Dat is althans wat Via Campesina meent, een wereldwijde organisatie van plattelands-vrouwen en –mannen, kleine boeren, landarbeiders, inheemsen. “Hetzelfde kapitalistisch economisch model dat de klimaatchaos en een diepe sociale en ecologische crisis veroorzaakte wordt nu gevraagd om aan een groene economische ontwikkeling te bouwen.”
Twintig jaar na de grote Top van de Aarde in Rio 1992 is het leven van de meerderheid van de bewoners van deze planeet er moeilijker op geworden. Het aantal mensen dat in honger leeft is opgelopen tot bijna een miljard, dat is één op de zeven, met vrouwen en kleine boeren op de eerste rij. Intussen gaat het milieu serieus achteruit, wordt de biodiversiteit kapot gemaakt, geraken watervoorraden steeds maar schaarser en meer vervuild, en kennen we een algemene klimaatcrisis. Deze situatie zet onze toekomst op het spel, terwijl armoede en ongelijkheid toenemen.
De idee ‘duurzame ontwikkeling’ die in 1992 naar voor werd geschoven bracht ontwikkeling en milieu in verband met elkaar, maar de problemen werden hierdoor niet opgelost omdat het kapitalistisch systeem zijn race naar winst op de rug van de mensen en natuurlijke rijkdommen niet is gestopt. Het wereldvoedselsysteem is steeds verder in de greep geraakt van gigantische ondernemingen op zoek naar winst in plaats van het voeden van de mensen. De Biodiversiteitsconventie creëerde winstdelingsmechanismes maar uiteindelijk dienen deze om de kapitalisatie van genetische rijkdom in de private sector te verzekeren. De VN Conventie over Klimaatverandering deed veel te weinig om de landen en ondernemingen te dwingen om hun pollutie te verminderen, en vond integendeel nieuwe winstgevende en speculatieve ‘producten’ uit met de mechanismes voor koolstofhandel waarbij de vervuiler verder vervuilt en daar rijker van wordt.
Het algemene officiële kader van duurzame ontwikkeling blijft de familiale landbouw als achterlijk beschouwen en legt de verantwoordelijkheid bij deze sector voor de achteruitgang van de natuurlijke hulpbronnen en het milieu. Men blijft aan een ontwikkelingsvisie vasthouden die niets anders is dan de ontwikkeling van het kapitalisme via een “groene” industrialisering.
De vergroening van de economie die nu in de aanloop van de Rio+20 Conferentie wordt bepleit is gebaseerd op dezelfde logica en dezelfde mechanismen die de planeet vernielen en de mensen in armoede en honger houden. Zo wil men bepaalde aspecten van de mislukte “groene revolutie” incorporeren in het beleid om de industriële sectoren van dienst te zijn: eenvormigheid van zaden, patentering door ondernemingen van zaden, genetisch manipulering van zaden, enz..
De kapitalistische economie die steunt op de overexploitatie van mens en natuur kan nooit ‘groen’ worden. Het is een economisch systeem dat streeft naar onbegrensde groei op een planeet die nu al zijn limieten heeft bereikt en dat alleen maar koopwaar ziet in de overgebleven natuurlijke rijkdommen die tot nog toe geen prijs hadden of onder publieke controle stonden. In deze tijden van financiële crisis zoekt het wereldkapitalisme nieuwe vormen van accumulatie. Dergelijke crisisperiodes bieden het kapitalisme de beste kansen om te accumuleren. Vandaag heeft het kapitaal het gemunt op gronden en op de gemeenschappelijke goederen. Men eigent zich onze bossen toe, onze rivieren, ons land.
Sedert de voorbereidende vergaderingen voor de Rio+20 top wordt landbouw als een van de oorzaken van klimaatverandering beschouwd. Er wordt echter helemaal geen onderscheid gemaakt tijdens de officiële onderhandelingen tussen industriële en familiale landbouw, en geen expliciet onderscheid wat betreft hun effecten op armoede, klimaat en andere sociale problemen waar we mee geconfronteerd worden.
De “groene economie” wordt verkocht als een manier om duurzame ontwikkeling te realiseren in die landen die met onevenredige niveaus blijven zitten van armoede, honger en miserie. Wat men ons in werkelijkheid voorschotelt is een nieuwe fase met wat wij de “groene structurele aanpassingsprogramma’s” noemen, die de nationale markten en marktregels willen herordenen in functie van het aanstormende “groene kapitalisme”.
Investeringskapitaal is op zoek naar nieuwe markten via de groene economie. De natuurlijke rijkdommen van de wereld worden basisinput en koopwaar voor industriële productie, zoals bijvoorbeeld de koolstofopnaamepunten (carbon sinks) (1). Ze dienen ook als basis voor speculatie. Dit zien we bijvoorbeeld via de groeiende landroof (landgrab) voor export van landbouwproducten of voor agrobrandstoffen. Nieuwe voorstellen als “klimaat-slimme” landbouw zoeken een betere duurzaamheidsintensificatie van de landbouw, maar hebben eigenlijk als doel op de agro-business verder de aarde te laten overexploiteren terwijl er een groen etiket wordt opgeplakt. Boeren worden er alleen maar afhankelijker door van dure zaden en andere hulpmiddelen. Er komt een nieuwe generatie van vervuilingslicenties voor de industriële sector, voornamelijk in de ontwikkelde landen, vergelijkbaar met REDD++ programma’s (Reducing Emissions from Deforestation and Forest Degradation) (2) en andere configuraties van milieudiensten.
De groene economie wil de ecologische en biologische systemen van onze planeet ten dienste houden van het kapitalisme via een intens gebruik van verschillende vormen van biotechnologie, synthetische technologie en geo-engineering. Genetisch gemanipuleerde organismes en biotechnologie zijn sleutelelementen van de industriële landbouw zoals ze gepromoot wordt in het kader van de groene economie. Deze promotie van de groene economie gaat ook gepaard met een oproep voor het volop implementeren van de WTO Doha Round, voor het elimineren van alle handelsbarrières voor nieuwe “groene oplossingen”. Men blijft de financiële instellingen als Wereldbank en projecten zoals van het US-AID-programma spijzen. De internationale instellingen die het wereldwijde kapitalisme gestalte geven blijven een legitimatie krijgen in dit groene concept.