Dirk Barrez, KOE 80 heeft een probleem, uitg. EPO Berchem, 2007
Campina, de marktleider voor melkproducten op de Belgische markt, startte eind deze zomer met rechtszaken tegen boeren die niet langer melk wilden leveren aan het bedrijf, omdat de prijs die Campina bood voor een liter melk onder de marktprijs lag. De Belgische boerenlobby’s, de Boerenbond en het Algemeen Boeren Syndicaat, gingen in de tegenaanval en… wonnen het pleit. Om haar melkleveranciers te behouden zag Campina zich genoodzaakt de prijzen voor haar leveranciers met een derde te laten stijgen.
KOE 80 belicht de gevolgen van een ongebreidelde globalisering en een toenemende industrialisering en intensivering van de landbouw voor boer, consument, maatschappij en milieu. Een zeer complex gegeven maar geen nood, het boek bouwt rustig op en vertrekt van het absolute beginpunt, een gegeven dat we maar al te veel als vanzelfsprekend beschouwen: voedsel vormt de basis van het leven. Zonder voedsel, geen menselijke activiteiten, geen economie. Voedsel moet gekoesterd worden en erkenning krijgen: kortom het is veel méér dan zomaar een koopwaar.
De Wereldhandelsorganisatie (WHO) is het orgaan die de wereldwijde markt vrijmaakt – ook de voedselmarkt – en dus de spelregels opstelt van de economische globalisering. De theorie stelt dat dit zou moeten leiden tot meer welvaart voor iedereen, maar de praktische voorbeelden in dit boek spreken de theorie sterk tegen.
Eén voorbeeld: de sojadriehoek. Of hoe de Braziliaanse sojaboeren via de Europese melkproducenten de Senegalese veehoeders tot de bedelstaf of (economische) vluchteling veroordelen. Waarom? In Brazilië wordt op industriële schaal soja geproduceerd die geëxporteerd wordt naar Europa om de koeien van de Europese boeren van voldoende proteïnen te voorzien. Dankzij de intensieve melkproductie in Europa, gestimuleerd door de Europese landbouwpolitiek, kunnen de Europese boeren melkpoeder op de internationale markt gooien aan een prijs die de Senegalese veehoed(st)er ruïneert. Dit is slechts één voorbeeld, de campagnes van 11.11.11 tonen al langer aan hoe de vrijhandel de boeren in het zuiden nekt, van Nederlandse uien tot Belgische kippen.
De rijke landen dringen aan op meer vrijhandel, op een verdere liberalisering van de landbouwmarkt. Maar als de geschiedenis ons een ding leert op dit vlak dan is het dat rijke landen slechts een sterke economie konden uitbouwen omdat ze precies hun markten afschermden, zowel voor landbouwproducten als voor industriële producten. Tot op de dag van vandaag schermen de rijke westerse landen hun landbouwmarkten af en tezelfdertijd blijven ze beweren dat de armere landen slechts de rijkere kunnen bijbenen als ze hun markten volledig opengooien. Het beproefde recept dat succesvol bleek voor de westerse landen is geen optie voor de armere landen, op z’n minst heel vreemd toch?
Maar wie verdient er eigenlijk nog zijn brood met de landbouw, is de landbouwproblematiek eigenlijk geen marginaal probleem? In België is amper 3% van de beroepsbevolking actief in de landbouw. Wereldwijd liggen de verhoudingen anders. Het betreft in totaal een slordige 1,35 miljard mensen of meer dan 40% van de actieve bevolking. Vandaar de stelling van Dirk Barrez ‘als mensen belangrijk zijn dan is ook landbouw belangrijk’. Achter deze cijfers schuilen natuurlijk grote verschillen in productie en inkomen. De Franse agronoom Marcel Mazoyer berekende dat er bijvoorbeeld maar 28 miljoen tractoren zijn voor 1,35 miljard boeren…wat dus leidt tot twee soorten van boeren. De eerste is een beperkte groep die tot 1000 maal meer produceert dan de grote tweede groep, die slechts een miniem aandeel heeft van het wereldinkomen. Maar voor die paar miljard mensen (gezinnen inbegrepen) is de boerenstiel de essentie van hun bestaan: hun voedsel, werk, leven en overleven.
Het loopt op velerlei vlakken mis met de landbouw in de geglobaliseerde wereld. Er is de specifieke verhouding tussen voedsel en economie: voedsel is geen gewoon product, vrijhandel leidt tot dalende prijzen, dalende inkomens, toenemende armoede en werkloosheid. Er is de spanning tussen ecologie en landbouw (roofbouw, overbevissing, boskap, verlies van waardevolle landschappen, erosie, genetische manipulatie, …) en de sociale implicaties van de huidige wereldlandbouwpolitiek (plattelandsvlucht, toenemende zelfmoordcijfers, vluchtelingenproblematiek, …).
Heel kenmerkend voor de huidige landbouw is ook de toenemende industrialisering en de dwang tot schaalvergroting en machtsconcentratie: bij dalende prijzen is er de dwang tot meer productie, wat grotere investeringen vraagt en de kleine (familie-) bedrijven automatisch uit de markt duwt. Zo ontstaat een agro-industrie waarbij een handvol bedrijven de totale handel in bepaalde producten in handen (monopolies) heeft en zo de prijzen bepaalt, zowel aan inputzijde (zaden, sproeistoffen, …) als outputzijde (opkopers van gewassen, …). De boer wordt hier als het ware door verpletterd.
Bovendien beperkt de agro-industrie zich niet alleen tot productie maar integreert ze het hele landbouwproces: van de aanvoer van zaden tot de distributie van afgewerkte producten aan de klant. Eén tendens springt in het oog: de toenemende macht van de distributiesector. Zelfs de grootste verwerkers van landbouwproducten zoals Nestlé en Unilever moeten plooien naar de wil en de prijzenpolitiek van grootdistributeurs zoals Wal-Mart, in 2007 opnieuw het grootste bedrijf in de wereld (voor Exxon Mobil en Shell).
Het is ondertussen wel duidelijk hoe de landbouw er niet moet uitzien. In welke richting moeten we wel gaan met de landbouw? Landbouw moet duurzaam zijn, sociaal en familiaal. Er moet niet geproduceerd worden voor de wereldmarkt maar bij voorkeur lokaal en regionaal. Landbouw en voedselproductie zouden volledig onttrokken moeten worden aan de WHO. Voedselsoevereiniteit door het hanteren van minimumprijzen, subsidies en marktafscherming moet voedselzekerheid garanderen en dit is onmogelijk binnen de WTO. Landbouwers hebben niet alleen de productiemiddelen nodig (grondverdeling) maar ook de middelen om zelf hun producten op te slaan, te distribueren, etc. Barrez ziet daarin een belangrijke rol weggelegd voor de overheden.
Als de boer de distributie zelf in handen neemt en de meerwaarde zelf creëert, dan vermindert de macht van de agro-industrie. Tal van voorbeelden in België, Brazilië en Senegal tonen aan dat het wel degelijk mogelijk is. Verkoop van eigen afgewerkte producten op de boerderij verkorten de weg van producent tot consument en maken het behoud van meerwaarde voor de boer mogelijk. Net zoals in het verleden blijken coöperaties een goed middel voor boeren om samen te werken en sterker te staan t.o.v. de grootdistributie en de agro-industrie. Boerenbewegingen stellen boeren in staat om hun macht uit te spelen op het (inter)nationale forum en kan landbouwpolitiek bewegen in een andere richting. Misschien moet het fairtrade-label ook toegekend worden aan lokale producten die op duurzame wijze bij familiale boeren geproduceerd worden? Ideeën genoeg om tot een ander soort landbouw te komen.
Dirk Barrez schreef een zeer leesbaar en toegankelijk boek. Het boek is opgedeeld in overzichtelijke hoofdstukken, gestoffeerd met vele getuigenissen en voldoende cijfermateriaal dat de grote lijnen van het verhaal ondersteunt. Dirk Barrez is erin geslaagd een complex probleem duidelijk te analyseren. Bovendien worden alternatieven naar voor geschoven die hun deugdelijkheid in de praktijk al op kleine schaal bewijzen.
Als consument kunnen we zelf het verschil maken: koop bewust jouw voedsel en laat de agro-industrie en de grootdistributie links liggen.
Meer info over lokale producenten, voedselteams, enzovoort op www.velt.be
(Uitpers, nr. 93, 9de jg., januari 2008)
U kunt dit boek via de link hieronder rechtstreeks bestellen bij:
en wie via Uitpers bestelt, helpt Uitpers!
De link:
http://www.groenewaterman.be/anne/index.dll?webpage=index.htm&inpartcode=662852&refsource=uitpers