Armoede is “in”. Geen dag gaat voorbij of in een of andere krant staat wel een stuk te lezen over de toenemende armoede in de wereld. Bijeenkomsten van allerlei organisaties en manifestaties allerhande, dikwijls tegen die vergaderingen, onderstrepen het probleem. De aangevallen instellingen en leiders kennen het probleem, stellen vast dat het verergert, beloven het te bestrijden. Maar die bestrijding blijft goeddeels een vrome wens: aan de mechanismen van verarming wordt niet geraakt.
Deze maand zal de mars van vrouwen tegen armoede en geweld eindigen in New York, waar een delegatie een ontmoeting zal hebben met secretaris-generaal Kofi Annan van de Verenigde Naties. Voorafgaand daaraan worden op diverse plaatsen Wereldvrouwenmarsen gehouden. Op 1 oktober gebeurde dat in Utrecht. Op zaterdag 14 oktober heeft er, aan het Jubelpark, in Brussel een Wereldvrouwenmars plaats.
In de maand september stond de armoedeproblematiek zeer centraal. Het begon met de Millenniumtop van de Verenigde Naties in New York, waarop de doelstelling werd bekrachtigd om tegen 2015 de 22% van de wereldbevolking die het met minder dan 1$ per dag moet doen, met de helft te verminderen. Een doelstelling die nu al een zelfde lot beschoren is als die van de Wereldvoedseltop van Rome in 1996, waarop werd beloofd het aantal mensen dat honger lijdt tegen 2015 te halveren. Maar de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties (FAO) meldde in juli dat er dubbel zoveel tijd nodig zal zijn om die doelstelling te halen. “Het aantal ondervoede mensen zal van 790 miljoen in 1995/97 dalen tot 575 miljoen in 2015 en tot 400 miljoen in 2030”, hoopt de FAO.1
Direct na de Milleniumtop kwam in het Australische Melbourne, aan de vooravond van de Olympische Spelen van Sydney, het World Economic Forum bijeen, waartegen fel werd geprotesteerd tegen de globalisering en de armoede die ze veroorzaakt.
Daarna kwamen de najaarsvergaderingen van het Internationaal Muntfonds (IMF) en van de Wereldbank in Praag, waar ook rake klappen werden uitgedeeld tijdens botsingen tussen politie en betogers. De voorzitters van beide instellingen, die naast de Wereldhandelsorganisatie (WTO) als voornaamste veroorzakers van de toenemende armoede en van de even snel toenemende kloof tussen arm en rijk, worden aangewezen deden hun best om een sociaal masker op te zetten.
James Wolfensohn van de Wereldbank pleitte ervoor “gerechtigheid en participatie” in het centrum van het ontwikkelingsproces te plaatsen. En IMF-chef Horst Köhler zei dat “een halvering van de wereldwijde handelsmuren de ontwikkelingslanden meer dan 100 miljard dollar zou opleveren”. Eenzelfde som zou hen te beurt vallen als de rijke landen hun ontwikkelinghulp van 0,24% van hun bnptot 0,70 zouden optrekken.2
Vóór de bijeenkomst in Praag had de Wereldbank een diepgravend onderzoek over het armoedeprobleem gepubliceerd. Een rapport dat de deelnemers aan de Millenniumtop niet hadden gelezen, want daarin staat dat de nagestreefde halvering van de armoede tussen 1990 en 2015 neerkomt op een jaarlijkse daling met 2,7% terwijl totnogtoe slechts een jaarlijkse verlaging met 1,7% per jaar werd gehaald.3
Andere interessante gegevens uit dit rapport: het gemiddelde inkomen in de 20 rijkste landen bedraagt 37 keer dat van de armste 20 landen. Dit is dubbel zoveel als in 1960. In Oost-Azië was er vooruitgang: het aantal armen daalde er van 420 tot 280 miljoen tussen 1987 en 1998. In Latijns-Amerika, Zuid-Azië en zwart Afrika daarentegen bleef het aantal armen stijgen. In het voormalige Oostblok is het aantal armen sedert de ineenstorting van het communisme vertwintigvoudigd. Vroeger was één inwoner op vijftig arm, nu één op vijf. Onderwijs en gezondheidszorg komen daardoor voor velen in het gedrang. De levensverwachting neemt er af . Allerlei ziekten (tuberculose, aids???) rukken er op.
Eind juni werd in Genève een speciale zitting van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties over Sociale Ontwikkeling gehouden. Op deze top werd geconcludeerd dat de armoede in de wereld toeneemt en werd het voorzichtige besluit getroffen om het aantal mensen dat in extreme armoede leeft – met een inkomen van minder dan één dollar per dag – tegen 2015 “gevoelig te verminderen”. Van halvering geen sprake meer.
Fiasco van globalisering
De Amerikaanse columnist William Pfaff4 trok verregaande conclusies uit de zgn. armoedetop van Genève. “De tijd is gekomen om de ‘globalisering’ ten grave te dragen als economisch leerstuk dat pretendeert de internationale gemeenschap vooruitgang en ontwikkeling te brengen. Het heeft daarin gefaald. De bijzondere vergadering van de VN-Assemblee in Genève, vorige week, is tot de conclusie gekomen dat de armoede, ongelijkheid en onveiligheid in de wereld zijn toegenomen sinds het ‘mondialisme’ in zwang is gekomen.”, schrijft hij.
“Dat armoede toeneemt wordt niet beweerd door tegenstanders van globalisering. Het is de conclusie van een rapport van de Wereldbank, het Internationaal Monetair Fonds (IMF), de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) en de VN zelf. In meer dan 30 van de armste landen daalt het reële inkomen per hoofd van de bevolking al 35 jaar. (???) De mensen in de industrielanden zijn nu 74 keer zo rijk als die in de armste landen. De rijkdom van de rijkste drie mannen ter wereld is groter dan het gezamenlijke bruto nationaal product (BNP) van alle minst ontwikkelde landen samen”, vervolgt hij. En hij besluit: “Die verarming heeft plaatsgehad in een tijd waarin de mondialisering beloofde de armen op weg te helpen naar duurzame economische groei. Maar daarvan is niets terechtgekomen.”
IMF en Wereldbank trachten de kritiek op hun beleid te pareren met sociale accenten te leggen in hun verklaringen (niet in hun beleid), maar de Wereldhandelsorganisatie (WTO) was diep verontwaardigd toen de Subcommissie voor de Mensenrechten van de VN in Genève in augustus haar in een rapport als “nachtmerrie” voor arme landen beschreef. Adjunct-directeur Miguel Rodriguez schreef in opdracht van zijn baas Mike Moore, prompt een boze brief naar de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten, Mary Robinson. Hij zei verbaasd te zijn dat de rapporteurs niet om de visie van de WTO had gevraagd en nam aanstoot aan de uitlating dat de WTO-regels “oneerlijk en zelfs bevooroordeeld zijn” tegen over armere landen en bedoeld zijn om de rijke landen de kans te geven om hun wil op te leggen. Hij wees erop dat de regels bij consensus door alle WTO-leden werden goedgekeurd in 1994.5
Hiermee pareert hij de kritiek niet dat dit soort instellingen hun regels opleggen en dat degene die er niet mee instemt nog verder wordt gediscrimineerd. Zo moeten ontwikkelingslanden hun economie openstellen voor westerse investeringen, maar de producten van de sectoren waarin ze competitief zijn, zoals bv. landbouw of textiel, hebben daarentegen geen vrije toegang tot de westerse markten. Het systeem belet hen, achter beschermende muren (waarachter alle grote economieën groot geworden zijn: die van de Verenigde Staten, Groot-Brittannië, Japan enz.) nieuwe industrieën of diensten op te bouwen zodat de armoede bestendigd blijft.
En IMF en Wereldbank mogen dan al sociale taal spreken, de praktijk ligt wel enigszins anders. Sociale voorzieningen, die een herverdeling van rijkdom inhouden, dienen door de steun “genietende” landen drastisch te worden ingekrompen. Een mooi voorbeeld is Turkije, waar onder druk van het IMF de pensioenleeftijd vanaf 43 jaar op 60 voor mannen en vanaf 38 jaar tot 47 voor vrouwen werd opgetrokken. Wat niet goed viel bij de Turken, wier levensverwachting laag ligt en die zegden dat ze voortaan “tot hun dood” zouden moeten werken. Opvallend is dat het IMF geen enkel bezwaar heeft tegen de honderden miljarden die Turkije jaarlijks aan militaire uitgaven spendeert. Het heeft althans nooit de inkrimping van die uitgaven gevraagd.
Het is een boutade, maar moest al het geld dat aan topvergaderingen en bijeenkomsten over armoede wordt besteed, naar daadwerkelijke bestrijding van armoede zou gaan, zou er al een deel van het probleem zijn opgelost. Biezonder schandaal verwekte deze zomer de G-7 (de groep van zeven rijkste landen) toen aan het licht kwam dat de organisatie van haar top op het Japanse eiland Okinawa 32 miljard fr. had gekost, des te meer omdat er op de top geen schuldverlichting voor de armste landen kwam. Oxfam rekende uit dat met al dat geld 12 miljoen kinderen naar school konden worden gestuurd. En volgens Jubilee 2000, een coalitie van drukkingsgroepen die opkomen voor schuldverlichting, kon er de gehele schuld van Gambia of van Equatoriaal Guinea mee worden afbetaald.6 De armen hebben een troost de G-7 verklaarde dat “de wortels en de oorzaken van de conflicten en van de armoede” zullen worden aangepakt.7
Britse armoede
Armoede is geen exclusief fenomeen van de Ontwikkelingslanden. Het neoliberalisme heeft ook in het Westen voor toenemende ongelijkheid en armoede gezorgd. Een extreem voorbeeld in Europa is Groot-Brittannië, waar de conservatieve premier Thatcher de welvaartsstaat op de helling zette. De “Derde Weg” van “socialist” Tony Blair is echter geen haar beter als men de talrijke recente rapporten en de Britse kranten mag geloven.
Zo kwam onderzoekers van de universiteiten van Leeds en Bristol tot de conclusie dat armoede elk jaar 10.000 Britten doodt. Het verminderen van de ongelijkheid tot het niveau van 1983 zou per jaar 7.500 levens redden en volledige werkgelegenheid zou nog eens 2.500 voortijdige sterfgevallen voorkomen.8 Uit een studie die werd gemaakt in opdracht van de Jospeh Rowntree Foundation blijkt dat een kwart van de Britten arm is en dat er het voorbije decennium jaarlijks 60.000 armen bij kwamen.9 Labour maakte maatregelen bekend om één miljoen kinderen uit de armoede te halen, maar volgens de cijfers van 1998-99 zouden er 4,5 miljoen arme kinderen zijn. Eerder meldde het weekblad The Observer dat één kind op vijf arm is en dat Groot-Brittannië op dit vlak achter landen als Turkije, Polen en Hongarije komt.10 The Independent zag het nog somberder en meldde dat één op drie kinderen volgens een officieel onderzoek arm zou zijn.11 Hoe komt dat? Door de concentratie van geld bij een beperkte groep. Zo is Groot-Brittannië een trap vooruit gegaan op de ladder van het aantal miljardairs. Het heeft Frankrijk achter zich gelaten en komt nu op de vierde plaats na Duitsland, Japan en de Verenigde Staten.12
Ook van de destijds befaamde Nationale Gezondheidsdienst (NHS) blijft maar weinig meer over door voortdurende bezuinigingen. Wie geregeld Britse kranten leest komt geregeld verhalen tegen over patiënten die niet geopereerd of verzorgd meer worden omdat de kliniek over een enveloppe beschikt die niet mag worden overschreden. Er moet dus een selectie worden gemaakt tussen wie wel en wie niet wordt behandeld. Voor mensen met geld is er geen probleem: die kunnen bij een privé-arts en privé-kliniek terecht. (Hetzelfde probleem doet zich al jaren voor in Nederland, waar mensen met een ernstige aandoening, aan het hart bv., op een maandenlange wachtlijst voor operatie moeten gaan staan. Rijke Nederlanders komen zich dan ook in België laten opereren).
Voor voldoende medicijnen is er eveneens geen geld meer in Groot-Brittannië. Zo krijgen meer dan 80.000 kankerpatiënten niet de benodigde geneesmiddelen omdat de NHS daar geen geld voor heeft.13
Het klonk dan ook raar Blair tijdens de recente troebelen met de transportsektor wegens de hoge olieprijs te horen zeggen dat er, door de blokkades, “mensenlevens in gevaar waren”. Dit terwijl hij uit neoliberale overtuiging mensen het recht op leven ontzegt. Niet alleen in eigen land overigens is hij gevoelloos voor mensenlevens, mede door zijn harde houding tegenover Irak is hij medeverantwoordelijk voor de dood, per dag, van zowat 200 Iraakse kinderen tussen 0 tot 5 jaar.14
Noten
1
Reuters, 24.07.00.2 De Standaard, 27.09.00.
3 De Standaard, 13.09.00 en 20.09.00.
4 Geciteerd in De Financieel-Economische Tijd, 15.07.00.
5 Reuters, 24.08.00.
6 De Standaard, 24.07.00.
7 Le Monde, 25.07.00.
8 The Times, 26.09.00.
9 De Standaard, 12.09.00.
10 The Observer, 11.06.00.
11 The Independent, 31.07.00.
12 The Times, 16.06.00.
13 The Times, 13.07.00.
14 Zie: Uitpers, nr. 9, juni 2000: Baby Blair, Clinton en de Iraakse kinderen.
(Uitpers, oktober 2000)