De Europese staats- en regeringsleiders hielden in Brussel op 8-9 december 2011 hun achtste top van het jaar; het doel was onveranderlijk het vinden van een oplossing voor de eurocrisis. Termen als ‘top van de laatste kans’ kunnen lijken op dramatisering door spektakelbeluste journalisten, maar dramatische ontwikkelingen worden ook door zakelijke waarnemers van de Europese scène niet meer uitgesloten. Of de euro 2012 zal overleven is niet zeker, en zonder het koninginnenstuk zou van de EU zelf niet veel overblijven. Redenen genoeg dus om na te gaan wat de Europese leiders er te elfder ure op gevonden hebben.
We hebben het dan niet over het ‘drama’ waartoe de top gemakshalve herleid werd in de media: de kwaadwillige Britse premier Cameron die zijn Europese vrienden weer eens afvalt en geen gemeenschappelijk verdrag wil tekenen, de zoveelste versie van het perfide Albion. Als we geven aan Albion wat Albion toekomt, dan is dat het Engelse pond. De eurozone heeft daar geen last van, alle last komt van de euro, en men zou er zich eigenlijk moeten over verheugen dat tenminste een paar landen (Groot-Brittannië, Denemarken, Zweden …) niet tot de eurocrisis kunnen bijdragen.
Eurocrisis: waarom?
Nu is de eurocrisis vrij gemakkelijk te begrijpen. Er zijn geen mysterieuze monetaire fenomenen in het spel, ook geen onverantwoorde geldverspillende overheden, wel een constructiefout van de Europese muntunie. Want zie, al heeft de in 2007 uitgebroken financiële crisis ook (en vooral) in de USA en in Groot-Brittannië huisgehouden, men spreekt niet van een dollarcrisis of een crisis van het pond sterling. Men spreekt wel, en steeds meer, van een crisis van de euro, en dat zal in 2012 ook nog zo zijn. Waarom ? Heel eenvoudig: voor de dollar-muntunie (de USA) is de Amerikaanse centrale bank (‘Fed’) de garantie dat Amerikaanse schulden zullen terugbetaald worden (kredietverlener in laatste instantie, ‘lender of last resort’), de Fed kan zoveel dollars creëren als nodig [1] is. Idem dito voor Groot-Brittannië, dat niet het mikpunt is van de ‘markten’, niettegenstaande een staatsschuld van 80% van het BBP (2010), een begrotingstekort van 10% en een weinig benijdenswaardige economische conditie. Ook hier staat de Engelse centrale bank garant dat schulden uiteindelijk zullen gehonoreerd worden.
En in de Europese Muntunie ? De EMU en haar centrale bank (ECB) steunen op nooit eerder vertoonde principes. De ECB is zeer uitdrukkelijk niet de kredietverlener in laatste instantie voor de lidstaten van de eurozone; artikel 123 van het verdrag van Lissabon verbiedt het formeel. Als een lidstaat geld moet lenen, moet dit gebeuren op de financiële markten, bij de private kredietverleners. Nog groter wordt de verbazing als men weet dat de private kredietverleners zelf wél kunnen lenen bij de ECB, en aan een zeer laag tarief! Terwijl we dit artikel schrijven, is zelfs de grootste leningsoperatie ooit [2] door de ECB toegestaan: op 21 december werd aan 523 banken een totaal bedrag van 489 miljard euro uitgeleend, tegen een rente van 1%. De bestemming van dit geld is onduidelijk [3]. Maar het weze duidelijk dat artikel 123 van het verdrag van Lissabon de banken geen windeieren legt: geld geleend bij de ECB tegen 1% wordt bv. uitgeleend aan de Belgische staat, die daarvoor 4,5% rente betaalt. Elk geleend miljard levert dus jaarlijks 35 miljoen euro op. Het kan beter: Italië moet 7% betalen, wat 60 miljoen opbrengt per jaar, en wat even weinig werk vraagt. Het risico op niet-terugbetaling is misschien groter, maar hebben de voorbije crisisjaren niet ten overvloede bewezen dat Europese overheden nog liever hun burgers uitkleden dan hun banken? Kortom, de Europese muntunie is een droom voor de banken, maar steeds meer een nachtmerrie voor de Europeanen!
Vanwaar deze monetaire anomalie? Men verwijst in dit verband vaak naar de grote invloed van de Bundesbank bij het ontstaan van de Europese monetaire unie, en naar de Duitse versie van het neoliberalisme, het ‘ordoliberalisme’, een theorie die vóór de tweede wereldoorlog ontstond en zich liet gelden bij de inrichting van het naoorlogse Duitse ‘Wirtschaftswunder’. Dit ordoliberalisme [4] huldigt een ‘sociale markteconomie’ met de markt als regelend (‘ordenend’) principe (maar de staat moet op haar beurt regelend optreden opdat de markt zijn rol zou kunnen spelen.) Overheden die voor hun financiering aangewezen zijn op de financiële markten, zullen daardoor gedisciplineerd worden. Maar het is te eenvoudig om de bakermat van het monetaire marktdenken in het naoorlogs Europa alleen aan één zijde van de Rijn te zoeken. Ook in Frankrijk waren er vroege aanzetten daartoe. De wet 73-7 van 3 januari 1973, soms de ‘loi Rotschild’ genoemd en uitgevaardigd door toenmalig minister van financiën Valéry Giscard d’Estaing (de latere voorzitter van de ‘conventie’ die de gesjeesde Europese grondwet voorbereidde), verplaatste het recht tot monetaire creatie in Frankrijk van de centrale bank naar de privésector. Blijkbaar heeft het Europees marktfundamentalisme vele vaders…
Hoe dan ook, het werd al van bij het verdrag van Maastricht (1992) duidelijk dat de geplande muntunie een speciale toets zou verlenen aan de Europese versie van het neoliberalisme. Zelfs een liberale economist als de Leuvense professor Paul De Grauwe twijfelde toen reeds aan de werkbaarheid van de geplande constructie die, ironisch genoeg, met de volle steun van de Europese sociaal-democratie tot stand kwam. (De Franse socialist Jacques Delors was commissievoorzitter van 1985 tot 1995 en stond mee aan de wieg van de muntunie.) Maar de onheilsprofeten hadden ongelijk, zo leek het toch in de eerste jaren na de lancering van de euro (1 januari 2002).
Helaas, een paraplu met gaten doet het ook goed … zolang het niet regent. De zware financiële stormen die vanaf 2007 losbarstten (Amerikaanse subprime crisis, val van Lehman Brothers in 2008, wereldwijde banken- en kredietcrisis) legden de constructiefouten van de Europese muntunie bloot. Een fait divers als de vervalsing van de Griekse overheidsstatistieken [5] nam de dimensies aan van een continentale catastrofe. Ook de fundamentalisten van Europese centrale bank en commissie moesten zich bij de feiten neerleggen: zonder tussenkomst van de ECB, zonder overtreding van artikel 123 van het verdrag van Lissabon, zou de zo bewierookte ‘marktordening’ tot een onoverzienbare chaos leiden. Er werden op twee weekends (begin mei 2010) voor honderden miljarden fondsen en waarborgen bijeengescharreld om de eerste branden te blussen en de brandstichtende speculanten in te tomen. De geschiedenis van de Europese Unie sindsdien is een aaneenschakeling van spoedbijeenkomsten die steeds maar nieuwe miljarden zoeken. Er wordt overal gezocht: bij de overheden, bij de Chinezen, bij het Internationaal Muntfonds (IMF), in de zakken van de burgers, overal … behalve bij die ene oneindige bron van euros die de ECB is. Ja, er werd wat staatsschuldpapier opgekocht, zo ‘n 200 miljard euro sinds mei 2010; maar we zegden toch reeds dat er op één dag, 21 december 2011, voor bijna 500 miljard aan de private banken werd geleend? En bij elke ‘reddingsoperatie’ in het verleden deed zich telkens weer hetzelfde scenario voor: de ‘markten’ laten een zeker goedkeurend gegrom horen, de rente op de staatsschuld daalt … om na korte tijd opnieuw de hoogte in te gaan. En er is nog maar geblust in Griekenland of het flakkert op in Ierland, Spanje, Portugal, Italië of België.
Dit alles als achtergrond voor de ‘top van de laatste kans’ van 8-9 december, als toetssteen voor de evaluatie ervan. Is er daar lering getrokken uit de voorbije anderhalf jaar? Zal de ECB de wind uit de zeilen halen van de speculanten en de ratingbureaus door rechtstreeks te lenen aan de lidstaten in plaats van via de omweg langs de private financiers? Of zouden er tenminste euro-obligaties uitgegeven worden, die voor hun financiering nog wel beroep doen op de private sector, maar die dezelfde relatief lage rente impliceren van Athene tot Helsinki? En begint men in te zien dat het soberheidsbeleid niet alleen onrechtvaardig is, maar ook economisch absurd? Dergelijke inkeer zou misschien nog net op tijd komen om een vermenigvuldiging van het Griekse scenario te vermijden en nieuwe branden te voorkomen. Dat zou dan de nodige ruimte moeten scheppen om de problemen in de diepte aan te pakken, het uiteendrijven van twee Europa’s te stoppen en van de eenheidsmunt (what’s in a name…) een bindmiddel te maken in plaats van een splijtzwam.
Beslissingen op de top van 8-9 december
Laten we het meteen maar duidelijk stellen: de top heeft geen enkel nieuw initiatief voortgebracht, het betreft alleen het herhalen, onderstrepen, eventueel versterken of vervroegen van reeds bestaande initiatieven.
Wat het financieel brandblussen betreft, werd overeengekomen dat de eurozone 150 miljard euro ter beschikking stelt voor hulp aan eurolanden, en er werd gerekend op nog 50 miljard van buiten de eurozone. Deze operatie zou niet via de EU zelf, maar via het Internationaal Muntfonds gebeuren. De omweg via het IMF heeft als ‘voordeel’ dat deze instelling haar gekende eisen kan stellen op het vlak van neoliberale hervormingen; het vermijdt ook formeel de overtreding van het verdrag van Lissabon dat onderlinge steun tussen lidstaten of steun vanuit de ECB verbiedt. Maar reeds enkele dagen na de top bleek dat men van buiten de eurozone op niets moest rekenen; en zelfs binnen die zone was er verzet van Duitsland (dat 45 miljard moet bijdragen) en Finland.
Een ander initiatief in hetzelfde register was de intentie om het Europees Stabiliteitsmechanisme [6] ESM een jaar vroeger van start te laten gaan , in juli 2012 i.p.v. 2013. Maar de middelen worden beperkt tot 500 miljard euro, een weinig indrukwekkend bedrag in het licht van herfinancieringsnoden van grote lidstaten in moeilijkheden (Italië tegen de 300 miljard in 2012, meer dan 150 miljard in 2013, Spanje telkens rond de 130 miljard …). De toekenning van leningen uit dit fonds zou iets gemakkelijker worden omdat beslissingen niet met unanimiteit, maar door meerderheidsstemming zouden genomen worden. Maar Finland tekende hiertegen al verzet aan. Nu is het wel zo dat geen enkele lidstaat uit vrije wil gebruik maakt van de Europese fondsen of hun IMF-avatar, omdat dan een trojka van EC-ECB-IMF-agenten het bewind overneemt en draconisch tekeer gaat. Maar een nieuw wetsvoorstel [7] van de Commissie voorziet in het verplicht aanvaarden van ‘hulp’ door een euroland in moeilijkheden.
De top besliste ook een nieuw pact te sluiten, dit keer een ‘budgetpact’ (fiscal compact in het Engels, waarbij ‘fiscal’ betrekking heeft op de overheidsbegroting, niet op belastingen). Groot-Brittannië bleef er buiten, maar alle andere, ook niet-eurolanden sloten er zich bij aan. Er is nog grote onduidelijkheid wat de juridische basis van een dergelijk ‘verdrag van 27 min 1’ zou zijn, maar belangrijker is de vraag wat het zou uithalen om de bestaande ondeugdelijke remedies nog wat te verstrakken en in een pact in te schrijven. Een eerste ontwerp [8] van het pact werd 10 dagen na de top bekendgemaakt; men hoopt op een eindontwerp tegen 20 januari en goedkeuring eind maart 2012, waarbij een minimum van 9 eurozonelanden ermee moeten instemmen. De belangrijkste voorstellen in de 14 artikels zijn vlug samengevat. Het stabiliteitspact [9] wordt aangescherpt door de begrotingstekorten tot 0,5% van het BBP te beperken (i.p.v. 3%) en dit principe als ‘gulden regel’ in de grondwet te laten inschrijven. Er komen aparte topbijeenkomsten van de eurozonelanden, minstens twee maal per jaar. Een lidstaat kan een andere lidstaat voor het Europees Hof van Justitie dagen omwille van overtreding van de budgettaire orde. Van enige inkeer is dus geen sprake.
Top van de laatste kans?
Dit soort voorstellen zijn we intussen dermate gewoon van de Europese leiders, dat onze verontwaardiging gepaard gaat met een hoop ongeloof: is dat werkelijk alles waar ze in hun nachtelijke zittingen konden op komen? Wat haalt dit uit voor het bezweren van de eurocrisis? We zijn begonnen met de problematiek van de eurocrisis te schetsen. Tegen deze achtergrond moeten we vaststellen dat de december-top geen enkele fundamentele kwestie aanpakte. Er is geen sprake van een centrale bank die de normale rol van dergelijke instelling speelt, nl. goedkoop krediet verlenen aan de lidstaten. Ook van de zwakke versie daarvan, nl. de creatie van Europese obligaties (eurobonds), is nog steeds geen sprake. Van Rompuys diensten zouden wel een haalbaarheidsstudie ondernemen, met het oog op een eventuele invoering ervan op lange termijn.
Het heeft iets irreëels als er enerzijds sprake is van de top van de laatste kans, en anderzijds de realistischere oplossingen ofwel verworpen worden, of naar een verre toekomst verwezen. Wat steekt hier eigenlijk achter? Duitsland, zal men zeggen, en men kan niet ontkennen dat Berlijn een doorslaggevende rol speelt in de huidige patstelling. Ideeën als eurobonds zijn immers absoluut geen linksradicale of andersglobalistische uitvinding; ze worden verdedigd door Europese sociaal-democraten en liberalen, Verhofstadt (fractieleider van de Europese liberalen in het Europees parlement) is er een fervent voorvechter van. Over het blijvend verzet van Duitsland kan men enkele hypothesen formuleren:
- Het is natuurlijk correct dat Duitsland momenteel de laagste rente geniet op zijn staatsleningen. Eurobonds zullen de Duitse rente iets doen stijgen. Ook het argument van de ‘moral hazard’ kan men begrijpen: met de ECB als kredietverlener in laatste instantie, of euro-obligaties, kunnen lidstaten gebruik of misbruik maken van goedkoop krediet, en aldus de euro verzwakken. Maar is dit voldoende om een suicidaire politiek te verklaren? Het is immers zonneklaar dat het uiteenvallen van de eurozone tot chaos zou leiden, die ook voor de Duitse bedrijven en banken zeer kwalijke gevolgen zou hebben. Duitsland heeft alle belang bij de euro, die haar in de voorbije jaren naar schatting jaarlijks 40 à 50 miljard euro voordeel opleverde. Het is moeilijk aan te nemen dat Duitse beleidsmakers dermate ordoliberalistisch ‘beneveld’ zouden zijn dat ze blindelings tegen een muur oprijden.
- Een theorie die steeds meer wordt gehoord is die van het ‘brinkmanship’. Met deze term wordt een vorm van blufpoker-diplomatie bedoeld die het extreme niet uit de weg lijkt te gaan, met de bedoeling de tegenpartij onder druk te zetten en zo zijn slag thuis te halen. Die ‘slag’ is in dit geval de soberheidspolitiek die nu veralgemeend is in heel Europa (België incluis, sinds er een regering is). Men zou dan moeten verwachten dat – eenmaal de ‘gulden regel’ van het begrotingsevenwicht in de grondwetten geschreven en het sanctieregime stevig op poten gezet – Berlijn uiteindelijk toegeeft op de rol van de ECB. Langs deze lijnen voorspelde de zakenadvocaat Blumberg een bocht va 180° in de Duitse monetaire politiek tegen midden 2012. [10]
Een spectaculaire bocht in de komende maanden lijkt de enige redelijke prognose. Hierbij speelt niet alleen de overweging dat de Duitse kapitalistische klasse zich toch niet in het eigen been zal schieten. Ook de kapitalistische belangen wereldwijd zijn niet gediend met het voortduren van de eurocrisis, die niet alleen voor recessie zorgt in Europa, maar een globale bedreiging wordt voor het hervatten van de business as usual. Het Witte Huis begint zich steeds meer met de zaak bezig te houden. Naar verluidt zeer frequente telefonische contacten Obama-Merkel, ontmoeting Obama-Merkel-Sarkozy voorafgaand aan de G20 in Cannes begin november, overleg in Washington eind november met Barroso en Van Rompuy (EU-US-summit), Europese rondreis van de Amerikaanse minister van financiën Geithner net voor de Europese top van december… Naast de Frans-Duitse as is ook de Atlantische oriëntatie van Duitsland een constante in de naoorlogse Europese politiek. Het is dan ook haast ondenkbaar dat de US dit bevoorrecht kanaal voor Europese beïnvloeding niet ten volle zou benutten om Berlijn op andere gedachten te brengen.
Redenen voor optimisme?
Beginnen we het Nieuwe Jaar met wat optimisme! Onderstellen we dus dat 2012 het jaar wordt waarin de EU komaf maakt met haar monetaire self-inflicted disease, en de ECB een rol laat spelen zoals elke centrale bank in de kapitalistische wereld. Zou daarmee ook een eind komen aan die andere EU-kwaal, de soberheidspolitiek, opgelegd door de Europese elites aan de rest van het continent? Er is geen enkele reden om dit aan te nemen (en nog minder om te hopen dat Obama hierover zou tussenkomen J ). Men zou kunnen redeneren dat een gebrek aan koopkracht bij de meerderheid van de bevolking, net zoals een blijvende financiële crisis, toch ook ongewenst is vanuit kapitalistisch perspectief, en dat Henry Ford net daarom zijn bandarbeiders méér ging betalen. Dat is zich echter vergissen van tijdvak. Het fordisme ligt dertig jaar achter ons, het neoliberalisme is de nieuwe leer en die huldigt net de permanente soberheid. Tien procent van het nationaal inkomen versast van de zijde van de arbeid naar die van het kapitaal, verdeling van winsten als dividenden en bonussen in plaats van herinvestering, op de been houden van een werklozenleger dat de druk op de lonen onderhoudt, deze ‘anomalieën’ zijn geen Duitse uitvinding maar de neoliberale partituur die overal ter wereld wordt gespeeld.
Echt optimistisch kunnen we slechts worden als de nationale arbeidersbewegingen gaan denken en handelen als geledingen van een Europese arbeidersbeweging, die haar eigen partituur speelt. Misschien kan er al een bescheiden begin gemaakt worden op 30 januari, wanneer de aangekondigde algemene staking in België samenvalt met de door Van Rompuy aangekondigde Europese top?
(Uitpers, nr. 138, 13de jg., januari 2012)
Voetnoten
[1] Dit betekent niet dat een centrale bank zonder beperking geld zal scheppen. Een teveel aan geld in omloop creëert inflatie en zal de koers van een munt doen dalen; ook deze effecten moeten beperkt blijven.
[2] Zie
http://www.andereuropa.org/korte-berichten/ecb-pompt-geld-in-eurozone/[3] De ECB rekent er waarschijnlijk op dat ze op deze manier indirect de druk verlicht op de landen met de grootste problemen, indien tenminste een groot deel van dit geld gebruikt wordt voor het opkopen van soevereine schuld. Maar 60% zou al nodig zijn voor het aflossen van kortlopende leningen, zodat slechts 191 miljard zou overblijven als netto-injectie in de banken. Bovendien moeten de Europese banken zich tegen juni 2012 herkapitaliseren, om aan de verplichting van 9% eigen middelen te voldoen. Zie hierover
http://euobserver.com/19/114709[4] Over het ordoliberalisme, zie de site
http://www.fbilger.com/.[5] Een ruwe berekening bewijst dat we over een fait divers mogen spreken. De Griekse economie beslaat ongeveer 2,5% van het BBP van de eurozone. Stel dat de vervalsing 10% bedraagt (een overdrijving) van het Griekse BBP, dan hebben we het over 0,25% van het eurozone-BBP. Een systeem dat niet bestand is tegen dergelijke kleine stootjes is een ondeugdelijk systeem, dat zou iedere ingenieur beamen.
[6] Zie
http://www.andereuropa.org/eu-faq/efsf-esm/ .[7] Zie
http://www.andereuropa.org/eu_financ_crisis/europese-commissie-lanceert-twee-nieuwe-oekazen-van-6-pack-naar-8-pack .[8] Beschikbaar op
http://www.andereuropa.org/korte-berichten/kladversie-budgetpact/.[9] Zie
http://www.andereuropa.org/eu-faq/stabiliteitspact/ .[10] De Tijd, 10 december 2011.