Noem het maar ‘ironie van de geschiedenis’. Op 1 september 2019 woonde Duits bondspresident Walter Steinmeier in Polen twee indrukwekkende plechtigheden bij die het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog, tachtig jaar geleden, herdachten; hij vroeg daar om vergiffenis voor wat nazi-Duitsland Polen had aangedaan. Op diezelfde eerste september triomfeerde aan de andere kant van de na-oorlogse Oder-Neisse-grens AfD-lijsttrekker Andreas Kalbitz, die in Brandenburg bij de deelstaatverkiezingen bijna een kwart van de uitgebrachte stemmen had binnengerijfd.
Als ironie kon het tellen: Kalbitz ging in zijn jonge jaren graag kamperen met een soort neo-Hitlerjugend (achter dezelfde initialen HJ verhuld als ‘Heimattreue Jugend’) en was recent in Athene te gast bij een (nog extremer-rechtse) afsplitsing van de beruchte neo- nazistische ‘Gouden Dageraad’, terwijl aan de gevel van het hotel een hakenkruisvlag wapperde.
Dat is dan een van de jonge ‘veelbelovende’ leiders van de Alternative für Deutschland (AfD), die volgens de 78-jarige coryfee en (nog) partijleider Alexander Gauland een rechtse, maar democratische ‘burgerlijke’ partij is, die niets liever vraagt dan met de CDU burgerlijke regeringen te vormen die de ware wil van het volk zouden vertolken. De ‘grondstroom’ als het ware …hier te lande ook welbekend. (Tussen deze haakjes: uit de debatten tijdens en na de Duitse verkiezingsnacht had je inderdaad zonder moeite – uit diverse zijden trouwens – minutenlange uittreksels kunnen aanhalen die evengoed uit een Belgisch/Vlaams debat konden komen.)
Een spectaculaire sprong voorwaarts van de AfD in de Oostduitse deelstaten Brandenburg en Saksen was verwacht en gevreesd, maar uiteindelijk eindigde die partij – die nauwelijks nog van extreem-rechts te onderscheiden valt – telkens slechts als tweede grootste. Slechts ?? Van “slechts een blauw oog” of “opgestoken middenvinger” over “verheugde verliezers” tot “laatste waarschuwing”, “alarmsignaal” of ronduit “catastrofe”… hoe uiteenlopend de commentaren ook werden samengevat, ze draaiden alle wel om dezelfde kern: “het is erg, zeker, maar het had erger gekund”.
Neen: het wàs erger. Pientere medewerkers van ‘Der Spiegel’ becijferden dat de AfD in beide deelstaten samen het hoogste aantal stemmen had behaald, kort voor de CDU, ver voor de SPD. En zoiets voor een partij die nog maar een vijftal jaar bestaat, maar bij de bondsdagverkiezingen van 2017 al ruim 12 % behaalde.
De zucht van opluchting die zondagavond weerklonk dient dus gerelativeerd … evenzeer als de weinig originele goede voornemens van de fors aangeslagen traditionele partijen. Nog meer dan voorheen in gesprek gaan met de kiezers, nog meer dan voorheen aandacht schenken aan de frustraties van de ‘Ossis’ die zich genegeerd voelen, nog meer dan voorheen duidelijk maken dat een duidelijke scheidingslijn loopt tussen de AfD en de democratische partijen. Daar ligt trouwens nog zo’n ironie-van-de-geschiedenis: dezelfde voornemens werden jaren geleden ook geuit toen ‘die Linke’ – toch nog altijd waargenomen als erfgenaam van het DDR-regime – zowat overal in het oosten van Duitsland meer dan twintig procent van de kiezers wist te bekoren. Dat die Linke nu nog maar nipt boven tien procent bleef, zegt veel: de ‘proteststemmen’ zijn duidelijk naar zeer-rechts opgeschoven.
Toch even de resultaten in herinnering brengen. In beide deelstaten eindigde de AfD nipt tweede, omdat ondanks zware verliezen de respectieve minister-presidenten (in Saksen CDU, in Brandenburg SPD) op het nippertje de schade wisten te beperken – ten koste overigens van andere democratische partijen.
In Brandenburg (totnogtoe geregeerd door een coalitie van SPD met die Linke) behaalde de SPD 26.2 procent van de geldig uitgebrachte stemmen, de AfD 23.5 %, de CDU 15.6 %, die Linke 10.7 %, en de Groenen 10.8 %. De liberale FDP haalde met 4.5 % de kiesdrempel niet, de ‘Freie Wähler’ (met 5.0 %) nipt wel. Die laatste formatie is in de oostelijke deelstaten een betrekkelijke nieuwkomer; in Beieren vormt ze samen met de CSU de regering.
In Saksen – sinds de aansluiting van de voormalige DDR bij de bondsrepubliek een bastion van de CDU – verloor die partij weliswaar nog ‘s meer dan 7 procent, maar wist zich met 32.1 % van de stemmen toch te handhaven kort voor de 27.5 % van de AfD. Die Linke kregen nog 10.4 %, de Groenen 8.6 %. Liberalen en Freie Wähler strandden onder de kiesdrempel. En de SPD behaalde ocharme 7.7 % … in wat ooit het ‘stamland’ was van de grootste Europese sociaaldemocratie. Pijnlijk, zeg dat wel. En dan is het maar een erg schrale troost vast te stellen dat de sociaaldemocratie er in haast alle andere Europese staten even belabberd voorstaat.
Uit een ander cijfer viel al evenmin troost te halen. In Duitsland bestaat, zoals dat hoort in een democratie, geen opkomstplicht; maar nu trokken in beide deelstaten veel meer kiezers dan voorheen naar de stembus: telkens ongeveer twee derden, in plaats van 40 % (Saksen) of 48 % (Brandenburg) vijf jaar geleden. Alleen … kwamen die voormalige ‘spijbelaars’ voor het overgrote deel terecht bij … de AfD.
Algemene oorzaken aanduiden voor de steeds dramatischer achteruitgang van de beide grote ‘volkspartijen’ van weleer viel niet moeilijk: het overal in de wereld oprukkende populisme, de gevoelens van onzekerheid en machteloosheid waarop de traditionele politieke klasse – van welke kleur ook – kennelijk geen afdoend antwoord weet te geven, het daarmee samenhangend verdwijnen van ‘trouwe’ kiezers (die luidens peilingen alleen nog bij 60-plussers te vinden zijn), enz. Dit deel van de analyse is bekend, en het moet ook buiten Duitsland zorgwekkende verkiezingsresultaten helpen verklaren. Daarbij is het maar de vraag of het aanzwengelen van een ‘links-populisme’ (zoals sommige linkse politicologen suggereren) dat tij echt kan keren.
Specifiek voor Duitsland rees onvermijdelijk ook de vraag of het ongenoegen dat – nog maar ‘s – zo massaal tot uiting werd gebracht al dan niet typisch is voor het oosten van Duitsland. Lees: voor de ex-DDR. Antwoord: jein, zoals de Duitsers dat zeggen: ja én neen. Het diffuse ongenoegen bestaat ook elders, en niemand durft stellen dat de AfD in de westelijke deelstaten niet zou vooruitgaan. Maar er is zeker ook een specifieke ‘DDR’-factor, of liever: een syndroom van factoren.
Objectief zijn de mensen in het oosten nog altijd tweederangsburgers: lonen en uitkeringen zijn er lager, maar het leven is er haast even duur. Aan de grondwettelijke verplichting voor de overheid om te zorgen voor ‘gelijkwaardige levensvoorwaarden’ is dus nog steeds niet voldaan, terwijl binnenkort de dertigste verjaardag mag worden gevierd van de val van de Muur. Verrassend wellicht: men weet en erkent dit: in peilingen over heel Duitsland geeft ongeveer een derde van de burgers toe dat de ‘Ossis’ nog tweederangsburgers zijn.
Daarenboven, zo werd ook aangevoerd, wordt nu van die ‘Ossis’ voor de zoveelste keer in die dertig jaar een geweldige aanpassing verwacht. Vanwege de klimaatbekommernissen moeten het delven en gebruiken van steenkool en (in het oosten vooral) bruinkool in versneld tempo worden teruggeschroefd. Maar in een goed deel van Brandenburg en Saksen was die bruinkoolwinning tot voor kort een vitaal deel van de regionale economie. Nadat dus tot minstens tien jaar na de ‘Einheit’ in het oosten tienduizenden banen verloren gingen vanwege het gebrek aan competitiviteit in een radicale vrije-markteconomie, dreigt nu opnieuw massaal banenverlies. En nu de mensen in de DDR wel goed geïnformeerd zijn, horen ze ook dat overal in Duitsland zwaar economisch weer op komst is, en vrezen zij daar de eerste slachtoffers van te worden. Angst en onzekerheid zijn in het stemhokje slechte raadgevers.
Maar, zei de burgemeester van een sympathieke kleine stad in Brandenburg, “het is toch al geruime tijd niet meer op de eerste plaats een kwestie van centen. Een overweldigende meerderheid van mensen geeft toe dat ze het beter heeft dan vroeger”. Maar wat stéékt en blijft steken is het gevoel “übergangen zu sein”: dat de Duitse overheid zich te weinig heeft aangetrokken van wat de ‘Ossis’ zorgen baart. Infrastructuur en stadsrenovatie mogen gezien worden, maar “dat gaat over stenen”; “om de zielen heeft zich niemand bekommerd”.
Geen wonder dus dat onlangs Petra Köpping, een SPD-belofte uit Saksen, hoge ogen gooide met haar boek “Integriert doch erst mal uns”. Die titel vat het syndroom haast perfect samen: het gevoel jarenlang miskend te zijn, én het gevoel (door de AfD krachtig aangewakkerd) dat aan de ‘vele’ (nu ja….) vluchtelingen en asielzoekers meer aandacht en geld wordt besteed dan aan de eigen bevolking. Het gevoel van verwaarlozing leeft overigens al lang niet meer alleen in de oostelijke deelstaten. Ook in het westen loopt het platteland leeg: geen scholen meer, (zo goed als) geen openbaar vervoer, geen artsen meer.
Minder poëtisch maar minstens even hard oordeelde minister-president Rainer Haseloff (CDU) van de oostelijke deelstaat Saksen-Anhalt: “als we de echte catastrofe willen vermijden moeten nu echt de vele beloften ook snel en tastbaar worden uitgevoerd; dit is de laatste kans vóór 2021”, wanneer er bondsdagverkiezingen zijn.
Of de GroKo, de grote coalitie van christen- en sociaaldemocraten, het tot ‘21 uitzingt is niet eens zeker. In de CDU rommelt het minder dan in de SPD, maar rustig is het ook daar niet. Terecht werd opgemerkt dat de CDU telkens het meest verliest waar zij zich het minst duidelijk tegen de AfD afzet. Maar dat belet de rechtervleugel in de partij niet om aan te dringen op een rechtsere koers om zo kiezers ‘terug te winnen’.
De SPD zit met een ander probleem. Sinds de jonge, vrouwelijke en ooit radicale voorzitter Andrea Nahles de handdoek in de ring heeft gegooid, wordt de partij ‘waarnemend’ geleid door een trio regionale ‘groten’ in afwachting van de verkiezing van een nieuwe voorzitter. Verschillende kandidaten-duo’s doen nu een ronde doorheen het land, en dan kunnen de nog ongeveer 435 000 leden tot uiterlijk 26 oktober uitmaken wie de partijteugels in handen krijgt. Indien één duo of individuele kandidaat niet meteen de helft-plus-een van de stemmen haalt, volgen verdere stemrondes. Begin december wordt de nieuwe partijleiding dan formeel bevestigd op een congres. Maar vooral: kort nadien wordt de evaluatie opgemaakt van twee jaar regeringswerk in coalitie met de CDU. Tegen die formule bestond meteen na de verkiezingen van 2017 al taaie weerstand, en wanneer de dalende electorale trend aanhoudt zal het verzet tegen die ‘zelfmoord-coalitie’ nog toenemen.
Voor het zover is, vindt echter eind oktober nog een derde deelstaatverkiezing plaats, nu in Thuringen, waar de AfD haar meest radicaal-rechtse boegbeeld in de strijd gooit…