“Angolagate” staat voor een schandaal dat veel met Angola te maken heeft, maar het proces daarover loopt in Parijs. Daar staan enkele figuren terecht die allemaal zouden te maken hebben met smeergelden betaald bij illegale wapenleveringen aan Angola. De Angolese betrokkenen, onder wie president Eduardo Dos Santos, staan niet terecht, zij oefenen in hun land de macht uit.
De centrale figuur is Pierre Falcone, de zakenman die in de rechtszaal de opgeroepen verdachten en getuigen intimideert, zodat sommigen eerdere verklaringen plots intrekken. Onder de beklaagden vinden we toch wel een bonte mengeling van de nomenklatura. Onder hen Jacques Attali, de “economische goeroe” van de PS die vorig jaar voor president Nicolas Sarkozy een uitvoerige cataloog van te nemen maatregelen opstelde. We komen Charles Pasqua, berucht als minister van Binnenlandse Zaken, tegen, naast Jean-Christophe Mitterrand, zoon van wijlen president Mitterrand. Er is Arcadi Gaydamak, Russisch-Israëlisch zakenman. En Jean-Charles Marchiani, oud-prefect en 5 jaar lid van het Europees Parlement voor de lijst van Pasqua.
Immuniteit
Al die figuren waren betrokken bij de levering van wapens aan Angola tussen 1993 en 1998 voor een totaal bedrag van minstens 790 miljoen dollar. Falcone had ervoor gezorgd dat de Angolese schuld bij Rusland werd gereduceerd en dat er voorafbetalingen voor olie kwamen, zodat de Angolese regering met dat geld wapens kon kopen. Als beloning kreeg Falcone ook de Angolese nationaliteit en werd hij in 2003 zelfs benoemd tot diplomatiek vertegenwoordiger bij de Unesco, waardoor hij diplomatieke immuniteit kreeg.
Falcone kon rekenen op Pasqua die in 1993 minister van Binnenlandse Zaken was geworden. Hij was ook adviseur van Sofremi, de vennootschap voor wapenuitvoer van het ministerie van Binnenlandse Zaken.
Om zich van de welwillendheid van invloedrijke personen te verzekeren, strooide Falcone goedgevulde enveloppes uit. Als “consultant” ontving Attali 200.000 euro voor een studie over “microkredieten in Angola”; Attali zei niet te weten dat het geld afkomstig was van een van de bedrijven van Falcone. Jean-Christophe Mitterrand kreeg op een Zwitserse bankrekening meer dan 2 miljoen euro; dat was de correcte betaling voor mijn adviezen, zei Mitterrand die van 1986 tot 1992 de Afrika-adviseur van zijn vader was. De romancier Paul-Louis Sulitzer kreeg meer dan 300.000 euro om het blazoen van Falcone in de Parijse beau monde op te poetsen. Pasqua kreeg geld voor zijn partij, de RPF – een ultranationalistische groepering van afgescheurde gaullisten.
De grootste vennoot van Falcone was Arcadi Gaydamak. Het was samen met hem dat hij de wapenhandel opzette die hen geen windeieren opleverde: de twee zouden samen 390 miljoen dollar aan de zaak hebben overgehouden. Gaydamak is naar Israël gevlucht waar hij kwistig de mecenas uithing en zelfs een gooi deed naar het ambt van burgemeester van Jeruzalem en het tot verdachte bracht in een proces van witwassen. Hij bezit in Israël onder meer de voetbalploeg van Jeruzalem, een ziekenhuis en riante verblijven, maar hij heeft ook stekjes in ondermeer Rusland en Kazachstan.
Er is ook een bank in het spel: Paribas zou de kredieten voor de wapenhandel hebben verschaft.
Angola
Falcone heeft de ganse duur van het proces erover gewaakt dat de belangen van de Angolese overheden niet in het gedrang kwamen. De affaire ligt die Angolese overheid zwaar op de maag. Frankrijk heeft al naast een bestelling voor vliegtuigen gegrepen en Total staat er op een slecht blaadje. Maar Sarkozy is zelf naar Luanda gereisd “om de misverstanden van het verleden uit de weg te ruimen”. Kort na die reis schreef de Franse minister van Defensie Hervé Morin een brief naar Falcone om te zeggen dat er geen wapenhandel was geweest en er dus geen proces moest zijn. Er is immers nooit een wapen vanuit of via Frans grondgebied vervoerd, aldus de redenering.
De Angolese regering stuurde bij de opening van het proces zelf een advocaat om officieel te laten weten dat er in naam van de Angolese soevereiniteit helemaal geen proces mocht komen.
De procureur wees tijdens het proces op de medeplichtigheid van de hoogste instanties van de Republiek in die zaak. Hij wees erop dat het de grootste moeite heeft gekost om tot een proces te komen. In Angola staan immers grote Franse belangen op het spel.
De affaire zegt veel over de corruptie binnen het Angolese regime, ondanks de linkse wortels van de regerende MPLA (Volksbeweging voor de Bevrijding van Angola). Het is een goede zaak dat de MPLA de oorlog met de Unita (Nationale Unie voor de Totale Onafhankelijkheid van Angola), indertijd gesteund door het Zuid-Afrikaans apartheidsbewind en de CIA, heeft gewonnen. Maar het is ontgoochelend vast te stellen hoe corruptie en persoonlijke verrijking in de plaats zijn gekomen van het linkse programma.
(Uitpers, nr. 107, 10de jg., maart 2009)