“Zionisme is als een man, die meent recht te hebben op een huis, dat aan een ander toebehoort. Wanneer hij het zich heeft toegeëigend, jammert hij vervolgens over de ‘vijandigheid’ van de voormalige eigenaar. Wat een ondankbaarheid! Hem is toch een kamer toegewezen, in zijn huis?Moraal: zolang de onteigenaar niet bereid is het gestolen bezit terug te geven, is verzoening niet mogelijk. Maar dan zal hij eerst moeten erkennen, dat hij een dief is”‘. Anoniem
”Als ik een Arabische leider was, zou ik nooit een overeenkomst met Israel tekenen.
Dat is normaal. We hebben hun land afgenomen. Het is waar, dat God het aan ons beloofd heeft, maar waarom zou hen dat interesseren? Onze God is niet de hunne. Er is het antisemitisme geweest, de Nazi’s, Hitler, Auschwitz, maar was dat hun fout? Zij zien maar een ding: wij zijn hier gekomen en hebben hun land gestolen. Waarom zouden zij dat aanvaarden?”
David Ben Goerion, de eerste Israelische premier, geciteerd door Nahum Goldman, in Le Paradoxe Juif, blz 21 [1].
Bovenstaande citaten vertolken op overtuigende wijze de wortels van het Midden-Oostenconflict, die niet zijn gelegen in de 41 jarige bezetting van de Palestijnse gebieden en zelfs niet in de etnische zuiveringen en massaslachtingen in de oorlog van 1948, maar in de ideologische stammoeder van de Staat Israël, het politieke zionisme [2].
Hoewel zich tot niets verplichtend of door enige gewetenswroeging geleid, sloeg David Ben Goerion in het bovenstaande citaat de spijker op de kop. Het zionisme was immers een in Europa ontstane onderneming, met als doel het creëren van een oplossingsstrategie voor het 19 eeuwse virulente anti-semitisme, met name in Oost-Europa, maar ook in een land als Frankrijk [3].
Deze oplossing moest volgens Thedodor Herzl, stichter van het politieke zionisme, worden gezocht in de stichting van een Joodse Staat in een land buiten Europa. Dit streven verwoordde hij in zijn in 1896 gepubliceerde boek ”Der Judenstaat”.
Overigens lag aanvankelijk voor Herzl de keuze van de toenmalige Turks-Ottomaanse kolonie Palestina niet van meet af aan vast, aangezien hij eveneens ideeën had in de richting van Argentinie en onderhandelingen met de Britse autoriteiten aanknoopte over de toenmalige Britse kolonie Oeganda. Eerst op het 7e zionistische Wereldcongres, in 1905, na zijn dood , zou de definitieve keuze op Palestina vallen.
De ware gedaante van het zionisme
Cynisch genoeg maakten de leidende zionistische voormannen er van meet af aan geen geheim van, dat de immigratie van Joodse pioniers naar Palestina gepaard zou gaan met de verdrijving van de autochtone bevolking uit hun woongebied, een enkele gewetensvolle uitzondering daargelaten [4].
Een notoir voorbeeld is artikel III van Herzl’s , aan de Turkse Sultan of wel de ”Verheven Porte” voorgelegd ontwerp-charter, die de Joden het recht zou geven, de bestaande plattelandsbevolking te deporteren. Overigens slaagden zowel Herzl als zijn opvolger Max Nordau, er niet in, toestemming van de Sultan te krijgen voor rechten, plichten en privileges ter vestiging van een Joodse gemeenschap in en Joodse immigratie naar Palestina [5].
Ook de ultraorthodoxe religieuze fanaticus Rabbi Chaim Simons maakt in zijn overigens onthullende historische overzichtswerk, melding van de door Joods-zionistische en internationale politici [waaronder de Amerikaanse president Roosevelt] gedane voorstellen tot transfer van de Palestijns-Arabische bevolking, vanaf 1895 tot 1947, toen het het jaar daarop ook werkelijk een feit was [6].
Zionisme, kolonialisme en superioriteitsdenken
Niet alleen blijkt uit het volledig negeren van de rechten van de autochtone Palestijnse bevolking, de aan het begin van de 20ste eeuw nog legitiem geachte kolonialistische en superioriteitsopvattingen tav de ”inboorling”, ook bij een aantal gezaghebbende auteurs zoals Catherine, Talens en Edel zijn talloze voorbeelden te vinden van de associatie tussen het kolonialisme enerzijds en het op de heersende superioriteitsideologieen gebaseerde zionisme (7).
Genoemd is reeds het voorstel tot transfer, dat door Herzl werd gedaan aan de Sultan. Een ander sprekend voorbeeld, ”uit eigen kring” is de uitspraak van de Joodse filosoof Ahad Ha’am, die reeds in 1891 schrijft:
”Wat doen onze broeders in Palestina? In de diaspora waren zijzelf slaven. In Palestina voelen zij zich vrij. Dat nieuwe gevoel roept een verlangen op naar despotisme. Zij behandelen de Arabieren wreed en vijandig, ontnemen hen alle rechten, kwetsen hen zonder reden en gaan bovendien nog prat op hun handelwijze” [8].
Vervolg van het drama
De Balfour declaratie en de rampzalige consequenties voor de Palestijnse bevolking
In 1914 brak de Eerste Wereldoorlog uit tussen de Geallieerden en de Centralen. Het Turks Ottomaanse Rijk steunde de Centralen [Het Duitse Keizerrijk en de Oostenrijks-Hongaarse monarchie] en wedde daarmee op het verkeerde paard. Groot-Brittannië en Frankrijk [met het Russische Tsarenrijk en sinds 1917 de VS de Geallieerden], verdeelden, met de overwinning in het vooruitzicht, de voormalige Turkse gebieden door middel van het Sykes Picotverdrag in 1916 [9]. Hiermee kwam Palestina in de Britse invloedssfeer.
Lord Rothschild, voorzitter van de Britse Zionistische Federatie, wendde zijn invloed aan en in 1917 kreeg hij, middels een brief van de Britse Minister van Buitenlandse Zaken, Lord Balfour, de verklaring, dat ”Zijner Majesteits regering de vestiging van een Joods Nationaal Tehuis in Palestina ondersteunde”. Wel werd er de restrictie gemaakt, dat ”de burgerlijke en religieuze rechten van de bestaande niet-Joodse gemeenschappen in Palestina, geen schade mag worden berokkend, evenals ”de rechten en de politieke status van de Joden in andere landen” [10].
Hoewel dit lijkt op een erkenning van het zelfbeschikkingsrecht van de Palestijnse bevolking, ben ik het met de auteur Talens eens, dat er van meet af aan een addertje onder het gras zat [11]. Gesproken wordt immers over ”de vestiging van een Joods nationaal Tehuis” en aan het eind over de ”politieke” rechten van Joden in andere landen, maar slechts over de ”religieuze en burgerlijke rechten van niet-Joodse gemeenschappen” ¨(12).
Hiermee was een voor het Palestijnse zelfbeschikkingsrecht zeer gevaarlijke toon gezet, met grote gevolgen. Niet voor niets wordt in de Israelische ”onafhankelijkheidsverklaring” verwezen naar de Balfour Declaratie. Wijzend op de toezegging aan Lord Rotschild en zeker naar aanleiding van de formulering, kan slechts geconstateerd worden, dat het Palestijnse zelfbeschikkingsrecht hier met voeten werd getreden
Palestina, Brits mandaatgebied
De jure werd het negeren van de Palestijnse rechten een feit, toen bij de San Remo vredesconferentie in 1920, Groot-Brittannië als Mandataris over Palestina werd aangewezen.
Het Mandaat nam zijn aanvang in 1922, met meename van de Balfour Declaratie. De Britten kwamen nu in de ”dubbele” positie, dat enerzijds Palestina voorbereid moest worden [volgens de Mandaatsopdracht] op de onafhankelijkheid, hetgeen betekende de erkenning van het Palestijnse recht op zelfbeschikking. Anderszijds echter was daaraan verbonden de Balfour Declaratie, die het ook volgens de gangbare kolonialistische opvatting geldende recht van de autochtone bevolking op een eigen bestuur [na de onafhankelijkheid uiteraard] frustreerde
Officieel ontkenden de zionisten in alle toonaarden, op Staatsvorming uit te zijn. Zo verzekerde Weizmann, op een vergadering in 1918 voor Palestijnen en Joden in Jaffa:
”….het is niet ons doel in Palestina de hoogste macht te grijpen, noch enige inboorling zijn bezit te ontnemen………. wij willen allen onder een rechtmatige Regering leven en alle geruchten en uitspraken, die anders beweren, zijn onjuist en ongefundeerd” [13].
Dertiger jaren
Officieel werd deze houding nog geruime tijd uitgedragen, totdat met het ontstaan van zionistische politieke organisaties, vakbonden en banken, die middels landaankoop de grip op Palestina vergrootten, de botsing met het Arabische nationalisme en het Engelse gezag onvermijdelijk werd. Deze escalatie leidde tot de tegen het Britse gezag en de groeiende zionistische invloed gerichte Grote Arabische Opstand tussen 1936 en 1939, die met harde hand door de Britten werd neergeslagen en aan duizenden Arabieren het leven kostte.
De rampspoed, VN-resolutie 181
De na de verschrikkingen van de holocaust op gang komende immigratiestroom droeg mede bij aan de versterking van de machtspositie van de zionisten, hetgeen uiteindelijk resulteerde in de aanname VN Resolutie 181, waarbij Palestina, over de ruggen van de Palestijnse bevolking, werd verdeeld in een Joods en een Arabisch deel. Jeruzalem zou een internationale status krijgen.
Het laatste deel van het treurspel, dat heeft geleid tot de Staat Israel is bekend. Op 14 mei 1948 riep David Ben Goerion eenzijdig de Staat Israël uit, wat leidde tot een verdere escalatie van de vijandelijkheden tussen zionisten en de later door enkele Arabische landen gesteunde Palestijnen [14].
De door het kersverse en nog niet tot de VN toegelaten Israël ingezette legeroperatie Plan Dalet, had als doel niet alleen de inname en verwoesting van zoveel mogelijke Palestijnse dorpen, maar de uitvoering van een lang gekoesterde zionistische wens, de verdrijving van een zo groot mogelijk deel van de Palestijnse bevolking [15].
Deze misdaad tegen de menselijkheid, etnische zuiveringen genoemd, voltrok zich in een periode van zes maanden en werd bespoedigd door vluchtgedrag, in paniek, vanwege een aantal door zionistische troepen geregisseerde massaslachtingen, zoals Deir Yassin [16].
Als reactie op Deir Yassin, maar daarom niet minder veroordelenswaardig, had er enkele dagen later een massaslachting plaats onder Joodse artsen en verpleegsters [17].
Balans
De balans van deze vuile oorlog was verschrikkelijk. Meer dan 750.000 Palestijnen waren verdreven, 521 Arabische dorpen verwoest en een aantal massaslachtingen had laatsgevonden.
Epiloog
Dit was het fundament, waarop de Staat Israël is gesticht. Dit is het ”feest” dat recentelijk door de zionistische Staat, voornamelijk westerse bondgenoten en ”christen” zionisten is gevierd.
Hierop is alle latere rampspoed van bezetting [nogmaals een etnische zuivering van 250.000 Palestijnen na de juni oorlog in 1967], nederzettingenpolitiek, Muurbouw en de met de bezetting gepaard gaande mensenrechtenschendingen, gebaseerd.
Het is zoals de anonieme schrijver aan het begin van dit artikel zei: Er is vreedzaam samenleven mogelijk en vrede, maar dan moet de dief zijn eigen diefstal erkennen en het gestolen bezit teruggeven.
De bezetting dient te worden opgeheven, de nederzettingen ontmanteld, de Muur afgebroken, het recht op terugkeer [toegekend volgens VN resolutie 194, dd 1948] van de vluchtelingen dient te worden geïmplementeerd.
En tenslotte dient de zionistische Staatsstructuur te worden beëindigd, waarna in een democratisch en seculier Palestina, alle huidige bewoners met gelijke rechten, kunnen samenleven.
Pas wanneer de dief de bezittingen heeft teruggegeven, is er vreedzaam samenleven tussen hem en de rechtmatige eigenaar, in een huis, mogelijk
(Uitpers, nr 99, 9de jg., juni 2008)
Geraadpleegde literatuur:
E.Talens, Een byzondere relatie. Het conflict Israel-Palestina nader bekeken
1897-1993, Soesterberg, 2005.
L. Catherine, Palestina, de laatste kolonie?, Berchem, 2002.
P. Edel, De schaduw van de ster, Berchem, 2002.
Rabbi Dr Chaim Simons, A historical survey of proposals to transfer Arabs from Palestine,
Copyright 2003 Chaim Simons.
Notenapparaat:
[1] Uitspraak Ben Goerion, zie:
http://users.skynet.be/bk291253/geschiedenis/onthullendeuitspraken/Onthullende%20uitspraken%20van%20Isra%EBlische%20politici.ppt#263,29,Dia 29
[2] Politiek zionisme:
Volgens schrijver E Talens en andere gezaghebbende bronnen, dient een onderscheid gemaakt te worden tussen het politieke en het niet-politieke zionisme. Bij het niet-politieke zionisme was slechts sprake van emigratie naar Palestina, zonder enige verdere politieke claim op het land. Doorgaans leefden de emigranten [grotendeels vrome pelgrims] vredig samen met de autochtone Palestijnse bevolking.
Het politieke zionisme uitte zich echter in de agressieve promoting van een ”Joodse Staat” in Palestina, met complete negatie van het recht op zelfbeschikking van de autochtone Palestijnse bevolking, op wie vaak ook met minachting en racistische vooroordelen werd neergekeken
[3] Affaire Dreyfuss
http://nl.wikipedia.org/wiki/Dreyfus-affaire
[4] Zo stelde Hillel Zeitlin op het zevende zionistische Congres in Basel in 1907 het volgende: ”Iedereen schijnt te vergeten, dat Palestina aan anderen toebehoort en dat het land geheel bewoond is”. Het naar Palestina brengen van de Joden kon volgens hem onmogelijk slagen, als die anderen niet verwijderd werden ”hetgeen door niemand zou mogen worden uitgevoerd”
Zie blz 36, Egbert Talens: Een bijzondere relatie.
[5] Zie blz 36, Egbert Talens: Een bijzondere relatie.
[6] Zie ook: http://www.geocities.com/CapitolHill/Senate/7854/transfer03.html
noot: Rabbi Chaim Simons, A historical survey of proposals to transfer Arabs from Palestine, 1895-1947.
http://www.geocities.com/chaimsimons/transfer.html
Ook wordt op deze website het complete werk van Theodor Herzl, der Judenstaat, aangetroffen
(7) Zie o.a. L. Catherine, blz 30, 31 en 32
[8] Ahad Ha´am
Lucas Catherine, blz 32
(9) http://www.yale.edu/lawweb/avalon/mideast/sykes.htm
(10) http://nl.wikipedia.org/wiki/Balfour-verklaring
(11) E Talens, blz 55 t-m blz 66
(12) http://nl.wikipedia.org/wiki/Balfour-verklaring
(13) E. Talens, blz 68
(14) Tav VN-resolutie 181, en de vanaf zionistische zijde aangevoerde legitimatie, de staat Israël uit te roepen. Van belang is, dat men zich realiseert dat Resolutie 181 geen beslissing was, maar een aanbeveling van de VN-Veiligheidsraad.
Weliswaar was dd december 1947 door de Algemene Vergadering van de VN het Verdeelplan voor Palestina aangenome (VN-resolutie 181), maar er was nog geen sprake van erkenning van een staatsgebied voor de “Joodse staat”, aangezien VN-besprekingen over de “bevoogding” van Palestina, de exacte vorm, die het uit een “Joodse” en Arabische staat bestaande gebied moest krijgen, nog gaande waren.
(15) A. Essed, Rampspoed over Palestina
https://www.uitpers.be/artikel_view.php?id=1702
(16) http://www.deiryassin.org/mas.html
(17) Op 13 april 1948, 4 dagen na de massaslachting te Deir Yassin, werd een konvooi van 10 voertuigen, met voornamelijk Joodse artsen, verpleegsters en leraren op weg naar het Haddasah ziekenhuis, aangevallen door Arabische strijders, met als triest resultaat de dood van 77 mensen.