Barry Pateman (ed.) en Noam Chomsky, Chomsky On Anarchism (Edinburgh 2005); AK Press ISBN: 9781904859208
We kunnen Noam Chomsky rekenen tot een van de grootste intellectuelen van onze tijd en spilfiguren binnen de linkse politiek. Sinds lang leeft de vraag naar meer duidelijkheid over de anarchistische visie van Chomsky. In Chomsky On Anarchism vinden we een nieuwe verzameling van oude teksten van Chomsky inzake anarchisme, die een licht werpt op het altijd urgente vraagstuk van sociale strijd.
Anarchisme in historisch perspectie
Het woord anarchisme roept beelden op van wetteloosheid en geweld maar je kunt er ook iets anders in zien, zoals een kritische houding naar de staat en het streven naar onbegrensde vrijheid voor elke individu. Anarchisme is dan ook een moeilijke term. Chomsky zelf weigert een sluitende definitie te geven maar erkent wel dat het anarchisme antikapitalistisch en vrijheidslievend is als ook een zoektocht naar een vorm van vrij socialisme.
De negatieve connotaties die anarchisme als term oproept, hebben veel te maken met gewelddadige gebeurtenissen uit het verleden waarbij bijvoorbeeld gedacht kan worden aan de internationale terreurcampagne van een aantal anarchisten in de 19de eeuw. Het beeld over anarchisme is sterk bepaald door gebeurtenissen als deze. Sinds de Tweede Wereldoorlog kennen we in Europa ook geen noemenswaardige anarchistische bewegingen meer. De anarchistische zaak werd in de eerste helft van de 20ste eeuw hard aangevallen door de nationaal-socialisten en fascisten, in respectievelijk Duitsland en Italië, alsmede door de communisten in Rusland. De laatste grootschalige anarchistische beweging werd uit elkaar geslagen tijdens de Spaanse burgeroorlog. Het anarchisme werd alzo van de politieke kaart geveegd en wat restte waren vooral de theoretische idealen en grondslagen.
“Rebel without a pause”
Deze grondslagen van het anarchisme, die we terug kunnen traceren tot in de Verlichting en het klassiek liberalisme, hebben denkers en activisten, ondanks het marginale bestaan van het anarchisme, blijvend geïnspireerd. Eén van hen is Noam Chomsky. Al decennia lang schrijft de in 1928 geboren denker kritische boeken en publicaties over onder meer de buitenlandse politiek van Amerika, de media en verscheidene ideologieën met als doel onderdrukking, misleiding en machtsmisbruik te bekritiseren. Hij is daarom wel eens aangeduid als een “rebel without a pause”. Minstens zo belangrijk als zijn politieke reputatie is overigens zijn werk als taalwetenschapper. Met zijn hypothese van de universele grammatica dat een aangeboren taalvermogen bij alle mensen veronderstelt, zette Chomsky de taalkunde op zijn kop.
Invloeden op Chomsky’s politieke denken
We kunnen in het werk van Chomsky een aantal verschillende invloeden van elkaar onderscheiden. Robert F. Barsky, schrijver van het boek The Chomsky Effect, ziet bij Chosmky de invloeden van de Schotse Verlichting (o.a. David Hume en Adam Smith), Descartiaanse denkers (zoals Wilhelm von Humboldt en Jean-Jacques Rousseau), anarchistische denkers en bronnen die vaak samenvallen met antimarxistische kritiek. Barsky stelde al in zijn boek uit 2007 dat we voor een beter begrip van Chomsky de link tussen Chomsky’s versie van anarchisme en de Verlichting beter moeten begrijpen.
Een aantal opvallende namen passeren bij Chomsky de revue zoals die van Adam Smith en James Madison, respectievelijk de grote filosoof van het kapitalisme en een lid van de Founding Fathers. Volgens Chomsky propageerde Smith juist voor een vrije markt vanuit het idee dat onder gelijke condities van vrijheid de markt volmaakte gelijkheid zou creëren. Ook brengt Chomsky in herinnering hoe Madison zich zorgen maakte over het democratische experiment en de ongelijkheid in de Amerikaanse samenleving. Een andere inspiratiebron voor Chomsky is de filosoof René Descartes. Met zijn cartesisch-humanistisch mensbeeld gaat Chomsky uit van het gegeven dat de mens behept is met unieke mogelijkheden en keuzevrijheden.
Een naam die zeker niet in het rijtje mag ontbreken, is de door Chomsky bewonderde filosoof en taalwetenschapper Wilhelm von Humboldt. In The Limits of State Action uit 1791 stelt Humboldt dat enkel de actieve energie van een persoon een zegen kan zijn voor het individu. Voor de filosoof is de samenwerking van mensen een verbond waarin elk probeert zichzelf te ontwikkelen voor zijn eigen bestwil, vanuit zijn diepste natuur. De staat zou het geluk van mensen moeten bevorderen door mensen met rust te laten en persoonlijk initiatief aan te moedigen. Chomsky ziet dan ook in de principes van Humboldt, Smith en andere klassieke liberalen, de overeenkomstige gedachte dat mensen vrij zouden moeten zijn en niet onder de controle van autoritaire instituties.
Naast denkers uit de Schotse Verlichting en de Descartiaanse invloed, noemt Barsky terecht ook de invloed van anarchisten als Michael Bakunin en Rudolf Rocker op Chomsky. Bakunin verlangde o.a. naar herstel van het gemeenschapsleven als bepalende factor in het sociale leven, terwijl Rocker onder meer bekend is om zijn idee dat nationalistische claims op taal gebaseerd zijn op valse veronderstellingen.
Chomsky on anarchism: artikelen
Al deze historische invloeden komen dubbel en dwars en nog gedetailleerder terug in Chomsky on anarchism. In het boek zijn twaalf essays, lezingen en interviews opgenomen, met onder meer niet eerder gepubliceerde en moeilijk verkrijgbaar werk. Bijzonder aan het boek is dat Chomsky hier eindelijk de aandacht krijgt die hij verdient als anarchistische denker, want over zijn plek in de anarchistische traditie, als ook zijn eigen visie op deze traditie, bestaat nog de nodige onduidelijkheid.
In Objectivity and Liberal Scholarschip uit 1969 bekritiseert Chomsky aan de hand van de Spaanse burgeroorlog de rol van geleerden. Hij beschuldigt hen vooroordelen te koesteren tegenover sociale revoluties en vooral de waarden te delen van de bourgeoisie. Een bijzondere waarschuwing gaat uit naar de intelligentsia die volgens hem ten eerste op ideologisch niveau zowel de postindustriële samenleving als de internationale gemeenschap proberen te reorganiseren, en ten tweede ook de machthebbers beschermen tegen voorgestelde sociale veranderingen.
De urgentie van sociale strijd komt naar voren in Chomsky’s artikel Notes on anarchism uit 1970. Hier reageert Chomsky op critici die anarchisme wegzetten als te utopisch, primitief of naïef om met de complexiteit en realiteit van de samenleving om te gaan. Chomsky antwoordt dat in elke fase van de geschiedenis vormen van autoriteit en onderdrukking worden ontmanteld die in een vorig stadium waarschijnlijk nog gerechtvaardigd waren om verschillende redenen, zoals veiligheid of economische ontwikkeling, maar die inmiddels wel bijdragen aan de materiële en culturele achteruitgang.
Chomsky haalt verder in Containing the Threat of Democracy uit 1990 voorbeelden aan van hoe bevolkingen er toe worden aangezet in te stemmen met de belangen van de machthebbers. Daar waar volgens hem despotische regeringen toestemming nodig hebben voor onderdrukking, zien we paradoxaal genoeg dat juist in vrijere samenlevingen de tendens bestaat dat mensen zich ontdoen van bepaalde verworven vrijheden. Om die redenen zijn regeringen in vrijere samenlevingen uit op een grotere greep op de opinievorming; voor vrijwillige onderwerping is controle over de opinievorming cruciaal en deze machtgreep gaat subtiel genoeg niet gepaard met zichtbaar geweld zoals in een dictatuur het geval is.
In deze ‘vrije’ samenlevingen worden er andere maatregelen getroffen om het volk tot een niet-kritische massa te maken. Het publiek wordt volgens Chomsky illusies voorgeschoteld en bewust tot passiviteit in het politieke domein gereduceerd. De samenleving wordt daarbij opgezet tegen de officiële vijanden van de regering. Intellectuelen die dit beleid overnemen worden beloond met naam en faam, fortuin en respect. Zij die dit echter niet doen, worden stil gezwegen.
Chomsky on anarchism: interviews
Een extra inzicht in Chomsky’s anarchisme bieden de interviews in het boek. In Anarchism, Marxism and Hope for the Future uit 1995 vinden we het idee terug dat macht zich te allen tijde dient te verantwoorden, zo niet, dan moet het worden opgeheven. Ook de rol van de staat komt nadrukkelijk naar voren in Anarchism, intellectuals and the State uit 1996. De staat is voor Chomsky een illegitieme institutie, wat echter niet betekent dat de staat op sommige punten niet gesteund mag worden. De strijd voor een minimale staat mag bijvoorbeeld niet ten koste gaan van arme moeders met kinderen die afhankelijk zijn van de verzorgingsstaat, daarmee aangevend wat zijn morele grenzen zijn van zijn anarchisme. Ook de terugdringing van de staatsmacht, zoals door transnationale bedrijven wordt gepropageerd, is geen anarchistisch doel als daarmee de invloed van het publiek verkleind zou worden. Het opgeven van de verzorgingsstaat zou de macht van private ondernemingen nog groter maken dan ze al was, aldus Chomsky.
Een ander kenmerkend aspect van Chomsky, zoals naar voren komt in een interview met Barry Pateman uit 2004, is dat hij er voor pleit dat de toekomst niet al te gedetailleerd uitgetekend moet worden omdat de toekomst toch niet gekend kan worden. Sociaal verzet ontstaat volgens hem niet door mensen die Marx of Bakunin lezen, maar meer door mensen die op een natuurlijke wijze onrecht wordt aangedaan. Niet de machtigen of enkelen maar juist de gewone mensen gaan voor in de sociale strijd.
“We see class issues rising all the time”
Dit boek biedt de lezer de kans om door te dringen tot de Chomskiaanse wereld waarin anarchisme een bijzondere plek inneemt. De lezer zal rekening moeten houden met het feit dat Chomsky ook het libertaire en liberalistische discours tot de oorsprongsgeschiedenis van de anarchistische politiek rekent, daar waar deze meestal gerekend wordt tot de rechts-liberale politiek. Uit historisch oogpunt heeft uitgeverij AK Press een belangrijke stap gezet in het nog verder uitdiepen van het denken van Amerika’s meest controversiële intellectueel.
(Uitpers, nr 105, 10de jg., januari 2009)