Eind april 1975 in Saigon: na jaren van “vietnamisering van de oorlog” renden de collaborateurs van de Verenigde Staten hals over kop naar de helikopters die hen uit handen van de Vietcong moesten halen. Die paniekbeelden lieten er geen twijfel aan bestaan: de VS en hun lokale bondgenoten waren militair verslagen. De Afghaanse Taliban zijn de Vietcong niet, onder meer omdat ze bijna alleen bij de Pathaanse bevolkingsgroep hun achterban hebben, maar het regime van de Afghaanse president Hamid Karzai is al even corrupt en gehaat als dat van de Vietnamese collaborateurs. De grote vraag die Washington benauwt: hoe zich terugtrekken uit die Afghaanse nachtmerrie zonder al te groot gezichtsverlies.
De operatie van de internatonale troepenmacht in Afghanistan moest een test worden voor de slagkracht van de Navo, zo zegden de Amerikanen en hun Europese bondgenoten. Hier zou de Navo bewijzen dat deze alliantie eendrachtig een grootscheepse operatie ver van het eigen terrein tot een goed einde kon brengen. In de praktijk werd het een VS-operatie met een Europees randje, waaronder ook een Belgisch.
Aan aandacht onttrokken
Die deelname aan de oorlog was in nagenoeg alle deelnemende Europese landen erg onpopulair. Maar in de meeste landen slaagden politici er met hulp van de media in de Afghaanse oorlog uit de actualiteit te houden. De oorlog is onpopulair, maar men komt er niet voor op straat.
VS-president Barack Obama stelde de afhandeling van AfPak (Afghanistan-Pakistan) als zijn grootste buitenlandse prioriteit. AfPak zit niet meer in een impasse, het is erger dan dat. In Pakistan zijn de VS meer dan ooit kop van jut sinds Navo-troepen in november vorig jaar 24 Pakistaanse soldaten doodden bij een operatie aan de grens tussen Pakistan en Afghanistan. Dat Pakistaanse militairen zeer actief de Afghaanse Taliban steunen is zelfs geen publiek geheim meer, de Pakistaanse militaire inlichtingendienst ISI steekt dat niet onder stoelen of banken. Om uit die uitzichtloosheid te ontsnappen besloot Obama troepenversterkingen te sturen om de “afghanisering” van de oorlog te bespoedigen en zo tegen 2014 de troepen te kunnen terugtrekken.
Parijs heeft alvast eieren voor zijn geld gekozen. Na het zoveelste incident waarbij een Afghaanse militair collega’s, in dat geval Franse soldaten, afmaakte, besloot Parijs al in 2013 de aftocht te blazen. Al probeert de Navo de schijn op te houden, het gaat wel degelijk om de zoveelste barst in het Afghaanse Navo-pantser.
Infiltratie?
De Franse regering zag in de aanslag op de Franse soldaten het zoveelste bewijs over de voortschrijdende infiltratie van de Taliban in de Afghaanse strijdkrachten. Om paniek tegen te gaan, kwam de Navo in februari met een rapport dat het zo een vaart niet loopt, dat de meeste incidenten waarbij op Navo-militairen werd geschoten, geïsoleerde gevallen waren, met slechts één keer een duidelijke link naar de Taliban.
Alsof dat nu verschil zou maken. Als die daders handelen buiten de Taliban om, wijst dat er alleen maar op dat de haat tegen die buitenlandse militairen diepgeworteld zit, ook zonder richtlijnen van de Taliban.
Etnisch
De Taliban hebben een ander wapen om die Afghaanse strijdkrachten te ondermijnen: de etnische factor. Als Pathanen spelen zij in op het ongenoegen over het al dan niet vermeende overwicht van niet-Pathanen (Tadzjieken, Oezbeken, Hazara’s….) in het officierenkorps. Ze verspreiden het idee dat de Pathanen in dat leger worden gediscrimineerd. Dat Afghaanse leger dreigt na 2014 volgens etnische lijnen te imploderen. Vandaar ook het “plan B” van Washington om Afghanistan na 2014 in de praktijk als één natie op te geven.
Men kan het land echter niet zomaar opdelen, de schijn moet althans worden opgehouden dat er een Afghaanse natie blijft. De Amerikanen hebben het in Irak anders wel klaargespeeld, ze lieten een feitelijk zelfstandige Koerdische entiteit na, met evenwel een Koerd als president van Irak om de eenheid van het land te onderstrepen. Wat met een centrale regering in Kabul? Wordt daarover met de Taliban onderhandeld? Amerikanen en Britten onderhandelen al een tijdje afzonderlijk met Talibanleiders. In Qatar hebben die Taliban nu een verbindingsbureau, maar de echte onderhandelingen hebben hoogst waarschijnlijk plaats in de buurt van Quetta, de hoofdstad van de Pakistaanse provincie Baloetsjistan waar de top van de Taliban verblijft.
Fundamentalisten?
Het favoriete maar discrete kanaal is Saudi-Arabië, een vriend van de VS en van die Taliban. Vergeten we tenslotte niet dat Washington geen enkele moeite heeft met het moslimfundamentalisme van de Taliban. Het gaf jarenlang geld, wapens en instructeurs aan de meest radicale Afghaanse bewegingen die de Sovjettroepen en de regering in Kabul bevochten. Het deed dat in nauwe samenwerking met de fundamentalisten van Saudi-Arabië.
Het steunt vandaag fundamentalisten in Libië, Syrië, Bahrein… het mogen dan al fundamentalisten zijn, als het maar de onze zijn.
De huidige Afghaanse president Karzai heeft dus alle redenen om bezorgd te zijn over het lot van hemzelf en zijn omgeving. De omvang van de corruptie doet, alle verhoudingen in acht genomen, sterk denken aan die van het collaboratieregime in Vietnam. De afkeer van zijn regime is bijzonder groot, ook bij de Pathanen al is hij er zelf een. Karzai tracht zich in te dekken en zoekt toenadering tot de Pakistaanse militairen. Maar die zijn bijzonder ontstemd over zijn vriendschap met Pakistans grote vijand India. Karzai zal wel voldoende geschiedenis kennen om te weten dat Washington weinig zal doen om het hachje van deze genante collaborateur op te offeren als het daarmee het gezichtsverlies kan beperken.
(Uitpers nr. 140, 13de jg., maart 2012)