Congoville, Afrikaanse kunst in het Middelheim, vanaf 29 mei
“De discussie moet breder gaan dan alleen over dekolonisering, het moet gaan over inclusie en diversiteit”, zegt de rector van de Universiteit Antwerpen, Herman van Goethem. We lopen hem terloops tegen het lijf op de campus Middelheim. Hij houdt er kantoor in een villa, indertijd de woning van de directeur van de Koloniale Hogeschool, het centrale gebouw op de campus. Nadat de hogeschool in 1961 ermee opgehouden was, vond het pas opgerichte College voor Ontwikkelingslanden onderdak in de villa. Het was de periode dat het ministerie van Koloniën geleidelijk aan vervelde tot de Dienst voor Ontwikkelingssamenwerking. De verre nazaat in het Zuiden gaat tegenwoordig door het leven als Enabel, een knipoog naar het Engels. Aan de Universiteit Antwerpen houdt het Instituut voor Ontwikkelingsbeleid de internationale samenwerking warm.
“Ik wist niets van die geschiedenis”, zegt Van Goethem, “Kwamen de studenten van Antwerp Youth Organisation me vinden, die waren boos”. Binnen AYO zijn Antwerpse studenten met wortels in Afrika actief. “Je moet iets groots doen”, gaat de rector voort. Something big, zei hij feitelijk, hij betrok een Engelstalige in het gesprek. “Ik denk eraan om de grote aula te herdopen tot Lumumba-aula. Maar of we dat tegen oktober in orde krijgen?? Dat moet perfect zijn”. Bedoelt Van Goethem de huidige aula Jan Fabre, vraag ik me achteraf af. Moeten we hem nog eens vragen.
Hogeschool en Middelheimpark
Vraagt u zich af waarom een artikel over de tentoonstelling Congoville, die op zaterdag 29 mei eindelijk na een jaar corona- uitstel opent in het Middelheimpark, begint met een gesprek met de rector van de universiteit, op het grasperk voor zijn kantoor op het terrein van de vroegere Koloniale Hogeschool? We moeten een vergeten bladzijde uit de geschiedenis herlezen om het antwoord te kennen.
Pas in 1923 heeft koning Albert I het gebouw ingewijd, drie jaar na de oprichting van de hogeschool. De eerste drie jaar van haar bestaan heeft ze een onderkomen gekregen in het nabij gelegen park, in wat we nu het kasteeltje noemen, op het voorplein waarvan je in het café Mika sinds kort weer aan een natje en een droogje komt. In een propagandafilm uit 1939 in de hal van de voormalige hogeschool, naast The Missing Link, een installatie van de Beninse Pélagie Gbaguidi, kruipen studenten, gekleed in uitgaansuniform, achter een haag in het park. Ongetwijfeld ter voorbereiding van een opdracht in het Evenaarswoud.
Er zijn her en der nog meer beelden uit de tijd van toen. De camera zoomt in op de latere premier Patrice Lumumba, op bezoek in België in 1956, nadat hij een jaar daarvoor in Stanleystad, het huidige Kisangani, minzaam gekout had met Bwana Kitoko, zoals de koosnaam van de Congolezen voor koning Boudewijn luidde. Congolezen leggen een bloemenkrans neer aan het standbeeld van Leopold II aan het Troonplein in Brussel. Verleden jaar hebben activisten van Black Lives Matter dat monument besmeurd met rode verf. We kijken tegenwoordig anders naar onze geschiedenis.
De Koloniale Hogeschool en het Middelheimpark hebben een gezamenlijk verleden, dat de organisatoren van Congoville graag in de verf zetten. Tijdens de tentoonstelling is de voorgevel van het gebouw aan de twee kanten van de hoofdingang ingepakt met jute zakken, alsof Christo hier aan de slag geweest is. Het kunstwerk is van de hand van de Ghanees Ibrahim Mahama, in de zakken is er ooit koffie vanuit Congo naar Antwerpen verscheept. De Congolese ster boven de toegangsdeur, sinds lang symbool voor de eenheid van het land, blijft stralen tussen de Griekse zuilen.
Dit is ook onze plek
De bedoeling van Mahama wordt duidelijk in het park zelf. Wie er langs de hoekingang aan de zijkant van de campus binnenwandelt, stapt als het ware over een statige oprijlaan omzoomd met vlaggenmasten. Alweer gebruikt de kunstenaar voor het merendeel jute koffiezakken. “België heeft zijn rijkdom mee te danken aan de invoer en verwerking van koloniale waren uit Congo, zoals koffie”, legt curator Sandrine Colard uit. Ze doceert kunstgeschiedenis aan Rutgers University in Newark, dicht bij New York. “Die gang van zaken heeft bijgedragen tot de natievorming in België, die het trots de wereld kond doet met een vlaggenparade”, gaat ze voort, “Door te pronken met het verpakkingsmateriaal van die producten draagt Mahama op zijn manier symbolisch bij tot nation building in het land van oorsprong”.
Mahama legt met zijn vlaggenvertoon beslag op de ruimte in het land van de vroegere kolonisator. Hij eist voor de Afrikanen hun rechtmatige plaats op, een vorm van dekolonisatie. In die zin sluit Untitled – zo heeft hij de installatie genoemd – naadloos aan bij de woorden van Van Goethem. Dit land is uitgegroeid tot een superdiverse samenleving, iedereen heeft recht op zijn plek. Inclusie heet dat in het academische taalgebruik.
Sommige artiesten zitten op het spoor van Mahama. Jean Katambayi doopt zijn open woonruimte, ingepakt met koperdraad, MM, wat evengoed voor MiddelheimMuseum als voor MaMaison staat. Zijn huis, juist. Op de grond van de voormalige kolonisator. Voor wie er ongenood naar binnen wil afgeschermd met koperdraad. Koper, dé grondstof uit zijn Katanga, waarmee ze in Antwerpen goede sier gemaakt hebben. In 1956 schopt Metallurgie in Hoboken het tot grootste uitvoerder ter wereld van non-ferrometalen, zoals tin, kobalt en koper. 70% van het koper kwam toen uit mijnen in Katanga. Congo zit met ketens van koper vastgekluisterd aan de exploitatiewijze, de uitvoer van het erts, die tijdens de koloniale periode ingang gevonden heeft.
La Maison du Chef staat wat verder. Nog een huis, ook het hoofd van de gemeenschap krijgt zijn stek op de tentoonstellingsgrond. De chef staat voor de deur van zijn woning, een soort van robot. Hij laat me denken aan de monumentale robot, die in de Congolese hoofdstad Kinshasa het verkeer regelt op de drukke boulevard du 30 juin, een pronkstuk in een van de zalen van het Africa Museum in Tervuren. Je verwacht dat de chef alle ogenblikken in actie schiet. “We weten niet óf dat gebeurt”, lacht curator Colard, “maar KinAct Collective, de initiatiefnemers, gaan zeker af en toe een performance brengen, ze zeggen alleen niet graag vooraf wannéér ze dat gaan doen”. Ambiance verzekerd dus, als u maar lang genoeg op de loer ligt. En weet dat animatie in Kinshasa iets van de nachtelijke uren is.
The Aesthetic Observer van landgenoot Maurice Mbikayi staat dicht genoeg om mee in de dans te springen. Een dandy heeft de kunstenaar neergezet in het park. Onverbiddelijk laat hij denken aan de sapeurs, leden van de Société des Ambianceurs et des Personnes élégantes, die in de jaren vijftig en later de vestimentaire look in Kinshasa bepaalden. Uiteraard draagt de sapeur van vandaag een jas vervaardigd met de toetsen van een oude laptop, heeft hij een hoedje op uit hetzelfde materiaal en is hij, een smartphone in de hand, klaar om een selfie te nemen.
Recuperatiemateriaal
Niet alleen Mbikayi gebruikt afgedankte materialen. Ook voor de bouw van La Maison du Chef is dat gebeurd. Schakelbladen van gsm’s zijn ingezet, klavieren van laptops, goedkope spullen die je op afvalbergen vindt. Ook Freddy Tsimba tovert met behulp van lepels en vorken, scharen en messen beklijvende mannen en vrouwen te voorschijn. Zijn beeldhouwwerken staan tot 15 augustus opgesteld in het Africa Museum, op de tentoonstelling De Aarde stralender dan het Paradijs.
Congo is een arm land, als artiest kijkt je uit naar wat je gratis te pakken kunt krijgen. Tsimba trok indertijd naar de slagvelden in het oosten van zijn land om er lege kogelhulzen op te halen. “Maar vergeet niet”, geeft curator Colard mee, “door oude gsm’s te gebruiken, verwijzen de kunstenaars ook naar het coltan uit Oost-Congo; zonder die grondstof zouden we niet draadloos bellen; het is een verwijzing naar de potentiële rijkdom van hun land”.
Sammy Baloji, vooral bekend voor zijn foto’s, zit mee op dat spoor. Voor een van zijn twee werken die in het Braempaviljoen opgesteld staan, maakt hij gebruik van koperen granaathulzen. We vinken aan: recuperatiemateriaal en een grondstof, waarvan de opbrengst hem en andere Katangezen niet ten goede gekomen is. Alsof het bloempotten zijn, heeft hij de hulzen opgevuld met planten, die allemaal uit Congo afkomstig zijn, zoals… de sanseveria. Vrouwentongen voor het raam behoren tot de Vlaamse canon, denkt u?
Bodys Isek Kingelez is de volgende in de rij. Ook die Congolese artiest gebruikt goedkoop materiaal, met name karton. Hij is bekend voor zijn maquettes van utopische steden. Op Congoville staat Ville de Sète 3009, het Kinshasa zoals hij het in 2000 in zijn dromen zag. Heeft het ook een politieke betekenis? President Mobutu is in 1997 tot troonsafstand gedwongen, Congo’s rijkdommen hoefden na zijn vlucht niet per se meer in zijn zakken terecht te komen, een mens mocht dromen van een wereldstad zonder gelijke. Dromen zonder grenzen. Dromen zijn bedrog.
Impact
Vijftien deelnemers heeft het Middelheimmuseum uitgenodigd voor Congoville. U krijgt dertig werken te zien, twaalf speciaal voor de tentoonstelling gemaakt. De vraag is of na 3 oktober, wanneer ze haar deuren sluit, sommige in het park blijven staan, en zo ja, welke. Een moeilijke is dat. Het aankoopbudget is niet groot, de stad Antwerpen en de Vlaamse gemeenschap subsidiëren, vrienden van het museum gaan op zoek naar sponsors.
Een noodzaak is het wel. Toen burgemeester Lode Craeybeckx in 1951 het openluchtmuseum voor open verklaarde, wou het Middelheim de wandelaars een overzicht geven van ontwikkelingen op de internationale kunstsien. Dat bleef in de beginjaren beperkt tot buurlanden in Europa. De biënnales, die er tot 1989 gelopen hebben, en het jaar 1993, toen Antwerpen als culturele hoofdstad van Europa wou laten zien dat kunst de wereld kan redden, stonden borg voor geregelde vernieuwing. Maar een Afrikaan? Neen, die vind je tot dusver niet op de permanente tentoonstelling. Hoog tijd dus voor aanpassing aan de nieuwe tijden. Zou een groot kunstliefhebber als Fernand Huts niet enkele bitcoins op overschot hebben om zich naast de Boerentoren een van de dertig getoonde werken aan te schaffen en die een plaats in het park te geven?
De sokkel
Het staat los van Congoville maar als u toch op de campus van de voormalige Koloniale hogeschool rondloopt, geef uw ogen de kost. Ergens in een hoekje van de voortuin, overwoekerd door het lentegroen, vindt u een massale stenen constructie, waarin u een sokkel kunt herkennen. Een tijdlang stond hier het monument ter ere van baron Dhanis, luitenant in de Weermacht van de Kongo Vrijstaat onder Leopold II, later vicegouverneur-generaal en bestuurder van een van de rubbermaatschappijen, met roem overladen vanwege zijn campagnes tegen Arabische slavenhandelaren.
Na zijn dood krijgt Dhanis in 1913 een standbeeld in Antwerpen, op het einde van de Amerikalei, dat in 1954 na zo’n veertig jaar – roem is soms kortstondig – moet wijken voor het toenemende verkeer, toen al. De beeldengroep, een officier met opgeheven sabel, een deemoedig knielende Arabier en een Afrikaanse vrouw die de overwinnaar dankbaar haar kind aanbiedt, verhuist naar het groen rond de hogeschool. Tot in 1983 tijdens een storm een boom erop terechtkomt. De gehavende militair en de van zijn vlag beroofde Arabier staan opgeborgen in het depot van het park, vlakbij de Beukenlaan, samen met andere standbeelden die aan herstelling toe zijn of geen plaats meer hebben in de stad. Ze trotseren er weer en wind, de Afrikaanse is spoorloos. Als u in het park de Indépendance cha cha hoort schallen aan de gelijknamige installatie van de in Mozambique geboren en getogen Angela Ferreira, dan bent u niet veraf.
De mannen van de gas, die in die tijd ’s avonds de straatlichten aan komen steken, zetten een tekening van het monument op het bericht waarmee ze de bevolking een Gelukkig 1914 toewensen. “Baron D’Hanis, verleden jaar werd hij gebeeld die Congo heeft met licht bedeeld… wij ook, met minder groot gevaar, maken uwe nachten klaar”, schrijven ze. We kijken tegenwoordig anders naar onze geschiedenis.
Een groep van Congolese en Belgische filmmakers, Collectif Faire-Part, zet eind september ergens in Antwerpen een houten replica neer van de sokkel van het Brusselse standbeeld van Leopold II. SOKL heet hun voorstelling. De koning is weg, het lege voetstuk schept ruimte voor nieuwe verhalen. Afwachten welke en waar precies het collectief ze vertelt. Afrika eist zijn plek op in Antwerpen.