De anti-Amerikaanse gevoelens zijn wereldwijd sterk toegenomen. Het medeleven met de slachtoffers van de aanslagen van 11 september, maakt plaats voor stijgende verontwaardiging over de arrogantie van Washington. Een van de laatste druppels is de harteloze afwijzing van een akkoord om landen in hoge nood toegang te verlenen tot goedkope geneesmiddelen.
Niet uit naam van de strijd tegen het internationaal terrorisme, deze keer. Wel in naam van de belangen van de farmaceutische nijverheid. Wat daarbij vooral shockeert, is de lauwe reactie van onze Europese regeerders op een dergelijke mensonterende houding van het Amerikaans imperialisme.
Op de conferentie van de Wereldhandelsorganisatie (WTO ) in Doha was eind 2001 overeengekomen dat de armere landen gemakkelijker toegang zouden krijgen tot generische geneesmiddelen, onder meer om de Aids-epidemie te bestrijden. Een jaar later bleken in Genève alle lidstaten (in totaal 144) daar nog achter te staan, op één na: de Verenigde Staten van Amerika. In Doha was het principe aanvaard dat recht op gezondheid voorgaat op de brevetten van de farmaceutische nijverheid. In Genève hebben de VS dat weer omgekeerd. Britse experts rekenden uit dat de uitvoering van het akkoord van Doha de Amerikaanse farmaceutische reuzen Merck en Pfizer 17,8 miljard dollar verkoop konden verliezen.
Het is natuurlijk slechts de zoveelste manifestatie van arrogantie. De lijst is de jongste tijd wel veel langer geworden. De Amerikaanse machthebbers vinden het volkomen normaal dat Spaanse fregatten op Amerikaanse aanwijzingen een Noord-Koreaans schip overvallen en de inhoud naar een Amerikaanse basis in het midden van de Indische Oceaan sturen.
Zoals ze vinden dat elk land van terrorisme verdachte personen aan de VS uitlevert, terwijl zijzelf de bevoegdheden van het Internationaal Strafhof niet erkennen.
In landen waar Amerikaanse militairen zitten, bestaat een uitzonderingsrecht. Dat leidde de voorbije weken trouwens tot massale anti-Amerikaanse betogingen in Zuid-Korea. In juni hadden Amerikaanse militairen twee Koreaanse meisjes doodgereden. Eind november sprak een Amerikaanse militaire rechtbank hen vrij; “een uiting van de arrogantie van een bezettingsmacht”, zo vatte professor Victor Cha bij de Amerikaanse universiteit van Georgetown de Koreaanse gevoelens samen. In Japan hebben ze de voorbije jaren al vaker dat soort arrogantie meegemaakt.
Washington vindt ook dat het zich om het even waar in de binnenlandse aangelegenheden mag mengen. In Venezuela is dat overduidelijk, de rol die de Amerikaanse ambassade er speelde in de vorige coup en er nu blijft spelen, wordt nauwelijks weggestoken. De Amerikaanse regeerders willen er per se een door het volk gekozen president helpen verjagen, terwijl hun eigen president, George W. Bush, op een frauduleuze manier in het Witte Huis is geraakt.
Dezelfde inmenging staat nu te gebeuren in Nepal waar het de Maoisten op de zwarte lijst van het terrorisme gaat plaatsen. Washington heeft zich ook bijzonder openlijk gemengd in de discussie bij de EU over de uitbreiding, met onder meer de enorme druk om Turkije er zo snel mogelijk bij te neen. Niet omdat het voorstander is van een multicultureel Europa natuurlijk, maar om ongeremd de Turkse basissen te kunnen gebruiken bij de komende oorlogen in de regio en om Turkije aan zijn kant te hebben in de strijd om de olie in de Turkstalige landen rond de Kaspische Zee.
De Amerikaanse regeerders maken ook schaamtelozer dan ooit gebruik van omkoperij. Het vermoeden dat ze in Afghanistan gewoon allerlei krijgsheren, mollahs en stamleiders met pakken dollars hebben omgekocht, is nu stevig bevestigd. De rest van de wereld moet zich daar niet al te vrolijk over maken, want de Amerikanen hebben in de Veiligheidsraad van de VN hetzelfde principe toegepast: zij hebben de stemmen voor de resolutie over Irak gekocht met toezeggingen over verdeling van de buit onder de diverse oliefirma’s (Franse, Britse, Russische, mogelijk ook Chinese).
En natuurlijk is de houding tegenover Irak het zoveelste toonbeeld van mateloze arrogantie: u zegt geen massavernietigingswapens te hebben. Bewijs eens dat ge er géén hebt? Maar hoe dan ook, wij voeren oorlog tegen u. Toch zijn er geniëen als professor Luc De Vos die vinden dat Belgie soldaten naar een eventuele oorlog moet sturen uit solidariteit met de VS. Op de opmerking dat er weinig harde bewijzen zijn die een aanval op Irak rechtvaardigen, antwoordt de man doodleuk “Daar hebt u een punt. Ik vrees dat Amerika hier met een probleem zit”.
(Uitpers, nr. 37, 4de jg., januari 2003)