Veertien dagen voor de deadline van 31 augustus 2010 verlieten de laatste Amerikaanse gevechtstroepen officieel Irak. In praktijk blijven ze het land voort bezetten en vechten de Amerikanen ze nog altijd ondanks het door president Obama afgekondigde “einde van onze gevechtsmissie in Irak”. Want ze mogen vechten als het Iraakse leger dat vraag, wat dagelijks gebeurt.
Met het officiële einde van de strijd, eindigt ook de operatie “Vrijheid voor Irak”. Vanaf 1 september verandert de naam in “Nieuwe Dageraad”. Het zal dan niet langer het Pentagon, het Amerikaanse ministerie van Defensie zijn, dat de leiding van de missie in Irak heeft, maar wel het ministerie van Buitenlandse Zaken. En de militaire leiding maakt plaats voor 2400 Amerikaanse diplomaten en andere burgerlijke personeelsleden.
Er blijven nog ruim Amerikaanse 50.000 soldaten in Irak, waarvan de helft gevechtstroepen en 4.500 manschappen van de “special forces”, die naast het bestrijden van het Iraakse verzet ook de handen vol zullen hebben met de opleiding van Iraakse soldaten en met het beschermen van de Amerikaanse bestuurders.
En die bescherming hebben ze nodig gezien het toenemende geweld van Al Qaeda, van zijn soennitische bondgenoten, van voormalige Baath-leden (zowel soennieten, sjiieten als Koerden) en van sjiitische nationalistische milities. Het was niet in het centrum en het noorden, waar de Amerikaanse militairen vooral actief blijven, maar in de zuidelijke sjiitische havenstad Basra, dat de eerste Amerikaanse soldaat sneuvelde nadat de gevechtstroepen de grens met Koeweit hadden overgestoken. Daarmee kwam het aantal gesneuvelde Amerikanen dit jaar op 46.
Bedrieglijke naam
“Nieuwe Dageraad” is een bedrieglijke naam. Men wil duidelijk de illusie scheppen dat het voortaan beter zal gaan dan in de afgelopen zeven bezettingsjaren om het volledige vertrek van de nog resterende troepen mogelijk te maken tegen 31 december 2011, de datum die Obama vooropstelde om zijn verkiezingsbelofte waar te maken dat hij de “onzinnige oorlog” van zijn voorganger Georges W. Bush jr. in Irak zou beëindigen. In november 2012 zijn het immers opnieuw presidentsverkiezingen.
In augustus deden de Amerikanen nog een poging om de zaken beter voor te stellen dan ze zijn. Terwijl de pers schreef dat er in juli in totaal 535 doden en 1043 gewonden vielen, maakte het Amerikaanse leger, dat na de invasie van maart 2003 meende dat het tellen van Iraakse doden niet tot zijn taken behoorde, bekend dat het “slechts” om 222 doden en 782 gewonden ging. Hoe dan ook de maand augustus werd nog bloediger met de reeksen aanslagen met telkens tientallen doden. Die lijken de jongste weken vooral gericht tegen politiemannen, soldaten en pro-regeringsmilitieleden – kortom tegen degenen die geacht worden de taken van de Amerikanen over te nemen.
Slechts weinig waarnemers zijn overtuigd van de capaciteiten van het Iraakse leger. Ze menen ook dat de oorlog nog lang niet “gewonnen en voorbij” is. Ook de Amerikaanse militairen twijfelen daar sterk aan en pleiten voor uitstel van verdere terugtrekking. Eén bijkomend argument is dat het Iraakse leger zeker niet sterk genoeg is om een “buitenlandse dreiging” (lees: Iran) het hoofd te bieden. Zelfs de Amerikaanse minister van Defensie, Robert Gates, laat de mogelijkheid open voor een herziening van de terugtrekkingskalender. De bevelhebber van het Iraakse leger, generaal Babaker Zebari, meent dat het Amerikaanse leger nog tot 2020 moet blijven. Ook vele Iraakse politici voelen zich bedreigd door een volledig vertrek van de Amerikanen. De mogelijkheid bestaat dat de regeringen in Bagdad en Washington een akkoord over verdere Amerikaanse militaire bijstand sluiten, maar dan moet er wel eerst een nieuwe Iraakse regering worden gevormd.
Eerste VN-genocide
“Nieuwe Dageraad” is ook bedrieglijk in die zin dat de Irakezen wordt voorgespiegeld dat de toekomst beter wordt. Sedert 1990, toen president Saddam Hoessein, Koeweit bezette is de Irakese bevolking door de hel gegaan. Genadeloze sancties van de Verenigde Naties leidden ertoe dat er elke maand 5.000 kinderen van 0 tot 5 jaar stierven. Kankerpatiënten, van wie het aantal enorm steeg ten gevolge van de wapens met verarmd uranium die de Amerikanen inzetten bij de oorlog ter bevrijding van Koeweit in 1991 en daarna bij hun talrijke raids op Irak gebruikten, konden niet op geneesmiddelen rekenen. Klinieken en waterzuiveringsinstallaties mochten niet worden hersteld zodat meer dan de helft van de Irakezen niet over gezuiverd water beschikten, wat ook tot epidemieën allerhande leidde, die aan honderdduizenden mensen het leven kosten. Buizen voor irrigatie om de voedselsituatie te verbeteren mochten het land niet in omdat, zo heette het, die ook voor een atoomwapenprogramma zouden kunnen worden gebruikt. En waar er wel graan op de velden groeide, werd dit aanvankelijk in brand gestoken door Amerikaanse vliegtuigen – een praktijk die stopte toen zo’n actie werd gefilmd. De levensstandaard van de Irakezen stortte totaal in elkaar. Die onverbiddelijke politiek van de Verenigde Naties kostte, tot maart 2003, het leven aan ongeveer 1,5 miljoen Irakezen. Het kan de eerste genocide door de VN worden genoemd, die andere VN-organen zoals Unicef trachtten te milderen. De Veiligheidsraad van de VN – met Washington en Londen in een hoofdrol – toonde zich vele malen gruwelijker dan het regime van Saddam Hoessein zou zijn geweest.
Wie dacht dat de “bevrijding” van Irak in maart-april 2003 de toestand zou verbeteren, bleek goedgelovig. Ruim 60% van de Irakezen zit nog zonder werk en hoop – werk is er vooral te vinden bij het nieuwe leger en politie en bij de milities van het verzet. Nog altijd is er gebrek aan elektriciteit, aan drinkbaar water, aan goed uitgeruste klinieken en gezondheidszorg. Ook loopt het aantal slachtoffers weer op van het verarmd uranium dat kwistig werd gebruikt bij de Amerikaanse operaties. Zo kreeg de stad Fallujah, het toneel van zware gevechten tussen het verzet en Amerikaanse troepen, meer straling te verwerken dan het Japanse Hiroshima door de in 1945 gedropte atoombom. Zeven jaar later is het dodental ten gevolge van de invasie tot 1 miljoen opgelopen. Ruim 2,7 miljoen Irakezen zijn “interne vluchtelingen” geworden en zowat 2,2 miljoen zochten hun toevlucht in de buurlanden zoals Jordanië en Syrië. Nogmaals: alles wat de Amerikanen hebben uitgehaald overtreft talrijke keren alle mogelijke wreedheden die Saddam Hoessein worden toegeschreven.
Welke heropbouw?
Alleen al uit de cijfers blijkt dat de pacificering totaal is mislukt. En dat er een brede basis voor verzet en nieuw geweld is geschapen. Nochtans werd er een grootscheeps plan voor heropbouw gelanceerd. Maar de resultaten zijn meer dan pover. Zo wist het Irak van Saddam Hoessein binnen de kortste keren de elektriciteitsproductie en –distributie te herstellen telkens de Amerikanen de installaties hadden plat gebombardeerd. Duidelijk is inmiddels al dat het geld voor de heropbouw met miljarden is verdwenen. De Amerikaanse speciale inspecteur voor de heropbouw van Irak merkte in juli op dat er geen verantwoording is voor 6,69 miljard € van de uitgegeven 6,9 miljard € van het Amerikaanse Irak-fonds. Voor twee miljard euro weet men zelfs niet waarvoor dat bedrag zou kunnen zijn gebruikt. En als men het weet lijkt de investering niets te hebben opgeleverd. De New York Times publiceerde begin juli (verschenen in de International Herald Tribune van 5 juli) een artikel, waaruit blijkt dat er zes jaar lang werd gewerkt aan een waterzuiveringsstation voor Falluja, waarvoor al 104 miljoen dollar werd uitgegeven, maar dat er nog geen enkel huis is aangesloten op riolering die het afvalwater naar het station moet brengen.
In het vooruitzicht van de Amerikaanse terugtrekking eind volgend jaar, blijkt dat Washington inmiddels opdracht heeft gegeven een aantal heropbouwprojecten in Irak stop te zetten – dikwijls omdat er geen soldaten meer zijn om de werken te beschermen – of er minder geld voor ter beschikking te stellen. In dit kader werd het hierboven vermelde waterzuiveringsproject in Falluja gewoonweg stopgezet. Ook wordt er omwille van de Amerikaanse terugtrekking zo overhaast gewerkt dat de kwaliteit van het afgeleverde werk ondermaats is – wat er in de provincie Diyala, ten noorden van Bagdad, dan weer toe leidde dat alle met Amerikaanse geld gefinancierde projecten gewoonweg werden stopgezet.
Ook de Britten schroeven, tot ontsteltenis van premier Nuri al-Maliki van Irak, hun hulp drastisch terug. Het Britse hulpbudget voor Irak werd al van 20 miljoen pond tot 10 miljoen pond gehalveerd, en verdere verminderingen worden verwacht in het kader van de besparingen die de Britse regering op alle gebieden wil doorvoeren. Een derde van het Britse personeel is al uit Irak teruggetrokken. Zelfs een als succesvol beschouwd trainingsprogramma voor de Iraakse politie wordt afgebouwd.
Washington’s doel: vernietiging van Irak
De hele evolutie in Irak bevestigt nogmaals de veronderstelling dat het Washington er om te doen was Irak te verwoesten. Ter wille van Israël en ter wille van de controle over de Iraakse olie. Dat deed het in de periode 1990-2003 door verwoestende sancties en via geregelde luchtaanvallen waarbij elke waardevolle infrastructuur werd vernietigd. Door de bezetting vanaf maart 2003 werd de Iraakse maatschappij kapotgemaakt. Culturele instellingen, zoals het befaamde Iraakse nationale museum en de nationale bibliotheek in Bagdad, werden aan plunderaars overgelaten. Het ministerie van Olie en dat van Binnenlandse Zaken, met zijn schat aan inlichtingsgegevens, werden daarentegen wel beschermd. De elite van het land, zoals professoren, dokters, ingenieurs.. werd voor een deel uitgemoord of in ballingschap gedreven. En, zoals eerder aangetoond, werd niets gedaan om de Irakezen een behoorlijk leven te geven. Integendeel zelfs.
Tariq Aziz, de getrouwe minister van Buitenlandse Zaken en nadien vice-premier van premier Saddam Hoessein, die een gevangenisstraf van 15 jaar uitzit, heeft gelijk toen hij in zijn eerste interview in de gevangenis zei dat “we allemaal slachtoffers zijn van Amerika en Groot-Brittannië. Zij doodden ons land op vele manieren”, zei hij aan de Britse krant The Guardian (6 augustus). En, zo voegde hij eraan toe, “ze laten Irak nu aan de wolven over door het vertrek van hun gevechtstroepen terwijl de instabiliteit voortwoekert en het geweld toeneemt”. Hij vergeleek het optreden van Britten en Amerikanen met dat van de in 2006 opgehangen Saddam Hoessein, aan wie hij nog altijd trouw blijft. “Saddam Hoessein was een seculiere modernist die economische ontwikkeling bracht voor Irak dat een bolwerk was tegen de islamitische revolutie [in Iran] (en de steun van het Westen tegen Iran kreeg in de jaren 1980). Hij kneedde Irak tot een unitaire natiestaat ondanks de centrifugale krachten van de verschillende etnische en religieuze groepen”.
Onmogelijke regeringsvorming
Van die eenheidsstaat is inmiddels niets overgebleven. De Iraakse politiek is en blijft hopeloos verdeeld tussen Koerden, soennieten en sjiieten, die op hun beurt in rivaliserende fracties zijn opgedeeld. Die verdeeldheid bleek overduidelijk uit het resultaat van de parlementsverkiezingen van 7 maart. Daarin moest premier Nuri al-Maliki met zijn voor het overgrote deel sjiitische Rechtsstaatcoalitie (89 zetels) nipt de duimen leggen voor de Iraakse Nationale Beweging (ook de Iraakse coalitie genoemd) van oud-premier Iyad Allawi, die de steun kreeg van de soennieten (91 zetels). Derde, met 70 zetels, werd de sjiitische Iraakse Nationale Alliantie van oud-premier Ibrahim al-Jaafari, waarvan de pro-Iraanse Hoge Raad voor de Islam in Irak en de nationalistische en anti-Amerikaanse sjiieten rond Moqtada al-Sadr, deel uitmaken. De Koerdische Alliantie haalde 43 zetels en ten slotte gingen nog 32 zetels naar andere partijtjes.
Al bijna zes maanden wordt er onderhandeld, maar het water lijkt telkens te diep. Al-Maliki probeerde eerst Allawi buiten spel te zetten door onderhandelingen te beginnen met al-Jaafari, daarna praatte hij dan toch met Allawi. Te vergeefs. Eén van de grote struikelblokken is het eerste ministerschap. Al-Maliki zou graag premier blijven, maar heeft zich te veel vijanden gemaakt tijdens zijn ambtstermijn. Zo probeerde hij zijn macht te versterken door de Mahdi-brigades van Moqtada al-Sadr, met succes, aan te pakken en steunde hij de Amerikaanse plannen om de Moqtada al-Sadr, een Iraaks nationalist, en daarom anti-Amerikaans, fysiek te elimineren. Al-Sadr zocht daarom zijn toevlucht in Iran, waar hij officieel studeert om een religieuze graad te verwerven. Bij de verkiezingen deed al-Sadr het zeer goed. Ook de Koerdische milities werden aangepakt door al-Maliki, zodat hij van die kant ook niet veel mag verwachten, tenzij hij zou instemmen met gevoelige uitbreiding van het gebied Koerdistan en van de al ruime bevoegdheden van de Koerdische Regionale Regering.
In feite zitten we terug in de tijd tot de Britse bezetting van de Ottomaanse provincies Mosoel, Bagdad en Basra tijdens de Eerste Wereldoorlog (1914-1918). De Britten voegden die samen tot een nieuwe staat Irak, maar kregen onmiddellijk met Koerdisch, sjiitische en soennitisch verzet af te rekenen, dat met bruut geweld – gebruik van gifgassen inbegrepen – werd neergeslagen. Londen besloot, om de kosten te drukken, een autoritair regime op te zetten rond de soennitische minderheid, die onder de Ottomanen alle belangrijke functies in administratie en leger bezette. De Ottomaanse sultans waren immers ook soennieten en dus anti-sjiitisch. De Koerden zijn ook wel soennieten, maar werden gewantrouwd wegens hun onafhankelijkheidszin. Aan het hoofd werd een geïmporteerde koning gezet, Feisal, één van de zonen van sharif Hoessein van Mekka. Zo ontstond de soennitische dominantie van Irak, ondanks het feit dat Arabische soennieten een minderheid van 25% van de bevolking vormen, die tot april 2003 duurde.
Dit systeem heeft nog altijd geen leefbare opvolger gekregen. Al-Maliki ondernam pogingen rond hem zo’n systeem rond de sjiitische meerderheid in Irak, 50 tot 55% van de bevolking, op te zetten. Maar daarvoor heeft hij veel te veel vijanden onder de sjiieten, zoals Moqtada al-Sadr en Iyad Allawi. Dat betekent dat de regering in Bagdad grotendeels verlamd is in een tijd van toenemend geweld en van westers desengagement. Een burgeroorlog lijkt op termijn bijna onvermijdelijk, zeker als Obama aan zijn terugtrekkingsplannen vasthoudt.
(Uitpers nr. 123, 12de jg., september 2010)