Sinds half januari houden 49 Amerikaanse militairen samen met hun Nepalese collega’s "oefeningen". Alhoewel Amerikaanse bronnen zegden dat dit slechts routine was en niets te maken had met de strijd tegen de Maoïsten, zei een woordvoerder van de VS-ambassade in Kathmandu dat de militaire experts de Nepalese militairen leren omgaan met de Amerikaanse geweren waarvan er op 5 januari 3.000 aankwamen. Enkele dagen later gevolgd door de eerste levering Belgische geweren.
De Amerikaanse ambassade had het eerst over gezamenlijke oefeningen van Amerikaanse en Nepalese militairen om op te treden bij natuurrampen en dergelijke. Vorig jaar was er al een Amerikaans militair team op inspectie geweest in de westelijke regio’s van Nepal waar de Maoïsten sterk zijn ingeplant.
Robert Boggs, de nummer twee van de ambassade, gaf toe dat de Amerikaanse experts vooral hulp bieden in zones waar de Maoïsten erg actief zijn om de efficiëntie van de Nepalese strijdkrachten te verbeteren.
De ‘Himalayan Times’ had na de aankomst van de Amerikaanse en Belgische geweren geschreven dat de Nepalese militairen die gesofisticeerde wapens niet weten te gebruiken. Een andere krant, de Kathmandu Post, schreef kort daarop dat de Amerikaanse en Belgische geweren zullen voorbehouden worden aan een nog op te richten speciale eenheid van militairen en politiemannen. Een legerwoordvoerder zei dat die geweren inderdaad naar een speciale eenheid gaan, maar uitsluitend bestaande uit militairen, een Rangers Batallion van para’s.
Een Nederlandse journaliste ter plaatse, Lucia de Vries, stelde daarbij de vraag wat de gevolgen zullen zijn voor de burgerbevolking nu dergelijke moderne machinegeweren in handen zijn van een leger waarvan men zegt dat het eerst schiet en dan praat.
Die Amerikaanse militairen komen er na maanden van toenemende Amerikaanse activiteiten in Nepal, met onder meer het bezoek van minister van Buitenlandse Zaken Colin Powell in december gevolgd door Christina Rocca, specialiste van de regio. Zij drong er bij de politieke partijen op aan de kloof met de koning te overbruggen. Die koning, Gyanendra, heeft het parlement ontbonden en een regering van stromannen gevormd.
De Nepalese Maoïsten werden nog niet op de officiële Amerikaanse lijst van terreurbewegingen geplaatst, maar hoge Amerikaanse ambtenaren verwijzen de jongste weken steevast naar de Maoïsten als ‘terroristen’, de Amerikaanse regering rechtvaardigt de militaire steun aan Nepal als een onderdeel van de wereldwijde oorlog tegen het terrorisme.
Groenen?
De Belgische geweren worden dus geleverd zonder dat er in ons land nog een haan naar kraait. Laten we maar zwijgen over Nepal. Dat geldt ook voor de groene regeringspartijen die liefst niet aan Nepal worden herinnerd. Want half oktober had Peter Vanhoutte, Kamerlid van Agalev, nog gezegd dat er nog zes weken waren om garanties te krijgen over democratisering en mensenrechten in Nepal. De zes weken zijn lang voorbij, van democratisering is ginder niets te merken, van betere eerbiediging van de mensenrechten door het "Koninklijk Leger" evenmin.
Vanhoutte heeft zich tegenover collega’s laten ontvallen dat er ook in de Nepalese regering groenen zitten. Navraag daarover bij experts in en buiten Nepal leverde ons het volgende op:
In de door de koning aangestelde ploeg zit Kuber Sharma als minister van Cultuur, Toerisme en Burgerluchtvaart. Sharma is de leider van Hariyali Nepal, de Groene Nepal Partij. Maar zeggen diverse bronnen, dat groen heeft niets te maken met het groen van bij ons. Sharma is een dissident van de Congrespartij die in 1999 met zijn partij aan de verkiezingen deelnamen, zonder wat wij een groen programma noemen (en zonder succes: 0,07%). Sharma, een gewezen boekhouder, is een fervent voorstander van de vrije markt en heeft nog nooit een uitspraak gedaan waaruit enige bezorgdheid over het milieu blijkt.
Er is ook nog Deepak Gyawali van Watervoorziening die op het vlak van energie een beetje groen is.
Maar zowel Sharma als Gyawali staan volledig ten dienste van de koning die zonder parlement regeert en blijkbaar van plan is dat te blijven doen.
(Uitpers, nr. 38, 4de jg., februari 2003)