Francine Mestrum volgt al enkele jaren de armoedepolitiek van de Wereldbank op de voet. In haar in 2002 verschenen boek, ‘Globalisering en armoede. Over het nut van armoede in de nieuwe wereldorde’ toonde ze al aan dat armoedebestrijding binnen de Wereldbank, IMF en andere internationale instellingen meer tegemoet kwam aan de behoeften van de neoliberale globalisering dan werkelijk de armoede en ongelijkheid te bestrijden. In haar nieuw boek, ‘de rattenvanger van Hameln’ ontleedt ze het vertoog van de Wereldbank verder tot op het bot.
Met de titel van je boek wijs je op de verleidingstechnieken van de Wereldbank, die een vertoog hanteert dat goed in de oren klinkt van sociale organisaties. In werkelijkheid, zo beweer je, heeft de Wereldbank haar beleid niet veranderd.
Francine Mestrum: De Wereldbank past voortdurend haar vertoog aan. Aan de noden van de tijd, aan andere partners, aan de Verenigde Naties, maar ook omdat het beleid van de Wereldbank in het verleden mislukt is. De Wereldbank maakt graag gebruik van nieuwe begrippen. Het nieuwste in de reeks is het begrip ‘ongelijkheid’. De Wereldbank heeft door dat de baten van de economische groei niet terechtkomen bij de onderste lagen van de bevolking. Dat zien we heel duidelijk in Zuid-Amerika. Wat doet de Wereldbank met ongelijkheid? Ze heeft het uitsluitend over ongelijkheid van kansen, niet over ongelijkheid van inkomen. Nochtans is 10 procent van de Wereldbevolking in het bezit van 54 procent van de rijkdom. Er is een enorm probleem van inkomensongelijkheid, zeker in ontwikkelingslanden. Op dezelfde wijze gaat de Wereldbank tewerk met andere begrippen. Dat is zo voor armoede, sociale bescherming, democratie,… Aan de kern van het beleid van de Wereldbank wordt niet geraakt. Dat is nog altijd de Washington Consensus (zie kader), of simpelweg het neoliberale beleid.
Washington Consensus
Onder Washington Consensus verstaat men tien beleidshervormingen die op een Conferentie van het ‘Institute for International Economics’ in november 1989 werden geformuleerd als therapie voor Latijns-Amerika. Het gaat om een consensus omdat de instellingen in Washington (Wereldbank, IMF, Witte Huis, Congres en Federal Reserve Bank,…) het er over eens zijn. Het gaat om zaken als begrotingsdiscipline (geen begrotingstekort van meer dan 1 tot 2 procent), overheidsbestedingen bij voorkeur naar omlaag, lage belastingen, financiële liberalisering, eventuele muntdevaluatie om export te doen groeien, handelsliberalisering, verwelkomen van rechtstreekse buitenlandse investeringen, privatiseringen, dereguleringen en respect voor eigendomsrechten.
Volgens jou is het beleid van de Wereldbank mislukt. De instelling zelf en ook de Wereldhandelsorganisatie (WTO) beweren daarentegen dat ongelijkheid en armoede nog bestaan juist door een gebrek aan neoliberaal beleid.
Francine Mestrum: Ik geloof dat niet. Het neoliberale beleid heeft meer negatieve dan positieve gevolgen met zich meegebracht. De Wereldbank beweert bijvoorbeeld dat de armoede is verminderd. Maar is dat zo? Dat klopt voor China en India, maar dat zijn nu net twee landen die de neoliberale politiek niet hebben toegepast. In Zuid-Amerika is er een stagnatie van de armoede, maar er moeten meer mensen veel meer werken voor hetzelfde inkomen als twintig jaar geleden. In Afrika blijft de armoede toenemen. Er is trouwens veel gegoochel met cijfers. Voor extreme armoede is de norm 1 dollar, voor gewone armoede is dat 2 dollar. Armoede is moeilijk te meten. Afhankelijk van de instelling vind je andere cijfers en normen. Er is ook een probleem voor internationale vergelijkingen omdat de nationale munt moet worden omgerekend in koopkrachtpariteiten. Armoede is ook geen neutraal begrip. Het gaat om een ideologische constructie. Armoede wordt anders ingevuld naargelang wat men er mee wil doen of bewijzen. Sociale wetenschappers en economen moeten eens dringend rond tafel zitten om te komen tot een eenduidige visie op armoede.
In jouw boek lijkt het alsof je ook de Verenigde Naties (VN) een veeg uit de pan geeft?
Francine Mestrum: Dat moet ik nuanceren. Ik wil de VN zeker wat betreft het begrip ontwikkeling niet aanvallen. Ik laat me wel kritisch uit over de zogenaamde Millenniumdoelstellingen (MDG’s, zie kader). Daarin staat dat de extreme armoede met de helft moet verminderd worden tussen 1990 en 2015. Maar de referenties zijn dusdanig aangepast dat het eigenlijk om slechts 19 % gaat. Stel we halen deze doelstelling dan tellen we in 2015 210 miljoen armen minder. Wat met de andere armen? Het gaat wel over armoede waar mensen aan sterven, bijvoorbeeld kinderen als gevolg van diarree, sterfgevallen in het kraambed, en dergelijke meer. Dat is dus alles behalve ambitieus, want het betekent dat we aanvaarden dat er nog vele tientallen miljoenen sterven als gevolg van armoede. Wat de VN betreft, volgens mij staat de grote meerderheid van de andersmondialisten achter de VN. Het is de enige instantie met gezag waar ook andere dan machtige landen een stem hebben. Het probleem is dat de VN zich teveel laten meeslepen door het discours van Wereldbank of het Internationaal Monetair Fonds (IMF). En de VN heeft ook totaal geen middelen om haar mooie woorden ook door daden te laten volgen.
Millenniumdoelstellingen
In september 200 legde de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties een verklaring af. 189 landen beloofden toen om tegen 2015 en in vergelijking met 1990 de armoede en ongelijkheid uit de wereld te helpen. Het gaat om: 1. Uitbannen van extreme armoede en honger 2. zorgen voor universeel basisonderwijs 3. gelijke kansen voor mannen en vrouwen 4. verminderen van kindersterfte 5. verbeteren van de gezondheid van moeders 6. Bestrijden van HIV/AIDS, malaria en andere ziekten 7. waarborgen van duurzaam milieu 8. Mondiaal partnerschap voor ontwikkeling
(zie de VN-website: http://www.un.org/millenniumgoals/ )
Maar ook binnen de VN zijn het in essentie de grote economische blokken die de lakens uitdelen.
Francine Mestrum: Als je bijvoorbeeld de teksten van Secretaris-Generaal Kofi Annan er op napluist, dan zie je inderdaad dat hij er zich in zekere mate inschikkelijk toont tegenover de machtige landen. Anderzijds blijft in deze teksten de aandacht levendig voor oude, onderbelichte eisen. De VN hebben bijvoorbeeld belangrijke documenten uitgegeven over ongelijkheid, zoals inkomensongelijkheid.
Binnen de derdewereldbeweging voert men campagne rond de MDG’s. Jouw kritiek wordt daar blijkbaar niet gevolgd?
Francine Mestrum: Kijk, ethisch gezien kan je gewoon niet tegen armoedebestrijding zijn. Het gaat om een consensusthema. Politiek daarentegen, zou je er wel tegen moeten zijn omdat het de aandacht afleidt van waar het wel om moet gaan. Armoede is een maatschappelijk probleem. Dat betekent dat het ook een zaak is voor de rijken in de samenleving. Wat we nodig hebben is een sociale en economische ontwikkeling gekoppeld aan sociale bescherming en dit geldt voor de hele samenleving.
Ten eerste verwijt ik de wereldwijde beweging van NGO’s, maar er zijn natuurlijk uitzonderingen, dat ze zich te veel laten meeslepen in het MDG-verhaal. Ik heb daar problemen mee omdat de MDG’s niet leiden tot een andere wereld. Ten tweede maakt armoedebestrijding elk sociaal beleid onmogelijk. We hebben tijdens de G8-top met de Britse campagne ‘make poverty history’ een perfecte samenwerking gezien tussen de regering Blair, zijn minister van Financiën Brown, de Wereldbank en de popsterren Bob Geldof en Bono, en daarnaast nog een aantal ngo’s. Het gaat om allesbehalve grote voorstanders van een ‘andere wereld’. Als ik de speech zie van de nieuwe man van de Wereldbank, Paul Wolfowitz (de voormalige onderminister van Defensie van de VS en notoir neoconservatief), begin september dan spreekt hij met dezelfde woorden: ‘make poverty history’ of nog: ‘development is a mysterious process’ (je kan de bewuste speech opvragen via: http://www.imf.org/external/am/2005/speeches/pr02e.pdf)
Nochtans zie ik toch ook heel wat kritische houdingen tegenover de MDG’s, zoals bijvoorbeeld bij de Vlaamse koepel van de derdewereldbeweging 11.11.11
Francine Mestrum: In België is het duidelijk dat 11.11.11 een kritiek hanteert die nauw aansluit bij de mijne, maar ik vermoed dat die voor een stuk ook binnenskamers wordt gehouden en in elk geval niet voldoende in de campagne wordt gebracht. Binnen de derdewereldbeweging is er immers discussie over de MDG’s en niet iedereen wil zich even kritisch uitlaten.
De Wereldbank werkt niet met MDG’s maar met zogenaamde Poverty Reduction Strategy Programs (PRSP’s, zie kader)
Francine Mestrum: In tegenstelling tot wat de Wereldbank beweert vormen de PRSP’s geen echte armoedestrategie. De PRSP’s zijn neoliberaal gekleurd. Dereguleringen of het vrijmaken van investeringen maken deel uit van de strategie van de Wereldbank. Indien er al sprake kan zijn van een echte armoedestrategie dan zou de Wereldbank zich in de eerste plaats bezig houden met de vraag hoe mensen aan een inkomen geraken, ze zou ook arbeidsnormen verdedigen of ijveren voor goede arbeidsomstandigheden. De Wereldbank stopt de PRSP’s vol met voorwaarden, maar niet de voorwaarden die ik net heb opgesomd. Je zou bijvoorbeeld in de PRSP’s iets kunnen opnemen over het herinvesteren van de winst van Multinationale ondernemingen, die nu het land verlaat.
PRSP
Om in aanmerking te komen voor financiering moeten de arme landen een Poverty Reduction Strategy Programme (PRSP) indienen. Het gaat om een omvangrijk programma waarbij de betrokken landen zelf hun strategie bepalen rond tal van beleidsterreinen (landbouw, milieu, onderwijs, gezondheid,…) en daarbij zorgen voor participatie, zowel van overheidsdiensten als de civiele maatschappij en donors. Het hoofddoel van PRSP’s is een uitgebreide structurele aanpassing met accent op economische groei en verder de klassieke neoliberale recepten (privatisering, liberalisering, deregulering)
Zeg je nu dat de Wereldbank absoluut niet geïnteresseerd is in een sociaal beleid?
Francine Mestrum: De Wereldbank gebruikt een sociaal discours, maar verstaat daar iets anders onder dan wat pakweg de vakbonden verdedigen. Sinds enkele jaren publiceert de Wereldbank een verslag, ‘Doing Business’. In het jongste verslag worden landen gerangschikt op basis van hun competitiviteit. Volgens de Wereldbank is competitiviteit noodzakelijk om tot ontwikkeling te komen. In het derde rapport krijgen landen slechte punten omdat ze over een arbeidswetgeving beschikken die stelt dat er een wettelijke vrije dag is. Slechte punten zijn er ook wanneer er minder dan 66 uur wordt gewerkt of als er een ontslagregeling bestaat met vergoeding (zie voor inzage in dit rapport op http://www.doingbusiness.org/ , nvdr.). Al deze en nog veel meer punten staan haaks op wat de vakbonden verdedigen, haaks ook op een sociaal beleid.
Wat met de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO)?
Francine Mestrum: Dat ontgaat hen niet. Vakbonden reageren scherp op het beleid van de Wereldbank. Tegelijk voelen ze zich ertoe aangetrokken omdat ze denken dat de instelling aan het veranderen is. Ik moet er wel bij vertellen dat dit komt omdat sommige vakbonden verregaand geïnstitutionaliseerd zijn. Wat je ook ziet is dat vakbonden die niets gedaan krijgen van hun regering, naar de Wereldbank stappen. Hier zie je dat de mondialisering werkt. Vakbonden denken dat ze op hulp kunnen rekenen van de Wereldbank omdat deze samen met het IMF in landen actief is via de PRSP’s. En die zijn, zoals ik al zei, in eerste instantie neoliberaal.
Conclusie, schaf instellingen als de Wereldbank maar beter af?
Francine Mestrum: Neen, daar ben ik het niet mee eens. Hoe dan ook is er een bestuur nodig dat zorgt voor financiële stabiliteit of een bank die zorgt voor de nodige investeringen. Wat we nodig hebben is een nieuw IMF en een nieuwe Wereldbank. Trouwens, indien de statuten van de Wereldbank zouden gevolgd worden, dan was er een veel minder groot probleem. Daar staat onder meer in dat er wordt gewerkt aan de verbetering van de levensstandaard. Uiteraard zal je met deze instellingen geen socialisme krijgen, wel een totaal ander beleid. Indien ze grondig worden hervormd kunnen ze zelfs werken aan een postkapitalistische samenleving. Daarvoor is het wellicht ook nodig dat er nieuwe instellingen komen zoals bv. voor een milieupolitiek of een mondiaal belastingssysteem. Eens de Wereldbank en het IMF gedemocratiseerd zijn kunnen de leden zelf beslissen welke politiek er gevolgd moet worden.
Is dat niet naïef? De leden bestaan immers uit landen en tussen die landen spelen machtsrelaties.
Francine Mestrum: Dat klopt, daarom moet er ook in de eerste plaats dringend iets gedaan worden aan de inkomensongelijkheid om tot een beter machtsevenwicht te komen. Trouwens, binnen de WTO hebben we al gezien dat wanneer derdewereldlanden samen optreden ze wel degelijk een machtige positie kunnen innemen.
Het is nochtans grotendeels door het optreden van de supermacht VS dat de jongste VN-top is mislukt.
Francine Mestrum: De VS blokkeren alles. Bolton is gewoon faliekant tegen de VN. Met zo iemand valt er gewoon niets te bereiken. Maar dat is niet het einde. President Bush krijgt het moeilijk in eigen land. In vergelijking met de VS staat de EU dan wel meer open voor de belangen van de derdewereldlanden. Maar dat is uiteraard relatief. De huidige Commissie Barroso, met mensen als Mandelson, staat duidelijk rechts. Er zijn wel mogelijkheden om druk uit te oefenen. De Commissie is zeer divers samengesteld. Het is een publiek geheim dat het niet goed botert tussen Commissaris voor Handel Peter Mandelson en Commissaris voor Ontwikkelingssamenwerking Louis Michel. Michel is tegen een handelsembargo op Zimbabwe, want Afrika zit al aan zijn limieten.
Hoe ziet de toekomst voor de internationale instellingen eruit?
Francine Mestrum: Ik zie drie mogelijke scenario’s. Het eerste komt voort uit de aanhoudende druk vanuit de andersmondialistische beweging die leidt tot een grondige hervorming van de instellingen. Het tweede scenario bestaat er uit dat de druk op de ketel zo groot wordt dat er een soort van wereldrevolutie uit voort groeit. Een derde scenario is de ontwikkeling van bijvoorbeeld een ecologische crisis al dan niet gekoppeld aan een gewelddadig conflict, waardoor het hele systeem in mekaar kan stuiken. Persoonlijk vrees ik dat het derde scenario zich zal voltrekken. Voor het eerste scenario rest ons te weinig tijd, waardoor we automatisch naar het derde gaan.
Is het niet zo dat de altermondialistische beweging een veelkleurige club is, met goede analyses en kritieken, maar niet in staat blijkt om een alternatief te formuleren? Ook dat lijkt me niet meteen bij te dragen tot het voltrekken van het eerste scenario.
Francine Mestrum: Eerst en vooral, er zijn wel degelijk alternatieven naar voor geschoven. In mijn boek achteraan som ik er een aantal op. Sommige zijn al oud, zoveel totaal nieuwe ideeën vallen er niet meer te bedenken. Alleen vormt de beweging geen homogeen geheel, en ze is te bang om de verscheidenheid ook concreet gestalte te laten krijgen. Ik vind de verscheidenheid positief, het zou goed zijn mochten een aantal bewegingen hun programma uitdragen, zodat er binnen de grote andersmondialiseringsbeweging drie, vier, vijf grote stromingen ontstaan. Dat bevordert het democratisch debat en verheldert de situatie. Sommigen denken meer in de richting van socialisme, anderen aan enkele sociaal-democratische hervormingen, nog anderen aan ecologische kleinschaligheid, en daarnaast heb je diegenen die wars zijn van elke vorm van hiërarchie. Het is goed dat deze ideeën en visies worden uitgewisseld. Er is nu nog te veel angst voor verdeeldheid. Er is ook het besef dat de machtsverhoudingen niet van vandaag op morgen kunnen worden veranderd, dat men blijft hangen tussen utopie en haalbaarheid. Veel organisaties werken ook rond slechts een beperkt aantal thema’s. Neem nu Attac. Rond een aantal onderwerpen is Attac zeer duidelijk. Maar op thema’s waar Attac minder in thuis is, komt men moeilijker tot een standpunt, omdat de beweging te divers is samengesteld. Dat komt de duidelijkheid niet ten goede. Op termijn zal dat moeten veranderen als men echt de wereld wil veranderen.
(Uitpers, nr. 69, 7de jg., november 2005)