodiversiteitsakkoord van Montreal-Kunming) bevestigen.
Ten tweede moet er ruimte zijn voorbehouden door individuele staten, zodat zij hun zorgen kunnen uiten zonder de consensus van de lidstaten te blokkeren. Geen enkele staat of een klein aantal staten mag acties belemmeren die worden gesteund door de meerderheid van de VN-leden, die het grootste deel van de wereldbevolking vertegenwoordigen.
Ten derde moet er ruimte zijn voor ambitieuze initiatieven van “coalities van bereidwilligen”. FfD4 moet gedurfde acties van individuele regio’s of groepen landen aanmoedigen en verwelkomen, die op hun beurt andere landen en regio’s inspireren om hun ambities te verhogen.
Ten vierde moet er een duidelijke lijst zijn met specifieke actiepunten die in heldere bewoordingen aan de wereld kunnen worden gerapporteerd, samen met tijdlijnen en meetmethoden voor verantwoording.
De hoogste prioriteiten omvatten:
(1) volledige financiering van het VN-systeem;
(2) aanzienlijke verhogingen van de officiële financiering door de Wereldbank, multilaterale ontwikkelingsbanken en het Internationaal Monetair Fonds, zo nodig ondersteund door kapitaalverhogingen bij deze instellingen, en schuldenverlichting waar nodig om de cruciale fiscale ruimte te vergroten;
(3) adequate financiering van de instellingen die zijn opgericht om de mondiale gemeenschappelijke goederen te beschermen, met inbegrip van het Global Environmental Facility, het Adaptation Fund en het Loss and Damage Fund, met duidelijke beoordelingen per land en nieuwe inkomsten via internationale belastingen (bijvoorbeeld op internationale scheepvaart, luchtvaart en broeikasgasemissies) en andere overeengekomen middelen;
(4) duidelijke stappen om de regulering van de private kapitaalmarkten te hervormen, waaronder een herziening van het kredietbeoordelingssysteem en het Debt Sustainability Framework van het IMF en de Wereldbank om de kapitaalstromen naar hoogrenderende investeringen in lage-inkomenslanden te vergroten, met de toezegging om in 2026 aan de Algemene Vergadering van de VN over deze maatregelen te rapporteren.
Deel 2: De SDG- Index
De SDG Index en Dashboards bieden een jaarlijkse beoordeling van de voortgang van de SDG’s voor alle 193 VN-lidstaten. De SDG Index van dit jaar omvat 126 indicatoren, waaronder 102 wereldwijde indicatoren en 24 aanvullende indicatoren voor de dashboards van de OESO-landen.
Hoewel elke VN-lidstaat een landenprofiel heeft, krijgen alleen landen met minder dan 20 procent ontbrekende gegevens een SDG Index-score en -rangschikking. Dit is om de vergelijkbaarheid van de resultaten te waarborgen en vertekening door ontbrekende gegevens te minimaliseren. Dit jaar zijn 167 landen opgenomen in de SDG Index.
De editie van dit jaar introduceert ook een “hoofd” SDG-index (SDGi), die zich richt op 17 SDG-indicatoren om de voortgang van landen en regio’s ten aanzien van de SDG’s te evalueren, terwijl statistische vertekeningen als gevolg van ontbrekende tijdreeksgegevens tot een minimum worden beperkt.
Zoals reeds gemeld en gebaseerd op de voortgang sinds de internationale gemeenschap ze in 2015 heeft aangenomen, zal geen van de 17 SDG’s in 2030 behaald zijn. Op mondiaal niveau liggen SDG 2 (Geen honger), SDG 11 (Duurzame steden en gemeenschappen), SDG 14 (Leven onder water), SDG 15 (Leven op het land) en SDG 16 (Vrede, rechtvaardigheid en sterke instellingen) bijzonder ver achter op schema. Ze kampen met grote uitdagingen en vertonen sinds 2015 geen of zeer beperkte vooruitgang.
De voortgang met betrekking tot SDG 17 (Partnerschappen voor de Doelen) is eveneens zeer beperkt, deels vanwege het wereldwijde falen om de aanhoudende tekortkomingen in de toegang tot financiering voor ontwikkelingslanden aan te pakken en de grote verschillen in de steun van landen voor multilateralisme binnen de VN (zie Deel 3).
Gedetailleerde dashboards per wereldregio, landengroep en land zijn te vinden in de bijlagen en landenprofielen.
Met andere woorden, minder dan 20 procent van de SDG-doelen ligt wereldwijd op schema (16,7 procent). De vijf doelen die het meest op schema liggen, zijn: mobiel gebruik (SDG 9), toegang tot elektriciteit (SDG 7), internetgebruik (SDG 9), sterftecijfer onder de 5 jaar (SDG 3) en neonatale sterfte (SDG 3).
Daarentegen stagneren of vallen de meeste landen terug op de volgende vijf doelstellingen: obesitaspercentage (SDG 2), persvrijheidsindex (SDG 16), index voor duurzaam stikstofbeheer (SDG 2), rode lijstindex (SDG 15) en corruptieperceptie-index (SDG 16).
Deel 3: Toewijding aan de SDG’s en het op de VN gebaseerde multilateralisme
In september 2024, tijdens de VN-top over de toekomst, bevestigden de VN-lidstaten hun toewijding aan de SDG’s en effectief multilateralisme door bij consensus het Pact voor de Toekomst, het Global Digital Compact en de Verklaring over Toekomstige Generaties aan te nemen.
Het Pact roept op tot 56 acties met betrekking tot de implementatie van de SDG’s, vrede en collectieve veiligheid, waaronder de transformatie van het multilaterale systeem en de hervorming van de internationale financiële architectuur (Verenigde Naties 2024):
• We zullen gedurfde, ambitieuze, versnelde, rechtvaardige en transformatieve maatregelen nemen om Agenda 2030 te implementeren, de Duurzame Ontwikkelingsdoelen te bereiken en niemand achter te laten. (Actie 1)
• We zullen onze inspanningen verdubbelen om vreedzame, inclusieve en rechtvaardige samenlevingen op te bouwen en te behouden en de grondoorzaken van conflicten aan te pakken. (Actie 13)
• We zullen het wereldwijde bestuur transformeren en het multilaterale systeem nieuw leven inblazen om de uitdagingen van vandaag en morgen aan te pakken en de kansen te grijpen. (Actie 38)
• We zullen de hervorming van de internationale financiële architectuur versnellen om de uitdagingen van vandaag en morgen aan te pakken. (Actie 47)
Deel 3 van het SDR 2025 beoogt de steun van landen voor de SDG’s en het op de VN gebaseerde multilateralisme te meten. In tegenstelling tot de SDG-index (deel 2), die de resultaten of implementatie van de SDG’s behandelt, richt dit hoofdstuk zich op de intenties om wereldwijde samenwerking voor duurzame ontwikkeling te bevorderen – bijvoorbeeld via regelmatige SDG-evaluaties en actieplannen en de ratificatie van belangrijke VN-verdragen.
Het rapport presenteert een bijgewerkte en uitgebreide versie van de Index van de steun van landen aan het op de VN gebaseerde multilateralisme (UN-Mi), inclusief geaggregeerde resultaten en gedetailleerde resultaten per indicator.
De meeste grafieken in dit hoofdstuk richten zich op de G20 en grote landen (die samen bijna driekwart van de wereldbevolking vertegenwoordigen). Ook de wereldwijde median is in elke grafiek opgenomen, als maatstaf voor de centrale tendens over de 193 VN-lidstaten, aangezien de mediaan minder wordt beïnvloed door uitschieters dan het gemiddelde. Gedetailleerde gegevens voor alle landen zijn te vinden op: https://sdgtransformationcenter.org/.
De ‘missing link’: 18de SDG is dringend nodig
De huidige angst voor wereldwijde conflicten, in plaats van wereldwijde samenwerking, dwingt ook om strategieën en benaderingen te heroverwegen. De COVID-19-pandemie vestigde de aandacht op het feit dat, om degenen die het hardst worden getroffen te ondersteunen en hun weerbaarheid voor de toekomst te vergroten, onze ontwikkelingsinterventies multidimensionaal moeten zijn. Een bijkomend doel – SDG18: Communicatie voor Iedereen – is daarom noodzakelijk als we getuige willen zijn van een wereld die vrij is van armoede, ongelijkheid en waar kwesties als klimaatverandering en aantasting van het milieu worden aangepakt.
Zie voor meer informatie:
- Jan Servaes & Muhammad Jameel Yusha’u (eds) (2023), SDG18 Communication for All, Volume 1, The Missing Link between SDGs and Global Agendas, Palgrave/Springer
- Jan Servaes & Muhammad Jameel Yushau (eds.) (2023), SDG18 Communicaton for All, Volume 2, Regional Perspectives and Special Cases, Palgrave/Springer
Hoopvol?
Professor Jeffrey D. Sachs, directeur van het Centrum voor Duurzame Ontwikkeling aan Columbia University, en voorzitter van de SDSN en hoofdauteur van het rapport, blijft desondanks hoopvol. Hij benadrukt dat: “Te midden van toenemende geopolitieke spanningen, toenemende wereldwijde ongelijkheid en de escalerende klimaatcrisis onderstreept het SDR van dit jaar dat de wereld de Duurzame Ontwikkelingsdoelen (SDG’s) overweldigend erkent als de essentiële weg naar vrede, gelijkheid en welzijn. Veel landen boeken aanzienlijke vooruitgang, maar er kan nog veel meer worden bereikt door verhoogde investeringen in onderwijs, groene technologieën en digitale oplossingen. Bovenal hebben we vrede en wereldwijde samenwerking nodig om de SDG’s te bereiken.”
Referentie:
Sachs, J.D., Lafortune, G., Fuller, G., Iablonovski, G. (2025). Financing Sustainable Development to 2030 and Mid-Century. Sustainable Development Report 2025. Parijs: SDSN, Dublin: Dublin University Press. DOI: https://doi.org/10.25546/111909
Website: https://sdgtransformationcenter.org/
Datavisualisatie: https://dashboards.sdgindex.org/