Ik werd geboren vijf jaar na de Nakba. Maar ik kreeg de Nakba mee binnen met de melk van mijn moeder. Ik meen dat letterlijk. Mijn moeder was de eerste en meest betrouwbare bron voor wat er echt gebeurde tijdens het jaar van de schok die iedere Palestijn, en zijn leven, tot de dag van vandaag beïnvloedt.
Ik betreur het dat ik niet alle verhalen opschreef, die ze me vertelde. Ik moet dus op mijn verzwakt geheugen rekenen. Mijn moeder werd uitgehuwelijkt toen ze 14 jaar oud was, begin 1947. Op het einde van het jaar kreeg ze haar eerste baby, Mohammad (de oudste van vijftien kinderen). Toen de Nakba begin had ze een kind van een paar maanden oud in haar armen. Ze was eigenlijk een kind met een kind. Mijn vader en grootvader werkten in Haifa.
Eind april 1948 bezetten de zionistische strijdkrachten, een maand voor de uitroeping van de staat Israël, met de hulp van het Engelse leger, Haifa. De zionistische strijdkrachten rukten verder noordwaarts op. De weg naar huis was gesloten en gevaarlijk. De zionistische strijdkrachten bezetten Berwe op de baan Akka-Safad en marcheerden dan naar Sakhnin. Mijn moeder was alleen thuis met haar baby en wachtte op de terugkeer van mijn vader om te besluiten wat er moest worden gedaan.
Twee van onze buurfamilies zegden haar dat ze naar het noorden trokken en vroegen haar mee te gaan. Mijn vader zou wel later komen. Ze nam haar kind en enkele lichte spullen en sloot zich aan bij de buren. Ondertussen arriveerden de zionisten in Miar, een nabijgelegen dorp, slechts 5 km van Sakhnin en vernielden het. Meer families uit Sakhnin sloegen op de vlucht. Ze arriveerden in Wadi Salame, ongeveer 5 km verder noordwaarts. Het kind in mijn moeders armen was ziek en had koorts, het had honger en weende de hele tijd. De andere families zegden dat ze zeer snel, vooraleer de zionisten arriveerden, moesten vertrekken naar de grens. Mijn moeder zei ‘nee, ik blijf hier en zal wachten op mijn echtgenoot en ik zal dan zien wat te doen’. De anderen vertrokken en kwamen nooit terug. Mijn moeder bleef. Ondertussen, na het gevecht om Miar, besloot de Mokhtar (dorpsoverste, nvdr) van Sakhnin samen met andere oudere notabelen van Sakhnin dat ze zich zouden overgeven. Daarom kwamen de zionisten het dorp niet binnen maar rukten verder noordwaarts op. Op hetzelfde ogenblik vonden mijn vader en grootvader een ezel en keerden laat in de nacht via binnenwegen door de bergen terug naar Sakhnin. Toen hij thuis kwam vond hij het huis leeg. Ook de omliggende huizen waren leeg. Iemand zei hem dat zijn vrouw, met het kind, naar het noorden was gegaan. Hij vertrok onmiddellijk en toen hij aankwam in Wadi Salame was mijn moeder daar nog. Ze keerden terug naar huis in Sakhnin. Omwille van mijn moeder werden we geen vluchtelingen. Slechts enkele families uit Sakhnin bereikten de grens en werden vluchtelingen. Vele mensen uit Miar vonden onderdak in Sakhnin. Ze leven er nog altijd. Op het land van hun dorp werden twee nederzettingen gebouwd: Ya’ad en Atzmon.
Ik groeide op met de verhalen van mijn moeder over dat jaar. Ze wist veel. Ze ging nooit naar school. Ze kon lezen noch schrijven, maar ik had het idee dat ze alles wist, meer dan de professoren en doctors van die dagen, die boeken schreven over de Nakba. Ze vertelde me vele verhalen over het Arabisch Reddingsleger dat werd uitgestuurd om Palestina te redden en te verhinderen dat de zionisten er hun staat zouden oprichten. Ze vertelde hoe slecht dit leger was uitgerust en hoe hongerig het was: ze aten zelfs cactussen (saber) met hun doornen, hun haren zaten vol luizen. Ze waren even reddeloos als de Palestijnen. Ondanks dat beweert de zionistische propaganda nog altijd dat zeven Arabische legers een oorlog ontketenden om hen te elimineren. Ze vertelde me vele verhalen over het Brits Mandaat, toen haar oom diende in de Britse politie en over haar rol om de zionisten te helpen, en hoe logen tegen de Arabieren die hen geloofden.
Het zag er naar uit dat we de Nakba overleefden en te boven kwamen. Per slot van rekening bleven we in ons huis. We verloren geen land, gewoonweg omdat we er geen hadden. Mijn vader was zeer arm en werkte, enkel voor de kost, op het land van de Mokhtar. Later werd hij bouwvakker en samen met andere arbeiders bouwden ze de nieuwe staat, waarvan de zionisten valselijk beweren dat zij die opbouwden. De heersers van de nieuwe staat namen het land van de Arabieren af en de goedkope Arabische arbeiders bouwden mooie steden en dorpen voor de nieuwe immigranten, en ze zegden: we veranderden de woestijn in een paradijs, en de hele wereld geloofde hen en klapte in de handen voor hen. Misschien hebben ze gelijk. Op de keper beschouwd, wie bouwde de grote piramiden? De farao of de duizenden arbeiders die omkwamen?
In 1967 was ik 14 jaar oud, dezelfde leeftijd van mijn moeder tijdens de Nakba. Ik was een leerling op de middelbare school in Haifa omdat er toen nog geen middelbare school was in Sakhnin. We zaten in de klas voor een van de eindexamens voor de zomervakantie. De schooldirecteur kwam de klas binnen en riep: laat alles op de tafel liggen, los geen vragen meer op, neem jullie tassen en ga onmiddellijk naar huis.
De zesdaagse oorlog brak uit. De jongere zus van de Nakba, de Naksa (2) was geboren. In 1948 bezette Israël 80% van Palestina, nu bezette het, naast delen van Syrië en Egypte, heel Palestina. Ironisch genoeg was Palestina weer één, onder bezetting, dat is juist, maar wie zegt dat de bezetting eeuwig zal duren? We konden ten minste Jenin, Nabloes, Jeruzalem en Beit Lehem (Bethlehem, nvdr) bezoeken. We konden praten met de mensen, we konden praten over de Nakba van 1948. Het is wel zo dat de meeste vluchtelingen van Galilea naar Libanon en Syrië trokken en niet naar de Westelijke Jordaanoever, maar het is een stap vooruit. We zeggen: je haat misschien iets dat goed is voor u.
Na deze oorlog begon de gewapende Palestijnse strijd voor de bevrijding van Palestina, heel Palestina. De meeste mensen dachten dat deze strijd de beste en enige manier was om af te geraken van de Nakba en de Naksa. De feddayin beheersten onze dag- en nachtdromen. Geen geween meer, arme Palestijn, er is nu de strijder die Palestina zal bevrijden en de vluchtelingen terug naar huis zal brengen.
Ongelukkiglijk duurde die droom niet lang. Na de oorlog van 1973 besloot Egypte, het grootste Arabische land, de strijd te staken, en president Sadat besloot een vredesovereenkomst met Israël te ondertekenen. Zonder Egypte leken de Arabieren wezen. De Palestijnse organisaties stopten en geleidelijk mee nog over bevrijding te praten en begonnen meer en meer te spreken over een of andere oplossing via onderhandelingen. Het ziet er naar uit dat de nachtmerries van de Nakba nooit zullen verdwijnen. Na meer dan 30 jaar onderhandelingen, van 1974 tot vandaag, is het enige wat we hebben die waardeloze Autoriteit, waaronder elke stad en elk dorp leeft tussen militaire controlepunten of achter een hoge muur, waar het beste land geconfisqueerd is en nieuwe nederzettingen zijn gebouwc, mensen elke dag zonder onderscheid worden gedood of gearresteerd, waar broeders elkaar doden om enkele kruimels te krijgen.
De Nakba is niet alleen een Nakba (catastrofe), maar het is ook bezetting van het land en van de geesten, het is een militaire en geestelijke nederlaag, het is verlies en wanhoop maar ook haat en wekt woede met een heilig vuur dat ooit de hele regio in vuur en vlam zal zetten.
De Nakba zal nooit verdwijnen zo lang het slachtoffer wordt behandeld als een crimineel en de crimineel als een slachtoffer. De Nakba zal nooit verdwijnen zo lang dit afschuwelijk onrecht bestaat, zo lang als één vluchteling is die niet naar huis kan terugkeren.
(Uitpers, nr 87, 8ste jg., juni 2007)
Ali Zbidat is journalist en woont in Sakhnin (Galilea)
(1) Nakba is een Arabisch woord dat catastrofe betekent. Het is de term waarmee Arabieren en Palestijnen de verdrijving van zowat 750.000 Palestijnen door joodse milities en het Israëlische leger in 1948 aanduiden (nvdr).
(2) Naksa: nederlaag (nvdr)