Recht op leven is één van de meest elementaire rechten van de mens en is dan ook als dusdanig opgenomen in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. Artikel 3 daarvan luidt: Een ieder heeft het recht op leven, vrijheid en onschendbaarheid van zijn persoon. In Irak wordt dat recht op leven geschonden door het regime. En nog op veel massalere schaal – sommige waarnemers hebben het zelfs over genocide – door de manier waarop de sancties worden toegepast, die in 1990 tegen Irak werden uitgevaardigd naar aanleiding van zijn bezetting van Koeweit.
Triest resultaat na negen jaar sancties: ten minste één miljoen doden, onder wie een half miljoen kinderen tussen 0 en 5 jaar. Nog elke maand sterven in Irak 4.000 tot 5.000 kinderen uit die leeftijdsgroep ten gevolge van ondervoeding, epidemieën, gebrek aan medicijnen en aan medisch materiaal.
Men zou dan ook verwachten dat mensenrechtenorganisaties die massamoord uitvoerig zouden documenteren. Unicef, het Kinderfonds van de Verenigde Naties, legt elk jaar de vinger op de wonde. Maar de Verenigde Staten, hierin bijgestaan door hun satellietstaat Groot-Brittannië, oefenen met succes telkens weer opnieuw zware druk uit om de katastrofale cijfers van Unicef zoveel als mogelijk binnenskamers te houden. Ten einde raad stelde Unicef dit jaar een gelobaal rapport op over negen jaar sancties. Dat rapport bevestigde de gekende cijfers en gaf, om de VS te behagen, ook een deel van de schuld aan president Saddam Hoessein – alsof hij mee heeft gewerkt aan de systematische vernietiging van de infrastructuur voor landbouw, industrie, gezondheidszorg…
De VS zijn perfect op de hoogte van de toestand in Irak. Minister van Buitenlandse Zaken Madeleine Albright erkent dat haar optreden al heeft bijgedragen tot de dood van 500.000 kinderen, maar ze vindt dat een ,,aanvaardbare prijs” om Irak op de knieën te krijgen.
Van een onafhankelijke organisatie als Amnesty International zou men kunnen verwachten dat ze niemand moet sparen en niet buigt voor druk. Maar in het geval van Irak lijkt niets minder waar. Amnesty zit blijkens een recent verschenen rapportop één lijn met Washington en met Max van der Stoel. Deze Nederlandse oud-minister van Buitenlandse Zaken, momenteel Hoge Commissaris van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) voor Minderheden, was tot voor kort ook speciale mensenrechtencommissaris van de Verenigde Naties voor Irak.
Zoals van deze Koude Oorlogspoliticus, die ook nu nog de verdediging van de westerse belangen als zijn eerste plicht ziet (zo heeft de minderhedenspecialist bv. blijkbaar nog nooit van de Koerden in Turkije gehoord), kon worden verwacht, leverde hij elk jaar een rapport af, waarin het bewind van president Saddam Hoessein aan de schandpaal werd gespijkerd. Uiteraard gaf hij telkens ook toe dat er voedsel- en gezondheidsproblemen waren, maar hij vermeed telkens zorgvuldig die met mensenrechtenschendingen in verband te brengen. Laat staan daar verantwoordelijken voor aan te wijzen.
Amnesty International volgt zijn voorbeeld. Het neemt zelfs Van der Stoels verdediging op door er op te wijzen dat Irak hem het land niet binnenlaat. In Amnesty’s rapport wordt met voorbeelden en al de politieke repressie uitvoerig gedocumenteerd en worden de schendingen van de mensenrechten door het regime in Bagdad aan de kaak gesteld. Maar de gevolgen van de sancties, die zeer summier worden besproken, worden niet als mensenrechtenschendingen bestempeld. Ze worden enkel als ,,lijden” van de Iraakse bevolking gekarakterizeerd. De verantwoordelijken voor dit ,,lijden”, of juister gezegd voor die mensenrechtenschendingen – Amerikanen en Britten – worden nergens met de vinger gewezen.
Amnesty International Vlaanderen werd op dit feit gewezen. Maar de persverantwoordelijke zegt in een reactie dat het rapport het wel over de vernietigende impact van de sancties heeft. Dat er dus niet kan worden gesproken van ,,de kop in het zand steken en de situatie goedpraten” en dat er wel een ,,rechtstreekse aanklacht tegen de gevolgen van de gekozen sancties is”. Er wordt inderdaad in het rapport kort, summier, bondig naar de gevolgen gewezen, maar nergens wordt expliciet gezegd dat die een massale schending van de mensenrechten van de Irakezen inhouden.
Ook wordt er in het hele rapport, in tegenstelling tot de politieke vervolging van de Irakezen, geen enkel concreet voorbeeld gegeven van hoe en waarom te genezen mensen in Irak moeten sterven. Het volstaat daarvoor gewoon de ziekenhuizen in Irak binnen te stappen en vast te stellen dat ze de meest elementaire hulpmiddelen ontberen omdat het Sanctiecomité van de Verenigde Naties steevast, weer onder impuls van Washington en Londen, dwarsligt. Of het volstaat met buitenlandse geestelijken, zoals Belgische paters in Bagdad, te gaan praten om voorbeelden te over te hebben.
En het betoog van de persverantwoordelijke wordt volledig ontkracht als men de samenvatting van het rapport leest. Daarin wordt uitsluitend de politieke repressie op de korrel genomen. Geen woord over de honderdduizenden doden als gevolg van de sancties.
Het rapport is duidelijk een rapport over de wandaden van het Iraakse regime, zeker niet over die van de Verenigde Naties en over degenen die er aan de touwtjes trekken. Alleen Saddam is blijkbaar een schender van de mensenrechten. Ook in de pers wordt uitsluitend over de politieke repressie gesproken als het rapport wordt geciteerd.
Amnesty is meer dan verduldig met betrekking tot hetgeen Amerikanen en Britten aanrichten. Het noemt ze zelfs niet eens. Nochtans laten die geen twijfel bestaan over hun bedoelingen, in woord en in daad. Totnogtoe is het publieke standpunt van Washington dat de sancties tegen Irak nooit zullen worden opgeheven, wat Bagdad ook zou mogen doen. Zelfs niet als Saddam Hoessein van het toneel zou verdwijnen. Het standpunt van Londen leunt daar nauw bij aan.
Propaganda-oorlog
Beide voeren een niet aflatende propaganda-oorlog om te bewijzen dat Irak geen enkele reden tot klagen heeft. Sandy Berger, president Clintons veiligheidsadviseur, probeert in Vrije Tribunes in de pers overal ter wereld steevast te bewijzen dat de Irakezen voldoende te eten hebben en wijst erop dat ,,voedsel, medicijnen en andere humanitaire behoeften” niet onder de sancties vallen. Dat laatste is formeel inderdaad zo, maar in praktijk moeten alle aankopen via het Sanctiecomité lopen. En in dat comité passen Amerikanen en Britten zeggen ze heel dikwijls botweg nee en als ze niet anders kunnen komen ze met allerhande vertragingstaktieken op de proppen.
Nederlandse slachterijen en vleesexporteurs zullen een kleine 400 miljoen frank Europese subsidies moeten terugbetalen omdat vlees dat ze naar Jordanië uitvoerden uiteindelijk in Irak terechtkwam. Een schending van de handelsboycot tegen Irak, zo meent de Europese Commissie. Tot zover de ,,vrijstelling” van voedsel!
Een ander verwijt aan het adres van Bagdad luidt dat medicijnen en medische apparatuur in Iraakse stapelhuizen blijven liggen. In dat verband liet de coördinator van de VN in Bagdad, Hans von Sponeck, weten dat er inderdaad in een warenhuis tandartsstoelen ter waarde van een miljard B.fr. liggen opgestapeld. Maar, zo voegt hij eraan toe, dat komt omdat vóór de verzending naar Irak op last van het Sanctiecomité de compressoren er werden uitgehaald, omdat die ook voor militaire doeleinde zouden worden gebruikt. Daardoor zijn de stoelen onbruikbaar. En, zo had hij er kunnen aan toevoegen, werd Irak in feite voor een miljard opgelicht.
Het is overigens geen geheim dat grote hoeveelheden voedsel, medicijnen en reserveonderdelen voor machines, die aan Irak geleverd worden in het kader van het olie-voor-voedsel-programma, van slechte kwaliteit zijn, beschadigd of onbruikbaar zijn. Dit werd ook publiek gezegd door Benon Sevan, hoofd van het humanitaire programma van de VN.
Ook geweten is dat Amerikanen en Britten in Irak geregeld voedselopslagplaatsen bombarderen. Ook kudden schapen lijken de laatste tijd tot de geliefkoosde doelwitten te behoren, met de dood van herders als ,,collateral damage” tot gevolg, waarvoor soms excuses maar geen compensaties worden aangeboden. De logica daarachter is dat het nu ramadan is en die islamitische vastenmaand wordt traditioneel afgesloten met het slachten en eten van een schaap. En op zo’n festijn hebben de Irakezen in de Amerikaanse redenering geen recht.
Een ander tema is dat de situatie in het noorden van Irak, in het feitelijk autonomie Koerdistan, stukken beter is dan in de rest van Irak. Waarbij Washington erop wijst dat de VN daar voor de volledige bedeling van voedsel en medicijnen zorgen. Met de implicatie dat Bagdad niet in staat is tot een goede verdeling. Wat het verzwijgt is dat de Koerden onder het olie-voor-voedselprogramma per persoon op zowat een derde meer hulp recht hebben dan de andere Irakezen. En dus uiteraard beter af zijn.
Deze zomer vond VN-coördinator Hans von Sponeck dat het al te gortig werd. Amerikanen en Britten namen het hem uiterst kwalijk dat hij openlijk begon te pleiten voor de opheffing van de sancties. Ze probeerden hem dan ook te wippen toen zijn mandaat begin november moest worden vernieuwd, maar VN-secretaris-generaal Kofi Annan handhaafde hem in zijn functie. Von Sponeck’s voorganger, de Ierse quaker Denis Halliday, hield het maar één jaar vol en nam in 1998 ontslag uit zijn functie. Sedertdien heeft hij publiek meermaals de feiten van Unicef, van de 4.000 tot 5.000 dode kinderen per maand bevestigd. Slechts weinigen willen hem horen. Ook Amnesty lijkt niet geïnteresseerd van wat Halliday en von Sponeck de wereld kond doen.
De situatie in Irak zou niet zo dramatisch zijn als het land, dat voor de oorlog als het beste van het Midden Oosten gold qua voedselvoorziening, geneeskundige zorgen en onderwijs een kans kreeg. Maar dat willen Amerikanen en Britten juist vermijden. Al tijdens de oorlog werden op grote schaal burgerdoelwitten bestookt, alhoewel de Conventies van Genève dat verbieden. Met als doel Irak volslagen afhankelijk te maken van de buitenwereld. Zo werd te Abu Ghraib bij Bagdad een melkpoederfabriek vernietigd. Irrigatiesystemen werden deskundig uitgeschakeld. Waterzuiveringsinstallaties moesten eraan geloven zodat de meeste Irakezen nog niet steeds niet over drinkbaar water kunnen beschikken – één van de voornaamste doodsoorzaken. Het aankopen van materialen voor herstellingswerken wordt systematisch geweigerd.
Tegelijkertijd verbiedt het Sanctiecomité (dit bestaat uit de leden van de Veiligheidsraad; het wordt momenteel voorgezeten door ambassadeur A. Peter van Walsum van het traditioneel anti-Arabische Nederland) de invoer van meststoffen, pesticiden, chloor voor waterzuivering omdat die producten ook voor chemische wapens kunnen worden gebruikt. Landbouwwerktuigen? Niet nodig meent het Sanctiecomité. De bedoeling is uiteraard een goede landbouw onmogelijk te maken én het regime onder druk te zetten door slachtoffers onder de burgerbevolking te maken.
In het kader van dit laatste werd ook de gezondheidszorg deskundig vernietigd. Verdovingsmiddelen, couveuses, geneesmiddelen, zelfs injectienaalden en steriele handschoenen, geneeskundige tijdschriften… zijn volledig of grotendeels taboe. Het Sanctiecomité vindt dat alles een overbodige luxe. Rusland drong de voorbije paar maanden aan op het besteden van geld in Irak zelf, aan de aankoop van producten die lokaal kunnen worden gefabriceerd. Tevergeefs, Irak moet in de ogen van Amerikanen en Britten zijn laatste frank in het buitenland besteden.
Het is spijtig dat een organisatie zoals Amnesty International, die doorgaans uitstekend werk verricht, zich hier zo op de vlakte houdt zodat ze ten minste impliciet de Amerikaanse politiek tegenover Irak steunt. Het zou geen slecht idee zijn mochten de talloze vrijwilligers die vele uren van hun vrije tijd aan het schrijven van kaarten en brieven besteden, ook eens een brievencampagne tegen de leiding van Amnesty International voeren. Misschien ook de Nederlandse VN-ambassadeur Van Walsum wat post bezorgen. En vragen stellen bij de oproepen voor giften voor de werking van Amnesty. Rapporten zoals dit over Irak zullen immers met veel plezier worden betaald door de Amerikaanse regering, door Groot-Britannië en de Europese Unie.