Vijf jaar geleden werd de nederlaag van de rood-groene deelstaatregering in Noordrijn-Westfalen door toenmalig kanselier Schröder aangegrepen om die formule meteen ook op federaal niveau ten grave te dragen. Op 9 mei zal zeker niet het omgekeerde gebeuren: ook een nederlaag van de christendemocratisch-liberale coalitie in Düsseldorf zal de gelijkgekleurde bewindsploeg in Berlijn niet uit het zadel lichten. Maar zal haar wél het leven nog wat moeilijker maken.
Het korte en bewogen bestaan van de Weimar-republiek heeft ervoor gezorgd dat de Duitse politiek ook vele decennia later nog altijd door twee levensgrote trauma’s wordt bepaald: de zorg om financiële en politieke stabiliteit. De legendarische (Westerse) D-mark van het na-oorlogse Wirtschaftswunder werd – en wordt – verafgood, en slechts node ‘opgeofferd’ voor de Euro, zoals momenteel weer eens blijkt n.a.v. de Griekse financiële crisis. En om de prille democratie in (West-) Duitsland na 1949 een stevige ruggegraat te geven, werden in het politieke bestel van de BRD tal van regels ingevoerd die te snelle of ondoordachte regeringswisselingen onmogelijk moesten maken.
Het is dus in al die jaren twee keer gebeurd dat een regeringsleider die wel degelijk nog over een parlementaire meerderheid beschikte, voldoende eigen partijgangers ertoe moest bewegen tégen hem te stemmen, om aldus vervroegde verkiezingen te kunnen uitlokken. Voor grondwetspecialisten en politologen zijn die beide episodes trouwens nog steeds voer voor allerlei disputen, en met name dan het opzienbarende maneuver van kanselier Schröder (SPD) op 22 mei 2005.
Op die dag grepen in Noordrijn-Westfalen (NRW) deelstaatverkiezingen plaats; die werden overtuigend gewonnen door de christendemocratische CDU, die prompt een regering kon vormen met de liberale FDP. Daarmee kwam een einde aan een periode van bijna veertig jaar, waarin de sociaaldemocraten (op het einde in coalitie met de Groenen) de lakens uitdeelden in de grootste Duitse deelstaat. Dat betekende zoveel als een aardverschuiving.
Aardverschuiving
Want iedereen weet: wie in NRW niet wint, kan in de Bondsrepubliek niet winnen. De deelstaat met meer dan 13 miljoen kiezers (bijna een kwart van de hele BRD !) was traditioneel op grond van zijn kolen-en-staaltraditie een bastion van de SPD; maar die vesting was duchtig afgebrokkeld. In 1990 behaalde de SPD in NRW nog 50 %, tien jaar later nog iets minder dan 43 %, tegenover 37 % voor de CDU. En in mei 2005 werd die verhouding zelfs spectaculair omgekeerd.: de CDU behaalde bijna 45 %, de SPD goed 37 %. Die dramatische afgang was zonder enige twijfel toe te schrijven aan de pijnlijke hervormingen in de sociale sector, die de rood-groene bondsregering het land opdrong. Daartegenover had CDU-lijsttrekker Rüttgers zich met enig succes geprofileerd als “het sociale geweten van de CDU”, de man die de economische en financiële ‘betrouwbaarheid’ van de CDU wist te verenigen met concrete sociale bekommernis. Die, kortom, de aloude succesformule van het ‘Rijnlandmodel’ nieuw incarneerde.
Rüttgers kon echter nauwelijks een paar uur genieten van zijn ophefmakende overwinning, want nog diezelfde avond draaiden alle camera’s en microfoons in de richting van Berlijn, waar kanselier Schröder aankondigde dat hij vervroegde verkiezingen wou uitschrijven. De zwart-gele (want dat zijn in Duitsland nu eenmaal de kleuren van resp. christendemocraten en liberalen) overwinning aan Rijn en Roer was meteen de voorbode van de machtswisseling aan de Spree – en werd trouwens algemeen zo gezien.
Staat nu hetzelfde te gebeuren ? Neen. De christendemocratisch-liberale bondsregering zit nog maar goed een half jaar in het zadel, en heeft totnogtoe op niemand indruk gemaakt, tenzij dan door het aanhoudend gekibbel en een paar flaters van vice-kanselier Westerwelle (FDP). Maar ze wordt niet opgejaagd door nakende verkiezingen, kanselier Merkel laat zich hoe dan ook niet makkelijk opjagen, en vooral: vanuit sociaaldemocratische hoek dreigt hoegenaamd geen gevaar, want die partij is nog altijd niet echt rechtgekrabbeld na de knock-out van september jl. Zelfs indien Rüttgers in NRW het veld zou moeten ruimen, zou dat geen bedreiging vormen voor de bondsregering.
Dàt hij het veld zou moeten ruimen, werd tot voor kort trouwens gewoonweg niet voor mogelijk gehouden. De CDU-FDP-regering heeft in NRW vijf jaar behoorlijk bestuurd, en daarbij onmiskenbaar krediet opgebouwd. Aan de andere kant heersten daarentegen kommer en kwel. Een zwaar aangeslagen en gedesoriënteerde SPD en verbitterde Groenen waren beide gefrustreerd uit het gezamenlijke regeringsavontuur gekomen, en allesbehalve mild voor de voormalige partner. En voor het eerst maakt ook ‘die Linke’ kans om de vijf-procentdrempel te overschrijden en in het NRW-deelstaatparlement binnen te rukken, wat dan weer de electorale positie van de SPD (en in veel mindere mate van de Groenen) zou verzwakken. Tot voor enkele maanden betwijfelde dan ook zo goed als niemand dat minister-president Rüttgers zonder veel moeite aan een tweede ambtstermijn zou kunnen beginnen.
Maar nu tekent zich (in de peilingen én in de openbare opinie) een nek-aan-nek wedloop af. Dat heeft Jürgen Rüttgers grotendeels aan zichzelf te wijten, én aan de volkomen onverwachte, steile populariteitsklim van SPD-lijsttrekster Hannelore Kraft. Volgens de jongste peilingen zouden het zwart-gele en het rood-groene ‘kamp’ ongeveer even sterk uit de stembusslag te voorschijn komen, als…àls zij de koek onder elkaar te verdelen hebben. Indien echter ‘die Linke’ 5 % of meer van de stemmen behalen, worden de kaarten anders verdeeld.
Spookbeeld
Louter theoretisch zou dan wellicht zelfs een rood-rood-groene meerderheid denkbaar zijn, maar zowel SPD als Groenen hebben “de gedachte alleen al” luidkeels naar de prullenmand verwezen. Maar dat volstaat natuurlijk niet om CDU en FDP ervan te weerhouden voortdurend met dat spookbeeld te zwaaien om de NRW-kiezers bang te maken en toch te bewegen tot een stem voor de uittredende regering.
Want zoals dat in beschaafde landen gebruikelijk is, bestaat in Duitsland geen opkomstplicht, en moeten de partijen dus op de eerste plaats hun eigen aanhang mobiliseren én twijfelaars motiveren om niet gewoon thuis te blijven. Het zijn inderdaad vooral de ’thuisblijvers’ die in de voorbije verkiezingen telkens de SPD de das hebben omgedaan. Traditionele SPD-kiezers die uit protest tegen het sociale-afbraakbeleid van de rood-groene bondsregering niet meer voor de SPD wilden stemmen, maar het evenmin over hun hart kregen voor een andere partij te kiezen, bleven gewoon thuis. En verhoogden daarmee het relatieve gewicht van de andere partijen…Daarbij mag zeker niet uit het oog worden verloren dat bij deelstaatverkiezingen het deelname-percentage doorgaans toch al duidelijk lager ligt dan bij bondsdagverkiezingen. En dat bij deelstaat- en Europese verkiezingen de mensen gemakkelijker een proteststem uitbrengen dan op federaal niveau, “waar het écht om draait”.
Voor CDU en FDP is het dus alle hens aan dek; de campagne van Hannelore Kraft (SPD) begint meer en meer op een zegetocht – ook door de media – te gelijken. En ‘die Linke’ lijden, in NRW meer nog dan in andere deelstaten in het westen van Duitsland, onder een verdiende reputatie van “een zootje ongeregeld”. Niet bekwaam en niet bereid om te regeren, beklemtoont Kraft tegenover iedereen die het horen wil.
Geloofwaardigheid
Want zij weet maar al te goed dat zij niet alleen moet opboksen tegen de hetze van CDU en FDP, maar evenzeer tegen de imago-schade die de SPD opliep na de deelstaatverkiezingen in Hessen in 2008. Daar verzekerde SPD-lijsttrekster voor de verkiezingen dat zij onder geen beding met de ‘Linke’ wou samenwerken, probeerde zij na de verkiezingen (die net geen rood-groene meerderheid opleverden) tot tweemaal toe toch met de stemmen van de ‘Linke’ minister-president te worden, maar werd voor die woordbreuk ‘afgeschoten’ door enkele rechts-georiënteerde SPD-afgevaardigden. Met als gevolg dat de door iedereen-links-van-het-centrum zo verfoeide Roland Koch (CDU) steviger dan ooit in het zadel zit.
Dat horror-scenario wil Kraft zeker vermijden, en dus richten SPD en Groenen hun pijlen al evenzeer tegen de ‘Linke’ als tegen de regeringspartijen. En dus treden zelfs in Berlijn de toplui van SPD en Groenen samen voor de camera’s om duidelijk te maken dat de wonden uit het verleden zijn geheeld en dat rood-groen opnieuw een geloofwaardig alternatief biedt in NRW. Een dappere poging, ongetwijfeld. Maar of ze ook vruchten zal afwerpen ?
Ondertussen houden immers beide partijen ook andere opties open. Zou – alle dure eden ten spijt – de SPD wellicht toch “in het belang van het land” tot een ‘grote’ coalitie (van christen- en sociaaldemocraten) toetreden. Of zouden de Groenen (zoals ze dat vorig jaar reeds in Saarland deden) een zg. Jamaica-coalitie (zwart-geel-groen) in het zadel helpen. Niemand gelooft nog dat een van die beide opties absoluut uitgesloten is. En dat is dan weer koren op de molen van de ‘Linke’, die zich opwerpen als het enige echt geloofwaardige en consequente alternatief. Terwijl een zetelverdeling tussen vijf partijen (i.p.v. vier) juist de kans vergroot op een niet-traditionele coalitie…
Spannend wordt het dus wel, op 9 mei. En hoewel aan Rijn en Roer gen aardverschuiving wordt verwacht, en geen gevaarlijke naschokken in Berlijn, toch kijkt ook de bondsregering ietwat zenuwachtig uit naar de uitslag. Want indien Rüttgers niet kan verder regeren met de liberalen, is de bondsregering haar meerderheid kwijt in de Bundesrat (de ‘senaat van de deelstaten’), wat meteen een streep door de rekening zou halen van de geplande hervorming van de ziekteverzekering. Alvast regeringspartner CSU zou daar niet eens rouwig om zijn. En wat kanselier Merkel daar écht over denkt, weet geen mens. Maar daaraan is het Duitse politieke wereldje langzamerhand gewoon geraakt.
(Uitpers nr. 120, 11de jg., mei 2010)