Donald Abelson. American Think-Thanks and their role in US Foreign Policy. 208p. Mac Millan Press, 1996.
De invloed van denktanks op de besluitvorming inzake de Amerikaanse buitenlandse politiek wordt door politieke commentatoren en wetenschappers steevast over het hoofd gezien, zegt de auteur Donald Abelson. Toen in 1983 President Reagan besloot tot de oprichting van het ‘Strategic Defense Initiative’ stapten verschillende denktanks in de politieke arena. Zij gebruikten allerlei middelen om de politieke besluitvorming te beïnvloeden. Reagan deed veel beroep op deze instituten die sinds de jaren ’70 meer en meer optreden als agressieve en sterk ideologisch getinte drukkingsgroepen. De schrijver noemt de denktanken van de jaren ’70 deze van de derde generatie: zij willen door middel van diverse lobbytechnieken hun ideologische eisen op de politieke agenda plaatsen en komen hier openlijk voor uit.
De eerste generatie denktanks van de eerste helft van de twintigste eeuw (Russel Foundation, Carnegie Endowment for International Peace, Brookings Institution, Hoover institution on War, Revolution and Peace, Council on Foreign Relations) wilen hun academisch onderzoekswerk juist veraf houden van partijpolitiek. Zij leveren wel belangrijke figuren aan de politiek maar hun doel is niet hun ideologische agenda op de publieke opinie over te brengen. Al deze instituten zijn voor hun werking afhankelijk van donaties van hun stichters en genereuze giften van schenkers. Zij beheren een grote staf wetenschappelijke medewerkers en publiceren over uiteenlopende onderwerpen. Donaldson geeft een uitstekend overzicht van de verschillende denktanks van de eerste helft van de twintigste eeuw en hun evolutie tot in de jaren ’90.
Na de tweede wereldoorlog begint de Amerikaanse regering zelf de rol van donor te spelen. Een tweede generatie denktanks ziet het licht. De VS wil een wereldmacht worden en zijn invloedssfeer uitbreiden De expertise van ingenieurs, fysici, biologen, statistiekers en defensiespecialisten, sociale wetenschappers moeten de regering hierbij ten dienste staan. De Rand Corporation wordt in mei 1948 opgericht door de Amerikaanse luchtmacht. Dit instituut moet elk scenario uitdenken die de veiligheid van de Amerikaanse staat zou bedreigen: hoe Amerika beschermen tegen kernwapens. De Rand Corporation is het prototype voor andere onderzoeks- en ontwikkelingsinstituten: Urban Institute en het Hudson Institute. Deze gouvernementele instituten zijn contractueel verbonden met de departementen van de regering en werken rond uiteenlopende problemen: chemische afval, de technische uitvoerbaarheid van het installeren van een defensiesyteem in de ruimte enz. Ze spelen een prominente rol in de politieke besluitvorming inzake defensiepolitiek van de VS.
In de jaren ’70 blijven de denktanks van voor de oorlog zoals de Council on Foreign Policy, de Carnegie Foundation alsook de Rand Corporation een prominente rol spelen en krijgen meer en meer impact op het Amerikaans buitenlands beleid. Kissinger, Brzezinsky, Dean Rusk zijn afkomstig uit deze invloedrijke denktanks. Maar er komen steeds meer denktanks op de markt die met elkaar wedijveren om hun ideeën aan de politieke wereld en het publiek kenbaar te maken. Ze specialiseren zich vooral in de buitenlandse politiek van de VS. De vredesbewegingen en de burgerrechtenbewegingen en de vele zogenaamde liberale denktanks zoals het Institute for Policy Studies leveren onderzoekers die de motieven van de Amerikaanse buitenlandse – en binnenlandse politiek blootleggen.
Genereuse financiering en vrijstelling van belastingen maken dat in de jaren ’70 politieke leiders en hun kabinetten hun eigen denktanks oprichten als niet winstgevende ondernemingen. Via gesofisticeerde mailingtechnieken verzamelen zij met behulp van invloedrijke politieke leiders de nodige fondsen. Denktanks evolueren van neutrale observatoren tot actieve deelnemers aan de politieke besluitvorming. Hun leden maken deel uit van presidentiële adviescommissies, aanvaarden hoog-verantwoordelijke politieke benoemingen, verschijnen op de televisie en schrijven op-ed (opposite the editor) artikels in kranten en tijdschriften. Zij nodigen leden van het Congres en de regering uit om deel te nemen aan seminaries en debatten Sommige denktanks zijn erin geslaagd zichzelf te installeren als vaste waarden in de politieke machtscentra. De conservatieve Heritage Foundation is een schoolvoorbeeld van deze manier van werking
De traditionele denktanks maken ook meer en meer gebruik van de media en bereiken langs dit kanaal het Amerikaans electoraat. De medias, aldus de auteur, dragen op deze manier bij tot de politisering van de berichtgeving. Denktanks hebben politieke ambities en willen duidelijk gebruik maken van de lobbytechnieken die industriële belangengroepen en politieke actiecomités zich hebben eigen gemaakt..
Weinig onderzoek is gebeurd naar de manier waarop de denktanks de buitenlandse politiek beïnvloeden. Het onderscheid tussen onderzoeksinstituten en niet-gouvernementele organisaties in het politiek systeem is niet langer meer duidelijk, zoals het wel het geval was in de eerste helft van de twintigste eeuw.
Abelson gaat in op een aantal modellen van politieke besluitvorming. Hij ziet een rationeel en een bureaucratisch model van besluitvorming. De discussie tussen de Rand Corporation en het Ministerie van Defensie over de aankoop van F-22 gevechtsvliegtuigen, het advies en de ondersteuning van President Clinton door het Progressive Policy Institute om het Congres te overtuigen de NAFTA te ondertekenen en de druk van het Heritage Foundation op Capitoll Hill om het Republikeins ‘Contract of America’ te implementeren bewijst de frequentie van de tussenkomsten van denktanks in de politieke besluitvorming. De studie van de crisis van de Cubaanse kruisraketten bewijst echter volgens de auteur dat politieke beslissingen niet enkel te maken hebben met rationele keuzes van beleidsmakers maar ook met hun politieke en persoonlijke belangen waar de denktanks gebruik van maken.
Aan de hand van een studie van de Latijns Amerikaanse lobby gedurende het presidentschap van Ronald Reagan toont de auteur ook aan dat een president niet noodzakelijk beïnvloed wordt of onder druk gezet door denktanks die dezelfde politieke kleur hebben. Ten tijde van Reagan zijn enkele goed georganiseerde liberale denktanks erin geslaagd de besluitvorming inzake binnen- en buitenlandse politiek te beïnvloeden. Gedurende de Carter en de Reagan administratie ging de volle aandacht van de VS uit naar de crisis in Zuid Amerika. De ‘Revolution lobby’ een term waarmee observatoren het netwerk van linkse denktanks1 beschreef hebben een belangrijke rol gespeeld in het debat over de buitenlandse politiek in Zuid Amerika ten tijde van de crisis.
Dit is een academisch werk dat toegankelijk is voor geïnteresseerden in internationale politiek. De auteur slaagt erin de complexe invloeden op de politieke besluitvorming in de Verenigde Staten overzichtelijk en in een heldere taal naar de lezer over te brengen. Het is een uitstekend inleidend werk om de politieke krachtsverhoudingen te begrijpen in een land waar de vakbonden en partijen zich weinig profileren in de samenleving. Een lijst van uitgebreide referenties en bibliografie maken de lezer verder wegwijs.
Marie Jeanne Vanmol
(Uitpers, November 2001)
Revolution Lobby bestaat uit verscillende denktanken: IPS ( Institute for Policy Studies), NACLA North AmericanCongress on Latin America), COHA (Council on Hemispheric Affairs), WOLA (The Washington Office on Latin America) en PACCA 5Policy Alternatives for the Caribbean and Cnetral America. (p93)