Het Antwerpse Hof van Beroep had op maandag 7 september 2008 een tweede zittingsdag in het proces tegen Dyab Abou Jahjah en Ahmed Azzuz. Het Openbaar Ministerie en de verdediging van beide AEL-leden werden gehoord. Uitpers zat mee in de zaal.
De Rechtbank van Eerste Aanleg veroordeelde op 21 december 2007 Dyab Abou Jahjah en Ahmed Azzuz tot een jaar effectieve opsluiting en het betalen van een schadevergoeding van meer dan 5.000 euro voor hun zogenoemde opruiende rol in de straatrellen die op 26 november 2002 uitbraken na de moord op Mohammed Achrak. De man werd doodgeschoten in de Borgerhoutse Schapenstraat door zijn 66-jarige overbuur die met zware psychische problemen kampte. De dader werd meteen opgepakt en later geïnterneerd.
Abou Jahjah en Azzuz tekenden beroep aan tegen deze uitspraak. Tijdens de eerste procesdag van 26 mei 2008 had de verdediging drie getuigen opgeroepen die een nieuw licht op de feiten konden werpen: de toenmalige korpschef van de Antwerpse politie Luc Lamine, radiojournalist en buurtbewoner Jef Lambrecht en socioloog Ludo de Witte. (zie Uitpers van juni 2008). Vooral de getuigenis van Lamine maakte indruk omdat uit zijn genuanceerde toelichting een heel ander beeld ontstond van het optreden van Abou Jahjah en zijn kompaan.
Combattief verweer
Het Openbaar Ministerie, vertegenwoordigd door aanklager Bjorn Backx, eiste in zijn openingstoespraak tijdens de tweede zitting opnieuw een gevangenisstraf van één jaar voor Jahjah en Azzuz. Voor de parketmagistraat bestond er geen twijfel: de twee AEL-kopstukken hebben allochtone jongeren aangezet tot het plegen van baldadigheden. In dezelfde zin argumenteerde ook de advocaat van de verzekering dat de verklaring van radiojournalist Jef Lambrecht irrelevant was en die van socioloog en journalist Ludo de Witte nietig omdat hij zogezegd het beroepsgeheim zou geschonden hebben door het strafdossier van 4000 paginaÆs in te kijken.
Meester De Becker, de verdediger van Abou Jahjah, weerlegde in een zeer onderbouwd betoog puntsgewijze alle feiten die zijn cliënt ten laste worden gelegd en dat deed ook de verdediger van Ahmed Azzuz. Het laatste woord kwam toe aan de twee veroordeelden. Abou Jahjah verzekerde het hof dat hij die avond alleen de gemoederen had willen bedaren. “De AEL heeft ervoor gezorgd dat alles nog binnen bepaalde perken is gebleven. Wij hebben veel erger kunnen vermijden. Wij hebben de jongeren kunnen afleiden naar de moskee in de Borgerhoutse Van Montfortstraat en daar heb ik hen op hun uitdrukkelijke vraag toegesproken. Dat was trouwens zeer ongewoon in een moskee, want ik ben geen imam, maar toch heb ik het gedaan. Ik heb hen aangeraden naar huis te vertrekken en de meesten hebben dat ook gedaan, behalve een kleine minderheid die mij zelfs een verrader hebben genoemd.” Abou Jahjah liet tijdens zijn uiteenzetting blijken dat hij nog niets van zijn combattiviteit had ingeboet. “AEL is een emancipatorische beweging die men via de politiek en de pers heeft proberen te demoniseren. We waren zogezegd een privémilitie, we organiseerden illegale burgerpatrouilles, smokkelden bloeddiamanten, maakten ons schuldig aan witwassen, we verzamelden wapens in onze huizen, we wilden van Borgerhout een no go zone maken en wat al meer. Iedereen heeft meegedaan aan die criminalisering. In die zin is dit een politiek proces, zei” Abou Jahjah die voor rechter Van Leuven toch nog snel een en ander in een historisch perspectief wist te plaatsen. “Wij relativeren dat nu en begrijpen dat ook de vrouwenbeweging en de Vlaamse beweging eerst zwaar hebben moeten incasseren vooraleer ze erkend werden als een legitieme beweging in de samenleving.”
Ook Ahmed Azzuz trad even uit de schaduw van Abou Jahjah en liet zich evenmin onbetuigd. Hij benadrukte dat hij en Abou Jahjah hun werk zijn kwijtgeraakt, omdat iedereen hen zag als relschoppers. “We werden behandeld als paria’s, heel onze politieke beweging heeft daaronder geleden.”
Veroordeling of eerherstel?
Op 6 oktober zal het Antwerpse Hof van Beroep uitspraak doen. Op basis van de feiten en argumenten die op de twee zittingsdagen bij elkaar werden gebracht blijkt dat het strafdossier van 4000 paginaÆs een lege doos is die aan alle kanten rammelt. Of rechter Luc Van Leuven en zijn twee bijzitters dat ook vinden, zal nog moeten blijken. De journalist Tom Naegels die ook aanwezig was in de rechtzaal zei in De Standaard van 9 september: “Sommigen zeggen dat de rechtbank niet anders kan dan Jahjah en Azzuz te veroordelen. Want een vrijspraak zou een blamage zijn voor de politieke en gerechtelijke wereld, nadat ze Jahjah zo gedemoniseerd hebben. Maar ik weiger in een dergelijke complottheorie te geloven. Ik geloof in de objectiviteit van onze rechterlijke macht.” Ik ben op dat vlak minder optimistisch, maar ik hoop dat Naegels gelijk heeft.
Jahjah, Azzuz en hun advocaten gaan onverkort voor vrijspraak. Ze willen het daarbij trouwens niet laten. Vooral de uitspraak van Brice De Ruyver, veiligheidsadviseur van toenmalige premier Guy Verhofstadt, ligt hen zwaar op de lever. “Brice De Ruyver heeft toen letterlijk gezegd dat wij uitgeschakeld moesten worden,” zegt Abou Jahjah in een interview met Tom Naegels in De Standaard van 14 september. “Als we binnenkort worden vrijgesproken û en dat zal gebeuren û dan zullen wij die mensen voor de rechter slepen. Antoine Duquesne, Brice de Ruyver, zij zullen zich moeten verantwoorden voor hun uitspraken. Dat is een principiële kwestie voor ons: het gaat om een normalisering van de verhoudingen.”
Walter Lotens
(Uitpers, nr 102, 10de jg., oktober 2008)