Inge Bertels, Bert De Muynck en Herman Van Goethem (red), Antwerpen, biografie van een stad, 390 blz.,Meulenhoff/Manteau, Antwerpen, 2010, ISBN 9789085421290
Alles wat met ‘stad’ en ‘stedelijkheid’ te maken heeft is in. Daar zijn goede redenen voor: een groot gedeelte van de wereldbevolking woont in steden van diverse formaten. Mondialisering grijpt plaats in de steden. De stad wordt meer en meer studieobject van verschillende wetenschappelijke disciplines. Dat bewijst ook Antwerpen, biografie van een stad. Het is een zeer mooie oefening in stadsgeschiedenis geworden.
De samenstellers, Inge Bertels, Bert De Muynck en Herman Van Goethem, en de meeste co-auteurs behoren tot het Centrum voor Stadsgeschiedenis en tot de Onderzoeksgroep Politieke Geschiedenis, verbonden aan het departement Geschiedenis van de Antwerpse universiteit. Zij bedrijven een stadsgeschiedenis waarin zij, zoals de Franse historicus Fernand Braudel uit Les Annales-traditie, de stad als een actieve biotoop en een ‘versneller’ van ontwikkelingen zien. Steden zijn net katalysatoren voor verandering, ontmoetingspunten van ideeën, laboratoria van vernieuwing. Groei, verandering en innovatie zijn daarin sleutelbegrippen. Dat is niet alleen het uitgangspunt van het Nederlandstalig tijdschrift Stadsgeschiedenis, maar ook van deze publicatie. De samenstellers noemen het boek eerder ongewoon een biografie waarmee ze willen aangeven dat Antwerpen ook een stedelijke identiteit kent: “Wij willen de stad zelf een forum geven, door te tonen hoe ze samen met verschillende actoren en groepen bepaalde manieren van denken, doen en samenleven genereert.” (p. 8) Ook de aanpak van dit boek is eerder ongewoon voor academici. Zij kiezen resoluut voor een thematische aanpak waarvan de probleemformulering en de vraagstelling vanuit de Antwerpse actualiteit van vandaag geformuleerd werden. De historische feiten staan niet op zich – dit boek is geen plaatselijke geschiedenis à la Floris Prims – maar worden spaarzaam aangewend om algemene lijnen bloot te kunnen leggen. Een voorbeeld: Knack van 23 juni opent met een prachtige cartoon van Gal over het zogenoemde mystieke huwelijk tussen Elio di Rupo en Bart De Wever waarmee verwezen wordt naar 1919 toen de socialist Huysmans in zee ging met de christendemocraat en flamingant Van Cauwelaert. Anno 2010 is er nationaal misschien een nieuw ‘mystiek huwelijk’ in de maak. Het zijn niet de auteurs die deze vergelijking maken, maar ze nodigen wel Knack en de lezers van dit boek uit om rond dat soort eigenaardige politieke coalities te reflecteren.
Actuele thema’s
Armoede, uitsluiting, milieu, geweld, de relatie stad-overheid, de Vlaamse beweging, de rol van de Antwerpse burger. Dat zijn enkele van de thema’s die in acht forse hoofdstukken, meestal geschreven door drie auteurs, aan bod komen. In het openingshoofdstuk ‘Stadslandschap’ hebben Inge Bertels, Tim Bisschops en Bruno Blondé het over ontwikkelingen en verwikkelingen van een stedelijke ruimte. Zoals in alle hoofdstukken wisselen historisch-descriptieve passages elkaar af met meer beschouwende elementen zoals in deze zin rond de vijfde stadsvergroting in de 16de eeuw: “Net als bij de civiele inrichting van de stedelijke ruimte leek Antwerpen zich maar moeilijk te kunnen ontdoen van zijn middeleeuwse gedaante.” (p.27) Door de thematische werkwijze vanuit het heden hanteren de auteurs bij momenten bewust een anachronistisch woordgebruik. Zo vergelijken ze de bevolkingsbeweging in de 16de eeuw met het gentrificatieproces van vandaag en spreken zij over de Kauwenberg als over een ‘probleembuurt’.
In een volgend hoofdstuk hebben Marnix Beyen, Luc Duerloo, Herman Van Goethem en Carolien Van Loon het over het ‘Calimerocomplex van de stad’ waarmee zij op een journalistieke manier verwijzen naar de politieke cultuur van klagen, maar ook van vernieuwen in Antwerpen. Zij verwijzen zeer uitdrukkelijk naar de belangrijke rol die de Meetingpartij in de tweede helft van de negentiende eeuw in Antwerpen heeft gespeeld… en vergelijken deze beweging met de heisa die ontstaan is rond het 0osterweeldossier. “Opnieuw herinnerde deze volkse mobilisatie aan de Meetingpartij en ook nu ontwikkelde deze beweging nieuwe politieke vormen, die erop gericht waren de democratie te versterken.” (p. 105) In datzelfde hoofdstuk zoeken de auteurs ook naar verklaringen voor de opkomst van Vlaams-nationalistische partijen in Antwerpen en daarvoor verwijzen ze onder meer naar de nawerking van de collaboratie. Na de bevrijding weken heel wat oorlogscollaborateurs uit Limburg en elders met hun familie uit naar de anonimiteit van de grootstad Antwerpen. In ‘Zilt succes’ analyseren Helma De Smedt, Peter Stabel en Ilja Van Damme de functieverschuivingen van een stedelijke economie. Zij vertrekken van een mooie visuele vergelijking: “De icoongebouwen in het Antwerpse stedelijke landschap van de zestiende en twintigste eeuw staan ook symbool voor de functieveranderingen die de stedelijke economie in deze periode doormaakte.” (p. 110) “Anders gaan leven?” is een mooi hoofdstuk waarin Tim Soens, Peter Stabel en Bart Tritsmans reflecteren over stad en leefmilieu. Zij maken daarin ook een zeer scherpe analyse van de kloof tussen stedelijk beleid en andere beleidsorganen en belichten daarin de rol van machtige politieke bewegingen: “Er ontstond als het ware een continuüm tussen een ‘christendemocratische’ suburbane wereld aan de ene kant en een ‘socialistische’, later ook ‘groene’ stedelijke samenleving en aan de andere kant, met ergens daartussin de andere politieke stromingen –liberale, Vlaams-nationale, extreem rechtse – die in mindere of meerdere mate stedelijk of suburbaan waren. Deze machtsdeling zorgt echter voor een heel ambigue houding tegenover het grootstedelijk fenomeen en laat niet toe dat stedelijke beleidorganen in de suburbane rand van de stad beslissingen kunnen forceren.” (p. 161) In het hoofdstuk ‘Rubensmania’ bespreken Brecht Deseure, Henk de Smaele, Guido Marnef en Bart Tritsman de complexe constructie van cultuur in heden en verleden. ‘Poorten en papieren’ van Bert De Muynck, Hilde Greefs en gastauteur Anne Winter gaat over een ander heet actueel hangijzer, met name diversiteit en integratie in historisch perspectief. Ook in Hoofdstuk zeven “Over drinkebroers en vechtersbazen” komt Bert De Muynck, samen met Maarten Van Ginderachter, weer aan het woord over sociale organisaties, arbeidsverhoudingen en collectieve actie. Ook nu weer heeft het hoofdstuk een eerder journalistieke titel meegekregen om het ernstige thema dat er achter schuilt wat lichter te doen klinken. In het zeer interessante hoofdstuk “Een probleemstad?” gaan Bruno Blondé, Maarten Van Dijck en Antoon Vrints op zoek naar de dwarsverbanden en spanningsvelden tussen de ‘burgerlijke idealen’ en de sociale realiteit van armoede en uitsluiting. Zij stellen vast dat de problemen van de hedendaagse grootstad niet altijd zo nieuw zijn als ze op het eerste gezicht lijken. De auteurs constateren dat de sociale problemen van de stad in de eenentwintigste eeuw, maar ook al veel eerder, in morele termen worden gemunt, een proces waarbij slachtoffers eigenlijk geculpabiliseerd worden. De enige socioloog die in dit boek aan het woord komt is Eric Corijn, directeur van COSMOPOLIS, een onderzoekscentrum gericht op de stedelijke samenleving. Door zijn heel andere invalshoek geeft zijn bijdrage een meerwaarde aan het geheel. Volgens hem is Antwerpen veel meer dan de kernstad en haar districten. Als je uitgaat van een regelmatig woon-werkverkeer, dan deint de Antwerpse voorstad vandaag zeer ver uit. Reken je Antwerpen en Mortsel tot de economische kern, dan kom je aan een stadgewest van 39 gemeenten. Het loopt van Essen tot Boom en Heist-op-den-Berg (noord-zuid) en van Temse en Beveren tot aan Grobbendonk (oost-west). Daarin leeft met ruim 1.125.000 inwoners zowat een vijfde van de Vlaamse bevolking en deze regio alleen levert bijna een kwart van de tewerkstelling in het Vlaams gewest. Op het einde van zijn boeiend essay drukt Corijn zijn scepsis uit ten aanzien van de nieuwe stedelijkheid die nog al te zeer gevangen zit in een zeer concurrentieel en sociaal exclusief groeimodel. Hij eindigt met: “Als de eenentwintigste eeuw werkelijk de ‘Eeuw van de Stad’ zal worden, dan zal ook de nieuwe sociale kwestie de kern van de stedelijkheid moeten beheersen.”
Recurrent en toch uniek
Niet alleen via de tekst, maar ook via het beeld wordt de ‘biografie’ van Antwerpen gemaakt. Bij het eerste hoofdstuk horen een reeks historische en actuele kaarten die de veranderingen in het stadslandschap goed in beeld brengen. In het korte hoofdstuk ‘De kantelende negentiende eeuw’ brengt Herman Van Goethem via zeer goed geduid fotomateriaal de Antwerpenaren en hun veranderende omgeving in beeld. De auteurs tonen aan dat er zich recurrenties voordoen in de geschiedenis: Antwerpen is altijd al wel een migrantenstad geweest, een stad ook die altijd op gespannen voet leefde met de centrale overheid, zowel in de zestiende eeuw toen actiegroepen protesteerden tegen de aanleg van een nationale verschansing rond de stad als in de eenentwintigste eeuw wanneer StRaten-generaal en Ademloos in verzet komen tegen de overheidsplannen in verband met het mobiliteitsdossier. Deze recurrente geschiedenisbenadering mag echter niet leiden tot een simpel l’histoire se répète. Het zoeken naar recurrenties, en zeker naar wetmatigheden in de geschiedenis, – ik denk dan bijvoorbeeld aan het werk van de Gentse historicus Helmut Gaus die menselijk gedrag probeerde te verklaren aan de hand van de economische golfbeweging – kan best boeiend zijn, maar blijft zeer speculatief. In Knack van 23 juni zegt Herman Van Goethem waarschuwend dat de geschiedenis zich nooit twee keer op dezelfde manier voordoet. Toch kunnen we uit de geschiedenis heel wat leren. Onder meer over hedendaagse problemen door de historische ontwikkeling ervan te ontrafelen. Dat is zeker het opzet van dit thematisch geconstrueerd boek, dat heel wat stof tot nadenken biedt voor iedereen die met het Antwerpen van nu bezig is: politici, ambtenaren en burgers. De 21 auteurs van dit boek – jammer dat er maar drie uitdrukkelijk worden voorgesteld – hebben naar mijn smaak zeer goed werk verricht. Ik betwijfel echter of dit boek in academische kringen van historici hoog zal scoren. Daarvoor is de vorm en benadering waarschijnlijk te weinig wetenschappelijk. Ik beschouw dit aspect juist als een sterkte van dit boek: het gaat om onderzoekers die hun jargon, finesses en voetnoten achterwege hebben gelaten om in een heldere rechttoe- rechtaan-stijl maatschappelijke problemen van vandaag in een historisch perspectief te plaatsen. Proficiat, dames en heren, om te durven loskomen uit die knellende wetenschappelijke environmental bubble. Dat zou wat mij betreft meer mogen gebeuren in dat wereldje.
Een eigen klank
Weet je nu na het lezen van dit boek wat de precieze identiteit van Antwerpen is? Ik denk het niet en dat lijkt me maar goed ook. De auteurs maken niet de fout om van de stad een levend ding te maken, zoals je van een echte biografie mag verwachten. Dat zou immers pure reïficatie zijn. Een stad is geen mens, maar een creatie van mensen. Toch geven de verschillende actoren en groepen die in Antwerpen opereerden en opereren door hun manieren van denken en doen een eigen klank aan de stad. Ook de auteurs van Antwerpen, biografie van een stad geven een eigen klank aan dit boek. Daarmee tonen ze aan dat een goede stadsmonografie moet geschreven zijn vanuit één samenhangend concept. Er bestaan massa’s boeken over de geschiedenis van Antwerpen, maar er zijn er niet zoveel die geschreven zijn vanuit één duidelijk samenhangend concept. Dit boek is er zo één van en maakt het daardoor tot een goede stadsmonografie. Ook Meulenhoff/Manteau mag in deze niet vergeten worden: de eenvoudige, maar zeer verzorgde lay out maakt Antwerpen, biografie van een stad tot een aantrekkelijke publicatie.
(Uitpers nr. 123, 12de jg., september 2010)
U kunt dit boek via de link hieronder rechtstreeks bestellen bij:
en wie via Uitpers bestelt, helpt Uitpers!
De link:
http://www.groenewaterman.be/anne/index.dll?webpage=index.htm&inpartcode=945508&refsource=uitpers