In een toespraak voor de Parlementarie Assemblee Eurolat – met parlementen van de Europese Unie en Latijns Amerika – zei Josep Borell: “Het is niet zo dat Latijns Amerika Europa zou nodig hebben, of omgekeerd, nee, het is wel zo dat we elkaar nodig hebben en net zoals bij een goed koppel is het de wederzijds afhankelijkheid die in het voordeel van iedereen speelt”.
Nu is het wellicht geraden om bij dergelijke uitspraken van westerse leiders toch altijd goed uit de doppen te kijken, want al te vaak bedoelen ze net het omgekeerde. Misschien heeft Europa Latijns Amerika wel erg hard nodig.
En toch, waarom niet even stil staan bij die stelling?
Europa had zichzelf nooit zo afhankelijk mogen maken van Rusland, zo wordt herhaaldelijk gezegd. Rusland is inderdaad geen voorbeeld van participatieve democratie en Poetin is beslist niet onze beste vriend. Hij viel een buurland, Oekraïne, binnen en houdt een deel van het grondgebied bezet. Het is dan logisch dat hierop gereageerd wordt met: ‘wij kopen uw grondstoffen niet langer”.
Maar wat zijn de alternatieven? Door fracking verkregen vloeibaar aardgas kopen in de V.S.? Dat is dan veel milieuschade, erg moeilijk transport, een superhoge prijs en te weinig infrastructuur in Europa om dat gas te ontvangen.
We kunnen ook aardgas kopen in Qatar, dat land waar duizenden arbeiders zijn omgekomen bij de bouw van de sportinfrastructuur, waar grondrechten niet worden toegepast op vrouwen, waar de Sharia de belangrijkste rechtsbron is en waar je wat zweepslagen kan krijgen voor een glas alcohol of als je met de verkeerde onder de lakens ligt.
Of gas uit Azerbeidzjan? Het was toch wat pijnlijk dat Ursula von der Leyen er op bezoek ging om een contract voor gasleveringen af te sluiten maar enkele weken later moest verklaren aan de kant van Armenië te staan toen dat land werd binnen gevallen.
Er is ook gas in Algerije, in Egypte, in Mozambique, in West-Afrika … Uiteraard zou het goed zijn mochten Afrikaanse landen gas kunnen leveren aan Europa, maar hun infrastructuur staat nog in de kinderschoenen en hun eigen bevolking heeft vaak nog helemaal geen elektriciteit.
Het is inmiddels duidelijk dat Westerse landen bereid zijn de mensenrechten even opzij te schuiven voor sommige landen, maar niet voor alle. Venezuela en Saoedi-Arabië liggen weer in de gratie, Kashoggi of niet.
Groenen vragen zich terecht af of we überhaupt nog gas moeten kopen? Moeten we niet dringend af van alle fossiele brandstoffen? Jawel, maar moeten mensen dan kou lijden in de winter? Zijn er alternatieven? Op korte termijn?
Toen NordStream2 werd gebouwd hoorden we geregeld klachten omdat Oekraïne op die manier zijn transitinkomsten zou verliezen. Is dat probleem nu opgelost?
Het mag duidelijk zijn dat die ‘afhankelijkheid’ toch geen makkelijk probleem is. Men kan landen of regimes veroordelen, maar moeten we vandaag niet toegeven dat het gas uit Rusland de makkelijkste en goedkoopste oplossing was? Ja, we hebben voorlopig nog gas, maar voor veel mensen is ze gewoon veel te duur. Ze zitten al in de kou, letterlijk en figuurlijk.
De naoorlogse internationale orde is niet meer
Er is heel wat kritiek gekomen op de internationale orde die na de tweede wereldoorlog was ingesteld. Toch was dat multilateralisme bewonderenswaardig. We hadden en hebben een mondiale instelling om vrede en ontwikkeling te bevorderen, een mondiale bank om ontwikkelingslanden te financieren, een instelling om de financiële stabiliteit te bewaren en zelfs een arbeidsorganisatie om te zorgen voor degelijke arbeidsvoorwaarden en sociale bescherming.
Het eerste incident gebeurde in 1971, toen de V.S. een eind maakten aan de vlotte werking van de Bretton Woods instellingen. Het was uit met de monetaire stabiliteit en de V.S. versterkten hun hegemonie. We leefden nog steeds in een bipolaire wereld met een Sovjet Unie die even sterk stond op vlak van wetenschap en technologie en met veel invloed in wat toen de ‘derde wereld’ werd genoemd.
De schok was erg groot in 1989, toen de Muur tegen de vlakte ging en de Sovjet Unie kort daarna uit elkaar viel.
Het kapitalisme had de ideologische oorlog gewonnen en een neoliberale mondialisering werd ingezet met zogenaamde vrijhandel, het opgeven van ‘ontwikkeling’ en de vervanging ervan door ‘armoedevermindering’.
Ondertussen waren sommige landen wel degelijk aan het werk met hun ‘ontwikkeling’, niet enkel via handel maar met industrialisering. De groeicijfers van China waren indrukwekkend, jaar na jaar. In Zuid- en Zuidoost-Azië gebruikten sommige landen hun lage ontwikkelingsgraad – lage lonen – om met westerse landen de concurrentie aan te gaan. De unipolaire wereld werd langzamerhand weer vervangen door een bipolaire wereld, terwijl Rusland angstig probeerde de verloren macht te heroveren. De oorlog in Oekraïne is er één tragisch gevolg van.
Een ‘nieuw probleem’ echter iss de klimaatverandering en het verlies aan biodiversiteit. We weten nu dat het economisch model van de afgelopen eeuw geen toekomst meer heeft. Fossiele brandstoffen moeten de wereld uit – of de grond in. Er moeten andere productie- en consumptiemodellen worden uitgevonden, zoals trouwens in 1992 op de Rio-conferentie al werd gesteld. We hebben vandaag, willen we overleven, niet enkel een politieke maar ook een economische en maatschappelijke verandering nodig.
Velen zien de oorlog in Oekraïne vandaag als een zoveelste poging van de V.S. om zijn concurrenten te verzwakken en China als een ‘structurele concurrent’ te zien die het succes van de V.S. kan dwarsbomen. Misschien, in het beste geval, is dit de start van een nieuwe koude oorlog. Sommigen aarzelen niet om al van een ‘derde wereldoorlog’ te spreken.
Dit is de context waarin het huidig vertoog over ‘afhankelijkheid’ wordt gehouden.
Er zijn vandaag echter meer en meer landen die willen ontsnappen aan de tweedeling en proberen een nieuwe beweging van ‘niet-gebonden’ landen te creëren. Ze verwijzen dan naar de Conferentie van Bandung van 1955 met nieuwe onafhankelijke landen van Azië en Latijns Amerika.
Zelfs in grote en rijke landen wordt vandaag opnieuw nagedacht over meer nationalisme, vaak vermomd als patriotisme onder invloed van extreem-rechts. In een andere richting gaan de studies over omnilateralisme, met een kleinere rol voor Staten en meer universele samenwerking tussen alle volken van deze wereld.
Onderlinge afhankelijkheid
Er zijn twee ideeën die ik in deze context even onder de loep wil nemen: onderlinge afhankelijkheid en mondiale commons. Dit zal morgen nog beslist geen realiteit worden maar het kan geen kwaad om na te denken over een gemeenschappelijke toekomst.
Onderlinge afhankelijkheid stond al op de agenda bij het begin van de internationale samenwerking in het kader van de V.N. Artikel 76c spreekt over de ‘erkenning van de onderlinge afhankelijkheid van de volken van deze wereld’.
Met de dekolonisering van de jaren 1950 en ’60 waren alle landen zich sterk bewust van die onderlinge afhankelijkheid en ze wisten dat hun economische afhankelijkheid in de weg stond van hun politieke afhankelijkheid, en dus van hun politieke emancipatie.
Die onderlinge afhankelijkheid werd daarom een eis van deze landen, zie bijvoorbeeld de V.N. resolutie van 1974 over een nieuwe economische internationale orde. Economische afhankelijkheid moest de plaats ruimen voor ‘echte onderlinge afhankelijkheid’ van alle leden van de internationale gemeenschap. Het kader waarin de nieuwe onafhankelijke landen moesten werken bestond uit nationale soevereiniteit gekoppeld aan een onderling afhankelijke internationale orde.
Vandaag echter wordt naar onderlinge afhankelijkheid gekeken als naar een voldongen feit. Er is een economische mondialisering, ook al is die aan het afkalven. Onderlinge afhankelijkheid is niet langer een eis, maar alle vormen van afhankelijkheid worden nu over één kam gescheerd. Politieke afhankelijkheid wordt niet betwist, maar de ervaren onderlinge afhankelijkheid betekent dat er geen echte onafhankelijkheid is en het betekent precies het omgekeerde van wat het in de jaren 1960 was. Toen werden de belangen van ‘het centrum’ als tegengesteld gezien van de belangen van de ‘periferie’, terwijl het vandaag wordt voorgesteld alsof alle belangen gelijk lopen, dat verschillen worden toegedekt alsof we allemaal ‘in het zelfde schuitje’ zitten, met alle problemen, van HIV-Aids tot COVID, van georganiseerde criminaliteit tot migratie, van milieuschade tot terrorisme als gelijkmakers. Wie de verslagen van de internationale instellingen leest, zal merken dat de eenheid van de wereld door al die gemeenschappelijke problemen als echt wordt voorgesteld.
De eerste betekenis van ‘onderlinge afhankelijkheid’ leunt dichter aan bij de realiteit van vandaag, terwijl de tweede betekenis van nu ons misschien dichter bij een oplossing kan brengen.
We zitten uiteraard niet allemaal in hetzelfde schuitje, we zitten wel in dezelfde storm, zeker voor alles wat met klimaatverandering te maken heeft. Voor handel is er nog altijd iets te vinden in wat Montesquieu ‘le doux commerce’ noemde: als we allemaal afhankelijk zijn van elkaar, zonder hegemonie en zonder monopolies, dan zijn er beslist veel meer mogelijkheden om de vrede te bewaren en conflicten te vermijden.
We moeten gewoon niet bang zijn van ‘afhankelijkheid’ aangezien geen enkel land alle grondstoffen en natuurlijke hulpmiddelen heeft die het nodig heeft voor de welvaar en het welzijn van zijn me
Mondiale commons
nsen. We hangen allemaal af van anderen. Het komt erop aan die afhankelijkheid zo te organiseren dat niemand misbruik kan maken van een dominante positie.
Eén mogelijkheid om dat idee te bevorderen zijn de mondiale commons. Bij de meeste conflicten gaat het om een strijd voor grondstoffen, net zoals olie en gas bij de oorlog in Oekraïne.
Kan het nog langer dat in tijden van mondialisering Staten als de exclusieve eigenaren worden gezien van de grondstoffen in hun bodem? Moeten we niet dringend nadenken over mondiale publieke goederen of mondiale commons? Zijn de natuurlijke hulpbronnen van deze planeet geen eigendom van alle inwoners?
Dit zijn geen makkelijke vragen. We moeten wel beseffen dat de regels waarmee onze wereld wordt bestuurd door onszelf zijn gemaakt. Geen enkel goed is openbaar of privé vanuit zijn ‘natuurlijke’ aard, alles is het gevolg van onze beslissingen, van onze politieke keuzen.
De oorlog in Oekraïne gaat hoegenaamd niet over ‘onze westerse waarden’. In de kern ervan vinden we oude problemen zoals nationalisme, soevereiniteit en het delicate punt van de ‘zelfbeschikking van volkeren’, nog los van de grondstoffen, uiteraard. De vraag is dan of deze ‘waarden’ nog voldoende garanties bieden voor vrede in tijden van mondialisering en de dringende behoefte aan grondstoffen om de klimaatverandering aan te pakken. Moeten we niet dringend nadenken over een andere rol voor Staten en over een nieuw internationalisme?
Plurinationalisme, omnilateralisme, wereldfederalisme, het kunnen goede voorbeelden worden van concepten die verder moeten ontwikkeld worden om ze te koppelen aan een nieuwe vorm van ‘bestuur’ van wat we gemeenschappelijk bezitten: een broze planeet met natuurlijke hulpbronnen waar iedereen behoefte aan heeft, van zuivere lucht tot drinkwater, lithium en zeldzame aarde.
We weten niet hoe de oorlog in Oekraïne zal aflopen, of er kan onderhandeld worden of niet, of dit uitloopt op een derde wereldoorlog of een oorlog tegen China.
Wat we wel weten is dat onze energie en ons verstand in dienst moeten staan van ernstig onderzoek naar hoe conflicten kunnen vermeden worden, hoe de aarde kan gevrijwaard blijven voor alle levende wezens. Er werd schitterend werk geleverd na de tweede wereldoorlog. We moeten nu verdere stappen zetten naar een duurzame toekomst. Dat vergt ongetwijfeld meer samenwerking en meer delen.
We moeten vandaag onze gemeenschappelijke wereld heropbouwen, een nieuwe vorm geven aan ‘internationale’ samenwerking en er ons bewust van worden dat we hoe dan ook van elkaar afhankelijk zijn. De beste oplossing is dan dat we de positieve aspecten kunnen aantonen, het perfecte samengaan van universalisme en verscheidenheid. Kortom, dat we kunnen werken aan een echte mondialisering.